ECLI:NL:GHARL:2018:5815

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 juni 2018
Publicatiedatum
25 juni 2018
Zaaknummer
21-001979-16
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en strafoplegging in hoger beroep voor openlijke geweldpleging, vernieling en poging tot zware mishandeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte is beschuldigd van een reeks misdrijven, waaronder openlijke geweldpleging, vernieling en poging tot zware mishandeling, gepleegd tegen een slachtoffer en diens familieleden. De feiten vonden plaats tussen mei en juli 2015 in Tiel. De verdachte heeft samen met medeverdachten geweld gepleegd tegen het slachtoffer, dat herhaaldelijk werd aangevallen, en heeft ook schade toegebracht aan de voertuigen van het slachtoffer en zijn familie. Het hof heeft het beroep op noodweer van de verdachte verworpen en heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot jeugddetentie, maar het hof heeft besloten om het jeugdstrafrecht niet toe te passen en heeft een gevangenisstraf van 24 maanden opgelegd, waarvan 10 maanden voorwaardelijk. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schade.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001979-16
Uitspraak d.d.: 26 juni 2018
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 5 april 2016 met parketnummer 05-720143-15 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 05-863052-13, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 30 mei 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. C.C. Polat, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Verdachte is bij vonnis waarvan beroep vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde. Hoger beroep tegen deze vrijspraak staat voor verdachte niet open. Het hof zal verdachte daarom in zoverre niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep verklaren.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte voor de onder 2, 3, 4, 5 en 6 primair tenlastegelegde feiten veroordeeld - met toepassing van het jeugdstrafrecht - tot jeugddetentie voor de duur van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk. Voorts heeft de rechtbank beslist op de vorderingen van de benadeelde partijen en de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf.
Het hof komt tot een andere strafoplegging en tot andere beslissingen op de vorderingen van de benadeelde partijen en de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf. Daarom zal het hof het vonnis waarvan beroep - voor zover aan zijn oordeel onderworpen - vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na nadere omschrijving van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover ter terechtzitting in hoger beroep aan de orde - tenlastegelegd dat:
2.
hij op of omstreeks 12 mei 2015 te Tiel, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, een parkeerplaats aan de [locatie] , in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 1] , welk geweld bestond uit het (meermalen) slaan tegen het hoofd en/of schoppen tegen het lichaam van en/of het uit een auto trekken van die [benadeelde 1] , welk door hem gepleegd geweld enig lichamelijk letsel, waaronder een verwonding bij een oog, bij die [benadeelde 1] ten gevolge heeft gehad.
3.
hij op of omstreeks 14 mei 2015 te Tiel, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, te weten aan/bij de [locatie] , in elk geval op of aan een openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 1] , welk geweld bestond uit het op de grond werken van die [benadeelde 1] en/of het (meermalen) slaan, waaronder (in elk geval) met een volle vuistslag, tegen het hoofd en/of lichaam van die [benadeelde 1] en/of het (meermalen) schoppen tegen het lichaam van die [benadeelde 1] , welk door hem gepleegd geweld enig lichamelijk letsel, waaronder blauwe plekken en verwondingen aan het linkeroog bij die [benadeelde 1] ten gevolge heeft gehad;
4.
hij op of omstreeks 20 juni 2015 te Tiel, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, te weten de [locatie] , openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] , welk geweld bestond uit het (meermalen) met een slagwapen (bestaande uit een ketting/staaf of anderszins gelijksoortig materiaal met daaraan bevestigd een harde bal) op het hoofd en/of lichaam slaan van die [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] en/of het op harde wijze (met (gebalde) vuisten) slaan en/of schoppen tegen die [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] , welk door hem gepleegd geweld enig lichamelijk letsel, onder meer een hoofdwond en/of kneuzingen en/of een hersenschudding en/of letsel aan het gelaat van/bij die [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] ten gevolge heeft gehad.
5.
hij op of omstreeks 5 juli 2015 te Tiel, opzettelijk en wederrechtelijk een aan [benadeelde 1] geheel of ten dele toebehorende Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] en/of een aan [benadeelde 2] geheel of ten dele toebehorende Opel Zafira met kenteken [kenteken] en/of een aan [benadeelde 3] geheel of ten dele toebehorende Opel Corsa met kenteken [kenteken] , heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, immers heeft hij, verdachte, met een mes (meerdere) banden kapot gestoken en/of lek gestoken van voornoemde voertuigen;
6.
primair:
hij op of omstreeks 6 juli 2015 te Tiel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet als bestuurder van een personenauto met aanzienlijke snelheid op die [benadeelde 1] is ingereden, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 6 juli 2015 te Tiel, [benadeelde 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een personenauto met aanzienlijke snelheid ingereden op die [benadeelde 1] .
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

Ter terechtzitting heeft verdachte zich beroepen op het zwijgrecht ten aanzien van de meeste tenlastegelegde feiten. Verdachte heeft wel erkend dat hij bij het onder 6 tenlastegelegde feit de bestuurder van de personenauto is geweest.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof ten aanzien van de onder 2 tenlastegelegde openlijke geweldpleging en de onder 5 tenlastegelegde vernieling . Wel heeft de raadsman bepleit verdachte vrij te spreken van het toebrengen van het lichamelijk letsel dat [benadeelde 1] zou hebben bekomen als gevolg van het onder 2 tenlastegelegde feit. De raadsman heeft gepleit voor integrale vrijspraak van de onder 3 en 4 tenlastegelegde openlijke geweldplegingen.
Het hof overweegt als volgt ten aanzien van de feiten die in hoger beroep nog aan de orde zijn in de strafzaