ECLI:NL:GHARL:2018:5816

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 juni 2018
Publicatiedatum
25 juni 2018
Zaaknummer
21-002065-16
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijke geweldpleging en bedreiging met dood

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte is veroordeeld voor openlijke geweldpleging in vereniging en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De feiten vonden plaats in Tiel, waarbij de verdachte samen met medeverdachten betrokken was bij meerdere geweldsincidenten tegen een slachtoffer en diens familielid. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie gevallen van openlijk in vereniging gepleegd geweld en een bedreiging. Het hof heeft de eerdere straf van de rechtbank, die een gevangenisstraf van 30 maanden oplegde, herzien en een gevangenisstraf van 24 maanden opgelegd, waarvan 10 maanden voorwaardelijk. Dit was mede te wijten aan de overschrijding van de redelijke termijn in de behandeling van het hoger beroep. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn ook behandeld, waarbij schadevergoeding is toegewezen voor de geleden schade door de geweldsdelicten. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de gevolgen voor de slachtoffers, evenals de noodzaak van een passende straf.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002065-16
Uitspraak d.d.: 26 juni 2018
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 5 april 2016 met parketnummer 05-720149-15 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1995] ,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 30 mei 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. J. Velthoven, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Verdachte is bij vonnis waarvan beroep vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde. Hoger beroep tegen deze vrijspraak staat voor verdachte niet open. Het hof zal verdachte daarom in zoverre niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep verklaren.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte voor de onder 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk. Voorts heeft de rechtbank beslist op de vorderingen van de benadeelde partijen.
Het hof komt tot een andere strafoplegging en tot andere beslissingen op de vorderingen van de benadeelde partijen. Daarom zal het hof het vonnis waarvan beroep - voor zover aan zijn oordeel onderworpen - vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - voor zover in hoger beroep aan de orde - tenlastegelegd dat:
2.
hij op of omstreeks 12 mei 2015 te Tiel, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, te weten een parkeerplaats aan de [locatie] , in elk geval op of aan een openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde] , welk geweld bestond uit het (meermalen) met de vuisten en met veel kracht slaan tegen het hoofd en/of schoppen tegen het lichaam van en/of het uit een auto trekken van die [benadeelde] , welk door hem gepleegd geweld enig lichamelijk letsel, waaronder een verwonding bij een oog, bij die [benadeelde] ten gevolge heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 14 mei 2015 te Tiel, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, te weten aan/bij de [locatie] , in elk geval op of aan een openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde] , welk geweld bestond uit het op de grond werken van die [benadeelde] en/of het (meermalen) slaan, waaronder (in elk geval) met een volle vuistslag, tegen het hoofd en/of lichaam van die [benadeelde] en/of het (meermalen) schoppen tegen het lichaam van die [benadeelde] , welk door hem gepleegd geweld enig lichamelijk letsel, waaronder blauwe plekken en verwondingen aan het linkeroog bij die [benadeelde] ten gevolge heeft gehad;
4.
hij op of omstreeks 20 juni 2015 te Tiel, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, te weten de [locatie] , openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 2] en/of [benadeelde] , welk geweld bestond uit het (meermalen) met een wapen bestaande uit een ketting/staaf of anderszins gelijksoortig materiaal met daaraan bevestigd een harde bal op het hoofd en/of lichaam slaan van die [benadeelde 2] en/of [benadeelde] en/of het op harde wijze (met (gebalde) vuisten) slaan en/of schoppen tegen die [benadeelde 2] en/of [benadeelde] , welk door hem gepleegd geweld enig lichamelijk letsel, onder meer een hoofdwond en/of kneuzingen en/of een hersenschudding en/of letsel aan het gelaat van die [benadeelde 2] en/of [benadeelde] ten gevolge heeft gehad;
5.
hij op of omstreeks 20 juni 2015 te Tiel [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde] -via diens moeder- dreigend de woorden toegevoegd: "Ik maak uw zoon dood, ik schiet hem kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

Ter terechtzitting heeft verdachte betrokkenheid bij de tenlastegelegde feiten ontkend. Verder heeft hij zich beroepen op het zwijgrecht. De raadsman heeft (primair) bepleit verdachte integraal vrij te spreken.
Het hof overweegt als volgt ten aanzien van de feiten die in hoger beroep nog aan de orde zijn in de strafzaak tegen verdachte.
Het hof is van oordeel dat het door en namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende. [1]
Verdachte wordt verweten dat hij zich, al dan niet samen met zijn medeverdachten, schuldig heeft gemaakt aan een reeks van vier misdrijven. Van deze reeks misdrijven is aangifte gedaan door [benadeelde] en zijn vader [benadeelde 2] en zijn zus [aangeefster] . Het hof is van oordeel dat de verklaringen van de aangevers elkaar over en weer ondersteunen en daarnaast ook voldoende steun vinden in bewijsmateriaal uit andere bronnen om buiten redelijke twijfel vast te kunnen stellen dat verdachte de aan hem tenlastelegelegde feiten heeft begaan. Daarbij is mede in aanmerking genomen dat de feiten niet op zichzelf staan. Er was al langer sprake was van een conflict tussen verdachte en [benadeelde] . [benadeelde] is telkens het slachtoffer van de feiten geweest. Het andere slachtoffer van één van de feiten is een familielid van hem. De feiten zijn in een korte periode begaan door verdachte en/of bekenden van hem. Gelet op de overeenkomsten tussen de feiten en de genoemde overige omstandigheden is het hof van oordeel dat een en ander in onderling verband en samenhang moeten worden bezien.
feit 2: openlijke geweldpleging tegen [benadeelde] op 12 mei 2015
De aangifte van [benadeelde] houdt in dat hij op 12 mei 2015 omstreeks 22:15 uur met een zwarte Renault Clio naar een parkeerplaats aan de [locatie] in Tiel reed om [getuige 1] op te halen. Kort voordat [benadeelde] naar die parkeerplaats reed, had hij [getuige 1] aan de telefoon. Toen zei [getuige 1] tegen hem dat hij naar de parkeerplaats zou komen. [benadeelde] parkeerde zijn auto op de parkeerplaats en haalde de centrale deurvergrendeling eraf omdat [getuige 1] naast zijn auto stond. Op dat moment zag hij alleen [getuige 1] staan. Nadat hij de centrale deurvergrendeling eraf had gehaald werden ineens beide portieren van zijn auto opengetrokken. Toen de portiers openstonden werd [benadeelde] van beide kanten belaagd. Hij werd meerdere malen tegen zijn hoofd geslagen door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] (het hof begrijpt: [medeverdachte 2] ). Zij sloegen beiden met de vuisten tegen zijn gezicht. Hij werd ook getrapt door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . [benadeelde] zag dat [verdachte] hem ook begon te slaan. Tijdens het krijgen van de klappen kon [benadeelde] zijn autogordel afdoen en vervolgens rende hij de auto uit. [medeverdachte 1] en [verdachte] renden een stukje achter hem aan. Zij kregen hem niet te pakken. Toen [benadeelde] terugkwam bij zijn auto waren [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] inmiddels weg. [benadeelde] zag [getuige 1] , die was gevlucht, ook niet meer. [benadeelde] reed naar de woning van [getuige 1] . Hij zag dat [getuige 2] daar stond. [getuige 1] zat in de auto van [getuige 2] of stapte net in die auto. [benadeelde] reed even later samen met [getuige 1] naar zijn woning, waar zij de politie belden. [2]
De telefonische melding van [benadeelde] kwam op 12 mei 2015 kwam omstreeks 22:40 uur binnen bij de politie. De melding houdt onder meer in dat [benadeelde] was mishandeld door [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] (het hof begrijpt: [medeverdachte 2] ). Uit RDW-gegevens komt naar voren dat [verdachte] de houder was van het kenteken [kenteken] van een zwarte Ford Ka. [3]
[getuige 1] heeft verklaard dat hij op 12 mei 2015 werd aangesproken door [verdachte] . [verdachte] tegen hem zei dat hij moest instappen in een Zwarte Ford Ka. Die auto werd op dat moment bestuurd door [medeverdachte 1] . [getuige 1] stapte achterin de auto en reed samen met [verdachte] en [medeverdachte 1] rond in Tiel. [getuige 1] zag dat [verdachte] op een parkeerterrein contact had met [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] stapte ook in de auto en ging naast [getuige 1] op de achterbank zitten. [getuige 1] heeft verklaard dat er steeds tegen hem werd gezegd: "nu ga jij er voor zorgen dat wij [benadeelde] te pakken krijgen". [getuige 1] moest [benadeelde] bellen en met hem afspreken op een parkeerplaats aan de [locatie] in Tiel. [getuige 1] had rond 22:00 uur telefonisch contact met [benadeelde] en hij zei toen tegen hem dat hij op de parkeerplaats zou wachten. [benadeelde] kwam omstreeks 22:20 uur in een zwarte Renault Clio de parkeerplaats oprijden. Toen [getuige 1] naar de auto liep, slopen [verdachte] en [medeverdachte 2] achter hem aan. Nadat beide portieren waren opengetrokken zag [getuige 1] dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] de auto indoken en dat zij [benadeelde] alle drie begonnen te slaan. [4]
De getuige [getuige 2] heeft tijdens zijn verhoor over gebeurtenissen op 12 mei 2015 verklaard dat hij rond 22:30-23:00 uur werd gebeld door [getuige 1] die hem vertelde dat hij was vastgehouden door personen die [benadeelde] zochten. Daarna kwam [getuige 1] naar [getuige 2] toe en vertelde hij hem alles. [getuige 2] kent de door [getuige 1] bedoelde personen. Kort voor zijn getuigenverhoor zag [getuige 2] [verdachte] bij de balie van het politiebureau staan. Volgens [getuige 2] is [verdachte] de hoofdpersoon. [5]
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij [verdachte] en [medeverdachte 1] allebei kent. Hij heeft [verdachte] soms zien rijden in een Ford Ka. Hij is ook wel eens met hem meegereden in deze auto. [6] Bij het digitale onderzoek aan de mobiele telefoon van [medeverdachte 2] werd in de telefoonlijst het telefoonnummer [telefoonnummer] met daarbij de naam " [alias] " aangetroffen. In een melding over [medeverdachte 1] werd door een familielid van hem doorgegeven dat hij gebruik maak van het telefoonnummer [telefoonnummer] . [7]
Het hof stelt op grond van het bovenstaande vast dat [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] elkaar kennen. Op 12 mei 2015 reden zij alle drie samen met [getuige 1] in de zwarte Ford Ka naar het parkeerterrein. De verklaring van [getuige 1] over de gebeurtenissen op het parkeerterrein komt op belangrijke punten overeen met de verklaring van [benadeelde] . Het is niet aannemelijk geworden dat zij hun verklaringen op elkaar hebben afgestemd om verdachte en zijn medeverdachten ten onrechte te beschuldigen. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat de telefonische melding kort na de gebeurtenissen binnenkwam bij de politie en dat de inhoud van die melding in essentie overeenkomt met de inhoud van de later afgelegde verklaringen. Het hof acht dan ook bewezen dat verdachte feit 2 samen met zijn medeverdachten heeft begaan.
feit 3: openlijke geweldpleging tegen [benadeelde] op 14 mei 2015
Ut de aangifte van [benadeelde] volgt dat hij enkele dagen na het incident op 12 mei 2015 opnieuw werd geschopt en geslagen door [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . [benadeelde] reed op 14 mei 2015 omstreeks 16:30 uur met de fiets over het fietspad achter sporthal [naam sporthal] aan de [locatie] te Tiel. Toen hij ter hoogte van de school naast de sporthal fietste zag hij [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de bosjes zitten. Hij schrok en fietste hard weg in de richting van de parkeerplaats van de sporthal. Toen hij de parkeerplaats op wilde fietsen zag hij [verdachte] aan komen rennen. Nadat [benadeelde] van zijn fiets stapte, pakte [verdachte] hem direct vast. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] pakten hem vervolgens van achteren vast, waarop hij werd gevloerd. Terwijl [benadeelde] op de grond lag werd hij meerdere malen tegen zijn hele lichaam geschopt en geslagen door de drie personen. Hij kon zien dat hij een vuistslag van [verdachte] op zijn linker wenkbrauw kreeg. Hierdoor werd zijn linkeroog dik en sprong een ader in dat oog. Hij had daarnaast blauwe plekken over zijn hele lichaam. Nadat [benadeelde] een aantal keren hard om hulp had geroepen zag hij dat de drie jongens ophielden met slaan en schoppen. Volgens [benadeelde] hadden mensen, die op het parkeerterrein aanwezig waren, de politie al gebeld. [8]
Bij de meldkamer van de politie kwamen die dag twee 112-meldingen binnen over gebeurtenissen bij de sporthal aan de [locatie] in Tiel. De eerste melder zag iemand in het gras liggen die op de grond werd gehouden door een paar mensen. Deze melder hoorde iemand schreeuwen: "bel de politie" en hij zag even later drie mannen voorbij rennen. De tweede melder zag dat een jongen in elkaar werd geslagen en getrapt door een groep die bestond uit drie of vier buitenlandse jongens. [9]
Eén van twee melders, [getuige 3] , is enkele maanden later telefonisch gehoord. Uit dit verhoor is gebleken dat [getuige 3] rond het tijdstip van de melding hoorde dat iemand om hulp riep. Hij keek in de richting waar het roepen vandaan kwam. Hij zag in het hoge gras, tussen de [naam school] en de sporthal [naam sporthal] , drie mannen die ergens boven en voorover gebogen stonden. Hij zag ook dat deze mannen slaande bewegingen maakten. Hierna zag hij dat deze drie mannen in zijn richting kwamen rennen. De mannen renden hem vervolgens voorbij. [getuige 3] denkt dat de mannen van Marokkaanse afkomst waren. Zij hadden in ieder geval een getinte huidskleur. [getuige 3] liep vervolgens naar het slachtoffer. Hij hoorde het slachtoffer zeggen dat de mannen hem al eens eerder hadden bedreigd. Hij hoorde het slachtoffer ook namen noemen. Ten tijde van het telefonische verhoor van [getuige 3] op 26 juni 2015 wist hij niet meer welke namen het slachtoffer had genoemd. [10]
Het hof is van oordeel dat verklaring van aangever [benadeelde] over feit 3 niet op zichzelf staat maar voldoende steun vindt in bewijsmateriaal uit een andere bron. De aangifte van [benadeelde] wordt wat betreft de kern van het verwijt - het openlijk en in vereniging geweld plegen tegen een persoon - op essentiële punten bevestigd door de inhoud van de 112-meldingen en de verklaring van melder [getuige 3] . De informatie over de geweldplegers in de meldingen sluit ook aan bij de verklaring van aangever over de verdachten van de openlijke geweldpleging. Daarbij komt dat de aangifte van openlijke geweldpleging op 14 mei 2015 niet op zichzelf staat maar in onderling verband en samenhang moet worden bezien met de bewijsmiddelen voor de openlijke geweldpleging op 12 mei 2015 en de andere incidenten waarbij verdachte en één of meer van zijn medeverdachten eveneens waren betrokken. Het hof komt mede daarom tot een bewezenverklaring van feit 3.
feit 4: openlijke geweldpleging tegen [benadeelde] en [benadeelde 2] op 20 juni 2015
Op 20 juni 2015 omstreeks 16:30 uur ontving de politie een melding over een vechtpartij die had plaatsgevonden aan de [locatie] te Tiel. Ter plaatse hebben politieambtenaren twee gewonde personen aangetroffen, te weten [benadeelde] en zijn vader [benadeelde 2] . Tijdens het eerste contact met één van politieambtenaren heeft [benadeelde] meteen verteld wat er was gebeurd. Vervolgens werden [benadeelde] en zijn vader allebei met een ambulance naar het ziekenhuis gebracht. [11]
In het ziekenhuis bleek [benadeelde] een V-vormige wond op zijn achterhoofd te hebben. Die wond moest worden gehecht. [12] Bij het onderzoek van [benadeelde 2] werd uitwendig letsel waargenomen, te weten: bloeduitstortingen en schaafwonden op het voorhoofd (rechts), een zwelling (kneuzing) achter het rechter oor, een zwelling en een klein wondje aan de binnenzijde van de onderlip, een grote (circa 10 bij 15 centimeter) bloeduitstorting op de rug, wondjes en bloeduitstortingen op de onderkant en aan de binnenzijde van beide onderarmen en een schaafwond aan de rechter knie. [13]
Uit de aangifte van [benadeelde] komt naar voren dat hij in de middag van 20 juni 2015 op verschillende tijdstippen zag dat [verdachte] telkens de bestuurder van een zwarte Volkswagen Golf 5 was. [verdachte] reed samen met [medeverdachte 2] (het hof begrijpt: [medeverdachte 2] ) in deze auto. [benadeelde] en zijn vader stapten tegen het einde van de middag in de auto die geparkeerd stond voor hun woning aan de [locatie] te Tiel. Op dat moment hoorde en zag [benadeelde] twee auto's rijden. De eerder genoemde Volkswagen Golf reed voorop. Daarachter reed een grijze Ford Focus. Deze auto's werden midden op de [locatie] stilgezet. [benadeelde] zag dat [broer verdachte] - de broer van [verdachte] - en [medeverdachte 1] uit de Ford Focus stapten. [benadeelde] en zijn vader stapten vervolgens ook uit hun auto. [benadeelde] zag dat [verdachte] en [medeverdachte 2] inmiddels ook uit de Volkswagen Golf waren gestapt. [benadeelde] zag dat [broer verdachte] een touw of ketting met daaraan een ijzeren bal in zijn handen had. [broer verdachte] slingerde met die bal. [benadeelde] voelde die bal op zijn achterhoofd terecht komen. Hij voelde pijn en hij zakte naar de grond. [benadeelde] was even bewusteloos. Toen hij weer bij kwam zag hij zijn vader met het gezicht op de grond liggen. [benadeelde] zag dat zijn vader bewusteloos was. [14]
De aangifte van [benadeelde 2] - de vader van [benadeelde] - houdt in dat een man op hem kwam aflopen met een ijzeren bal aan een ketting. Aangever zag en voelde dat deze man hem opzettelijk een meerdere malen met deze bal sloeg. Hij werd heel hard geraakt op zijn rug, gezicht en armen. Als laatste werd hij geraakt op zijn hoofd. Toen raakte hij bewusteloos. [benadeelde] had hem eerder verteld over bedreigingen door [verdachte] . [verdachte] was er nu ook bij. Aangever heeft verklaard dat [verdachte] hem en zijn zoon [benadeelde] meerdere malen heeft geslagen en geschopt. [15]
Uit de aanvullende verklaring van deze aangever komt naar voren dat [verdachte] samen met twee andere mannen in de zwarte Golf zat. Aangever kent [verdachte] van gezicht. Hij had eerder met [verdachte] gepraat toen zijn zoon [benadeelde] ruzie met hem had. [verdachte] en de twee jongens, die bij hem in de auto zaten, waren allemaal getinte jongens van rond de 20 jaar oud.
Aangever heeft verder verklaard dat de man die hem had geslagen met de bal aan een ketting, uit een grijze auto kwam. Hij werd eerst met de bal geslagen. Daarna kwam hij op de grond te zitten en werd hij hard tegen zijn borst getrapt door een langere jongen. Hij hoorde later van zijn zoon [benadeelde] dat die jongen [medeverdachte 1] heet. Aangever zag dat zijn zoon ook met de bal bovenop zijn hoofd werd geslagen. [16]
De getuige [getuige 4] zag dat twee mannen - dit bleken later een vader en zijn zoon te zijn - werden belaagd door vijf of zes andere mannen. Eén van deze mannen sloeg de oudere man op zijn hoofd en rug met een soort ijzeren staaf met daaraan een soort bal. De getuige zag dat de oudere man hierdoor op de grond viel en dat hij vervolgens werd geschopt door verschillende personen. Hierna zag de getuige dat de mannen in een grijze Ford Focus stappen. [17]
De getuige [getuige 5] zag een man, die later door een ambulance werd afgevoerd, op zijn knieën op straat zitten. Deze man werd in zijn gezicht geschopt door een jongeman. Hij zag ook dat een jongeman tegen een aan auto werd aangeslagen door andere jongemannen. Later hoorde de getuige dat deze jongeman de zoon was van de man die op de knieën zat. [18]
De getuige [getuige 6] zag dat een man, die gewond was aan zijn hoofd, tegen de linkerkant van zijn lichaam werd getrapt met een voet door een jongeman. De zoon van de man die op de grond zat, probeerde hem te verdedigen. De getuige zag dat de zoon ook een klap kreeg en dat hij eerder was geslagen met de vuisten door andere jongemannen. De vechtende jongemannen waren allemaal rond de 20 jaar. De getuige zag dat één van de jongemannen instapte in een zwarte Volkswagen Golf en hoorde dat hij riep: "instappen". Hierop stapten de andere jongemannen in twee auto's die vervolgens heel hard wegreden. [19]
Op 8 juli 2015 heeft [verdachte] verklaard dat [medeverdachte 2] (het hof begrijpt: [medeverdachte 2] ) en [verbalisant 1] ongeveer twee tot drie weken eerder bij hem in een zwarte Volkswagen Golf 5 zaten. Terwijl zij bij hem in de auto zaten, zag [verdachte] dat [benadeelde] en zijn vader ruzie hadden met een groep jongens. [verdachte] heeft verder verklaard dat hij toen uit zijn auto stapte. [20]
Het hof stelt op grond van het voorgaande vast dat verdachte gelijktijdig met anderen met twee auto's kwam aanrijden die stopten op een openbare weg waar de aangevers zich bevonden. Meerdere inzittenden stapten uit beide auto's en belaagden de aangevers. Uit de getuigenverklaring van [getuige 6] valt af te leiden dat verdachte - die volgens zijn eigen verklaring de bestuurder van de Volkswagen Golf was - behoorde tot de groep jongens die na de openlijke geweldpleging tegen de aangevers in de auto's stapten en vervolgens hard wegreden. Uit de aangifte van [benadeelde 2] volgt dat verdachte hem en zijn zoon [benadeelde] heeft geslagen en geschopt. Verdachte heeft daarnaast een voldoende significante bijdrage geleverd aan het door anderen gepleegde geweld. Hij heeft de groep getalsmatig versterkt zonder zich op enig moment van de gebeurtenissen te distantiëren. Naar het oordeel van het hof heeft verdachte derhalve openlijk in vereniging geweld gepleegd tegen beide aangevers.
feit 5: bedreiging van [benadeelde] op 20 juni 2015
Op 20 juni 2015 omstreeks 15:45 uur zag [benadeelde] een Volkswagen Golf met daarin [verdachte] en [medeverdachte 2] (het hof begrijpt: [medeverdachte 2] ) staan bij de woning van zijn familie aan de [locatie] te Tiel. [benadeelde] en zijn ouders liepen naar buiten. De moeder liep voorop in de richting van de auto. [verdachte] opende het autoraam en [benadeelde] hoorde hem tegen zijn moeder roepen: "ik maak uw zoon dood, ik schiet hem kapot". [21] Er werden woorden van gelijke dreigende aard of strekking gehoord door de vader van [benadeelde] [22] en zijn moeder, de getuige [getuige 7] . De getuige [getuige 7] zag dat [verdachte] daarbij met zijn hand en wijsvinger een schietgebaar maakte. [23]
Het hof stelt op grond van het bovenstaande vast dat [benadeelde] is bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door verdachte.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
2.
hij op
of omstreeks12 mei 2015 te Tiel, met
een ander ofanderen, op of aan de openbare weg, te weten een parkeerplaats aan de [locatie] ,
in elk geval op of aan een openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaatsopenlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde] , welk geweld bestond uit het
(meermalen
)met de vuisten en met veel kracht slaan tegen het hoofd en
/ofschoppen tegen het lichaam van
en/of het uit een auto trekken vandie [benadeelde]
, welk door hem gepleegd geweld enig lichamelijk letsel, waaronder een verwonding bij een oog, bij die [benadeelde] ten gevolge heeft gehad;3.
hij op
of omstreeks14 mei 2015 te Tiel, met
een ander ofanderen, op of aan de openbare weg, te weten aan/bij de [locatie] ,
in elk geval op of aan een openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde] , welk geweld bestond uit het op de grond werken van die [benadeelde] en
/ofhet
(meermalen
)slaan, waaronder (in elk geval) met een volle vuistslag, tegen het hoofd en/of lichaam van die [benadeelde] en
/ofhet
(meermalen
)schoppen tegen het lichaam van die [benadeelde] , welk door hem gepleegd geweld enig lichamelijk letsel, waaronder
blauwe plekken enverwondingen aan het linkeroog bij die [benadeelde] ten gevolge heeft gehad;
4.
hij op
of omstreeks20 juni 2015 te Tiel, met
een ander ofanderen, op of aan de openbare weg, te weten de [locatie] , openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 2] en
/of[benadeelde] , welk geweld bestond uit het (meermalen) met een wapen bestaande uit een ketting/staaf of anderszins gelijksoortig materiaal met daaraan bevestigd een harde bal op het hoofd en/of lichaam slaan van die [benadeelde 2] en/of [benadeelde] en
/ofhet op harde wijze (met (gebalde) vuisten) slaan en/of schoppen tegen die [benadeelde 2] en
/of[benadeelde]
, welk door hem gepleegd geweld enig lichamelijk letsel, onder meer een hoofdwond en/of kneuzingen en/of een hersenschudding en/of letsel aan het gelaat van die [benadeelde 2] en/of [benadeelde] ten gevolge heeft gehad;
5.
hij op
of omstreeks20 juni 2015 te Tiel [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde] -via diens moeder- dreigend de woorden toegevoegd: "Ik maak uw zoon dood, ik schiet hem kapot
", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door de schuldige gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, meermalen gepleegd.
Het onder 5 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De rechtbank heeft verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met algemene voorwaarden en een bijzondere voorwaarde, te weten een contactverbod met de slachtoffers.
De raadsman heeft (subsidiair) een strafmaatverweer gevoerd.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden.
Verdachte heeft samen met zijn mededaders meermalen openlijk geweld gepleegd tegen personen. Ook heeft hij zich schuldig gemaakt aan een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Deze feiten waren gericht tegen één en hetzelfde slachtoffer met wie verdachte een conflict had. Dit slachtoffer is gewond geraakt. De vader van dit slachtoffer heeft ook fors letsel opgelopen als gevolg van één van de openlijke geweldplegingen die verdachte samen met anderen heeft begaan.
Uit het reclasseringsrapport van 23 mei 2018 komt naar voren dat verdachte blijft volharden in zijn ontkenning. Het is niet mogelijk om een relatie te leggen tussen het delictgedrag en de leefgebieden. Er kan daarom ook geen inschatting gemaakt worden van het recidiverisico. De reclassering ziet geen indicaties voor reclasseringstoezicht, interventies of behandeling en adviseert de strafzaak onvoorwaardelijk af te doen.
Het hof is - met de rechtbank - van oordeel dat voor de bewezenverklaarde feiten alleen een forse vrijheidsstraf passend is. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan minder geweldsmisdrijven dan de medeverdachte [medeverdachte 1] . Behalve aan de onder 2, 3 en 4 bewezenverklaarde openlijke geweldplegingen heeft de medeverdachte zich ook nog schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling en vernielingen. Verdachte heeft daarentegen ook nog een bedreiging gepleegd. Het hof ziet geen aanleiding om verdachte te veroordelen tot een lichtere straf dan de straf die wordt opgelegd aan de medeverdachte. De medeverdachte is een beperkt intelligente jongeman die in hoge mate beïnvloedbaar is. Hij wordt omschreven als een meeloper. Bij verdachte is niet gebleken van (intellectuele) beperkingen. Hij wordt beschouwd als hoofdpersoon. Uit het onderzoek is gebleken dat verdachte en [benadeelde] een conflict hadden, zij het dat beide partijen een andere oorzaak aan dit conflict ten grondslag leggen. In het voordeel van verdachte weegt wel mee dat hij blijkens het uittreksel justitiële documentatie van 2 mei 2018 - in tegenstelling tot de medeverdachte - niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Het hof zal dan ook geen zwaardere straf opleggen aan verdachte dan aan de medeverdachte.
In strafmatigende zin weegt verder mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het ERVM is overschreden tijdens de behandeling van het hoger beroep. Gelet op deze termijnoverschrijding wordt een groot deel van de vrijheidsstraf in voorwaardelijke vorm opgelegd. Het hof acht oplegging van een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, passend en geboden.
Het hof zal - in afwijking van de vordering van de advocaat-generaal - geen bijzondere voorwaarde verbinden aan het voorwaardelijke strafdeel, omdat de noodzaak van een contactverbod met de slachtoffers onvoldoende is gebleken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. De vordering bedraagt € 3.800,93, bestaande uit een bedrag van € 2.500,- aan immateriële schade en een bedrag van € 1.300,93 aan materiële schade, te vermeerderen met wettelijke rente.
De gevorderde materiële schadevergoeding bestaat uit de volgende posten:
reiskosten € 33,55
lek gestoken banden en uitbalanceren banden € 130,00
verlies arbeidsvermogen € 516,75
kapotte kledingstukken € 259,97
medische uitgaven € 360,66.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 3.300,93, bestaande uit een bedrag van € 2.000 aan immateriële schade en een bedrag van € 1.300,93 aan materiële schade (reiskosten, verlies arbeidsvermogen, autobanden, kledingstukken), te vermeerderen met wettelijke rente.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2, 3 en 4 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot het hierna te noemen bedrag zal worden toegewezen. Met betrekking tot de begroting van die schade overweegt het hof als volgt.
De vordering van de benadeelde partij is ook ingediend in de strafzaken tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] . De bewezenverklaringen ten aanzien van verdachte en deze medeverdachten lopen uiteen. Het hof zal daarom de toewijsbare schadevergoeding zo nauwkeurig mogelijk uitsplitsen (en waar nodig schatten) per bewezenverklaard feit, opdat daarna kan worden vastgesteld voor welke schade verdachte, al dan niet hoofdelijk met één of meer (verschillende) medeverdachte(n), aansprakelijk is, op grond van het bepaalde in art. 6:166 van het Burgerlijk Wetboek.
Met betrekking tot de gevorderde schadevergoeding in verband met kapotte kleding is het naar het oordeel van het hof aannemelijk dat dergelijke schade bij de feiten 2, 3 en 4 is ontstaan. Daarnaast wordt ook kledingschade gevorderd in verband met een ten aanzien van (alleen) medeverdachte [medeverdachte 1] bewezenverklaard incident op 6 juli 2015. Het hof rekent daarom in redelijkheid (behoudens afrondingsverschillen) een kwart van de schade aan elk van de vier schadeveroorzakende gebeurtenissen toe.
Op dezelfde wijze rekent het hof de reiskosten naar de politie, die blijkens het dossier mede verband houden met twee ten aanzien van medeverdachte [medeverdachte 1] bewezen verklaarde feiten. Dat leidt ertoe dat aan elk feit één vijfde deel van de reiskosten toegerekend zal worden. Er is dan telkenmale één/vijfde deel van de reiskosten toe te rekenen aan de ten aanzien van verdachte bewezenverklaarde feiten 2 tot en met 4. De reiskosten die verband houden met bezoeken aan huisartsenpost/ziekenhuis en huisarts worden op dezelfde wijze voor een kwart toegerekend aan de feiten 2 tot en met 4 (verdachte) en één ten aanzien van medeverdachte [medeverdachte 1] bewezenverklaard feit.
In de vordering ter zake van de gemaakte reiskosten die verband houden met herstel van de kapotte banden en de kosten van vervanging/uitbalanceren van de banden zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien dit feit alleen medeverdachte [medeverdachte 1] betreft.
De schade met betrekking tot verlies van arbeidsvermogen is voldoende onderbouwd. Het is aannemelijk dat iemand met een 0-urencontract bij ziekte niet wordt doorbetaald. Op basis van de brief van de werkgever wordt de schade als volgt toegerekend: aan feit 3 voor een bedrag van € 117,00 (18 uren x uurloon € 6,50) en aan feit 4 € 156,00 (24 uren). Het meer gevorderde ziet op een alleen ten aanzien van medeverdachte [medeverdachte 1] bewezenverklaard feit en daarin zal de benadeelde partij in deze zaak dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.
De schade wegens medische uitgaven ziet blijkens de toelichting op feit 4. Het gaat om het restant aan eigen risico uit hoofde van de zorgverzekering over 2015 dat op 20 juni 2015 ten aanzien van de benadeelde partij resteerde en dat ten gevolge van het bewezenverklaarde onder 4 is opgesoupeerd. Naar het oordeel van het hof is dat met de overgelegde stukken voldoende onderbouwd, zeker in het licht van het feit van algemene bekendheid dat vervoer met de ambulance ten laste van het eigen risico komt en de kosten daarvan het totale eigen risicobedrag (ver) overstijgen.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schadevergoeding, die het hof toewijsbaar acht op grond van art. 6:106, eerste lid aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek, gelet op het aan de benadeelde partij toegebrachte lichamelijk letsel, acht het hof toekenning van een bedrag van steeds € 500,00 in verband met de feiten 2 en 3 en een bedrag van € 750,00 in verband met feit 4 billijk, gelet op de aard en de ernst van die feiten, de gevolgen die zij hebben gehad voor de benadeelde partij en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen aan immateriële schadevergoeding plegen toe te kennen.
In het meer gevorderde aan immateriële schadevergoeding zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard, deels omdat het ziet op een feit dat niet ten aanzien van verdachte bewezen is verklaard en deels omdat bij de huidige informatie naar het oordeel van het hof geen aanspraak op méér smartengeld bestaat.
Schade feit 2:
Reiskosten € 6,67
Kapotte kledingstukken € 64,99
Immateriële schadevergoeding € 500,00
Totaal € 571,66.
Schade feit 3:
Reiskosten € 6,67
Kapotte kledingstukken € 64,99
Verlies van arbeidsvermogen € 117,00
Immateriële schadevergoeding € 500,00
Totaal € 688,66.
Schade feit 4:
Reiskosten € 6,67
Kapotte kledingstukken € 64,99
Verlies van arbeidsvermogen € 156,00
Medische uitgaven € 360,66
Immateriële schadevergoeding € 750,00
Totaal € 1.338,32.
Op grond van het voorgaande zal ten aanzien van verdachte de vordering worden toegewezen tot een bedrag van in totaal € 2.598,64, als schade die de benadeelde partij ten gevolge van de feiten 2 tot en met 4 heeft geleden.
Wettelijke rente
Nu de toe te wijzen schadevergoeding bestaat uit veel verschillende deelbedragen uit verschillende strafbare feiten met uiteenlopende data waarop de schadeposten rentedragend worden, niet alle gegevens beschikbaar zijn om de precies ingangsdata van de rente te bepalen en het ook daarbuiten niet doenlijk is deze in deze zaak uit te splitsen, bepaalt het hof de ingangsdatum voor de totale schade op een datum gelegen in (ongeveer) het midden van de periode (12 mei – 20 juni 2015) waarin alle schade is veroorzaakt, te weten 31 mei 2015.
Hoofdelijkheid
Tot vergoeding van de schade ten gevolge van de feiten 2 en 3 (in totaal € 1.260,32) zijn naast verdachte ook de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gehouden. Zij zijn derhalve met zijn drieën hoofdelijk aansprakelijk voor deze schade. Indien en voor zover één van hen (een deel van) deze schade betaalt, zullen ook de anderen daardoor zijn bevrijd van hun betalingsverplichting.
Daarnaast is verdachte met medeverdachte [medeverdachte 1] hoofdelijk aansprakelijk voor de schade ten gevolge van feit 4 ter hoogte van € 1.338,32. Ook hiervoor geldt dat betaling door de één ook de ander zal bevrijden.
Om te bevorderen dat de schade inclusief de wettelijke rente door verdachte wordt vergoed, zal het hof – eveneens hoofdelijk, zoals hierboven uiteengezet – de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. De vordering bedraagt € 4.532,-, bestaande uit een bedrag van € 3.500,- aan immateriële schade en een bedrag van € 1.032,- aan materiële schade, te vermeerderen met wettelijke rente.
De gevorderde materiële schadevergoeding bestaat uit de volgende posten:
reiskosten € 407,16
lek gestoken banden € 120,00
daggeld ziekenhuisopname € 280,00
eigen bijdragen zorgverzekering € 149,96
verlies aan arbeidsvermogen € 74,88.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.344,84, bestaande uit een bedrag van € 2.000 aan immateriële schade en een bedrag van € 344,84 aan materiële schade, te vermeerderen met wettelijke rente.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot het hierna te noemen bedrag zal worden toegewezen. Met betrekking tot de begroting van die schade overweegt het hof als volgt.
De vordering van de benadeelde partij is ook ingediend in de strafzaak tegen de medeverdachte [medeverdachte 1] . De bewezenverklaringen ten aanzien van verdachte en deze medeverdachte lopen uiteen. Het hof zal daarom de toewijsbare schadevergoeding zo nauwkeurig mogelijk uitsplitsen (en waar nodig schatten) per bewezenverklaard feit, opdat daarna kan worden vastgesteld voor welke schade verdachte jegens deze benadeelde partij, al dan niet hoofdelijk met genoemde medeverdachte, aansprakelijk is, op grond van het bepaalde in art. 6:166 van het Burgerlijk Wetboek.
Met betrekking tot de gevorderde schadevergoeding in verband met de gestelde complicaties ten gevolge van het hoofdletsel dat de benadeelde partij opliep door feit 4, is het hof met de rechtbank van oordeel dat het causaal verband tussen de gebeurtenissen op 20 juni 2015 en hetgeen in september 2015 bij de benadeelde partij is geconstateerd niet uit de overlegde stukken valt af te leiden. Het zou een onevenredige belasting van het strafproces opleveren als de benadeelde partij in de gelegenheid gesteld zou worden dat causale verband alsnog aan te tonen. Daarom zal het hof de benadeelde partij in alle schade die met de gestelde complicaties verband houdt niet-ontvankelijk verklaren. Het betreft een deel van de reiskosten, de daggeldvergoeding ziekenhuisopname, een deel van het verlies aan arbeidsvermogen en een deel van de immateriële schadevergoeding.
Het hof acht het aannemelijk dat de benadeelde partij de opgevoerde reiskosten naar de huisarts (€ 5,88) en de apotheek (€ 3,36) in verband met feit 4 heeft gemaakt. De reiskosten naar de politie (€ 6,70) rekent het hof voor steeds de helft toe aan feit 4 en één ten aanzien van alleen medeverdachte [medeverdachte 1] bewezenverklaard feit. De reiskosten komen, voor zover zij zien op lek gestoken banden (€ 2,52), evenmin voor rekening van deze verdachte. Hetzelfde geldt voor de kosten van herstel of vervanging van die banden. De benadeelde partij zal in het alleen aan medeverdachte [medeverdachte 1] toe te rekenen deel van de schade niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
De schade wegens medische uitgaven ad € 149,96 ziet blijkens de toelichting op feit 4. Het gaat om het restant aan eigen risico uit hoofde van de zorgverzekering over 2015 dat op 20 juni 2015 ten aanzien van de benadeelde partij resteerde en dat ten gevolge van het bewezenverklaarde onder 4 is opgesoupeerd. Naar het oordeel van het hof is dat met de overgelegde stukken voldoende onderbouwd, zeker in het licht van het feit van algemene bekendheid dat vervoer met de ambulance ten laste van het eigen risico komt en de kosten daarvan het totale eigen risicobedrag (ver) overstijgen.
De schade met betrekking tot verlies van arbeidsvermogen is voldoende onderbouwd, zij het dat op basis van de huidige informatie – zie hiervoor – niet kan worden vastgesteld dat de volledige schade het gevolg is van feit 4. Naar het oordeel van het hof is het redelijk de schade wegens het mislopen van de weekvergoeding van € 3,12 gedurende één kwartaal, te rekenen vanaf 20 juni 2015, te beschouwen als het gevolg van feit 4. Toewijsbaar is dan een bedrag van € 40,56.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schadevergoeding, die het hof toewijsbaar acht op grond van art. 6:106, eerste lid aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek, gelet op het aan de benadeelde partij toegebrachte lichamelijk letsel, acht het hof toekenning van een bedrag van € 750,00 in verband met feit 4 op basis van de thans beschikbare informatie billijk, gelet op de aard en de ernst van dat feit, de momenteel bekende gevolgen die dit feit hebben gehad voor de benadeelde partij en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen aan immateriële schadevergoeding plegen toe te kennen.
Schade feit 4:
Reiskosten € 12,59
Medische uitgaven € 149,96
Verlies van arbeidsvermogen € 40,56
Immateriële schadevergoeding € 750,00
Totaal € 953,11.
Op grond van het voorgaande zal ten aanzien van verdachte de vordering worden toegewezen tot een bedrag van in totaal € 953,11, als schade die de benadeelde partij ten gevolge van feit 4 heeft geleden.
Wettelijke rente
Nu de toe te wijzen schadevergoeding bestaat uit veel verschillende deelbedragen met uiteenlopende data waarop de schadeposten rentedragend worden, niet alle gegevens beschikbaar zijn om de precies ingangsdata van de rente te bepalen en het ook daarbuiten niet doenlijk is deze in deze zaak uit te splitsen, bepaalt het hof de ingangsdatum voor de totale schade op 20 juni 2015, zijnde de pleegdatum van het schadeveroorzakende feit.
Hoofdelijkheid
Tot vergoeding van de schade ten gevolge van feit 4 (in totaal € 953,11) is naast verdachte ook de medeverdachte [medeverdachte 1] gehouden. Zij zijn derhalve met zijn tweeën hoofdelijk aansprakelijk voor deze schade. Indien en voor zover één van hen (een deel van) deze schade betaalt, zal ook de ander daardoor zijn bevrijd van zijn betalingsverplichting.
Om te bevorderen dat de schade inclusief de wettelijke rente door verdachte wordt vergoed, zal het hof – eveneens hoofdelijk, zoals hierboven uiteengezet – de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 141 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
10 (tien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 2, 3 en 4 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 2.598,64 (tweeduizend vijfhonderdachtennegentig euro en vierenzestig cent) bestaande uit € 848,64 (achthonderdachtenveertig euro en vierenzestig cent) materiële schade en € 1.750,00 (duizend zevenhonderdvijftig euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het onder 2, 3 en 4 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 2.598,64 (tweeduizend vijfhonderdachtennegentig euro en vierenzestig cent) bestaande uit € 848,64 (achthonderdachtenveertig euro en vierenzestig cent) materiële schade en € 1.750,00 (duizend zevenhonderdvijftig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
35 (vijfendertig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 31 mei 2015.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het onder 4 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 953,11 (negenhonderddrieënvijftig euro en elf cent) bestaande uit € 203,11 (tweehonderddrie euro en elf cent) materiële schade en € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het onder 4 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 953,11 (negenhonderddrieënvijftig euro en elf cent) bestaande uit € 203,11 (tweehonderddrie euro en elf cent) materiële schade en € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
19 (negentien) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 20 juni 2015.
Aldus gewezen door
mr. M. Barels, voorzitter,
mr. R. Prakke-Nieuwenhuizen en mr. C.M.E. Lagarde, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R. Hermans, griffier,
en op 26 juni 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. C.M.E. Lagarde is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De hierna te melden bewijsmiddelen zijn gevoegd als bijlagen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, gesloten en ondertekend op 9 september 2015 door [verbalisant 4] , brigadier, werkzaam bij de Eenheid Oost-Nederland.
2.proces-verbaal van aangifte d.d. 18 mei 2015, p. 269-271, inhoudende de verklaring van [benadeelde] .
3.mutatierapport d.d. 13 mei 2015, p. 266-267.
4.proces-verbaal van aangifte d.d. 18 mei 2015, p. 275-277, inhoudende de verklaring van [getuige 1] .
5.proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 20 augustus 2015, p. 292-293, inhoudende de verklaring van [getuige 2] .
6.proces-verbaal van verdachte d.d. 15 juli 2015, p. 108-110, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 2] .
7.overzichtsproces-verbaal zaaksdossier 1, p. 204.
8.processen-verbaal van aangifte d.d. 14 mei 2015, p. 273-274, en d.d. 18 mei 2015, p. 271, inhoudende de verklaringen van [benadeelde] .
9.proces-verbaal van bevindingen, p. 299-301, inhoudende de uitwerking van 112-gespreken door verbalisant [verbalisant 2] .
10.proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 juni 2015, p. 297-298, inhoudende de verklaring van melder [getuige 3] .
11.processen-verbaal van bevindingen, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 1] , p. 337-338, en het relaas van verbalisant [verbalisant 3] , p. 339-340.
12.SEH-verslag betreffende [benadeelde] , p. 358.
13.rapportage van de medische informatie betreffende [benadeelde 2] , gevoegd als bijlage bij de brief van GGD Gelderland-Zuid, gedateerd 17 september 2015.
14.proces-verbaal van aangifte d.d. 22 juni 2015, p. 341-343, inhoudende de verklaring van [benadeelde] .
15.proces-verbaal van aangifte d.d. 22 juni 2015, p. 344-345, inhoudende de verklaring van [benadeelde 2] .
16.proces-verbaal verhoor aangever d.d. 26 juni 2015, p. 347-349, inhoudende de verklaring van [benadeelde 2] .
17.proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 20 juni 2015, p. 363-364, inhoudende de verklaring van [getuige 4] .
18.proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 17 juli 2015, p. 384-385, inhoudende de verklaring van [getuige 5] .
19.proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 22 juli 2015, p. 386-387, inhoudende de verklaring van [getuige 6] .
20.proces-verbaal van verdachte d.d. 8 juli 2015, p. 407-408, inhoudende de verklaring van [verdachte] .
21.proces-verbaal van aangifte d.d. 22 juni 2015, p. 341-343, inhoudende de verklaring van [benadeelde] .
22.proces-verbaal van aangifte d.d. 22 juni 2015, p. 344, inhoudende de verklaring van [benadeelde 2] .
23.proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 30 juni 2016, p. 365-366, inhoudende verklaring van [getuige 7] .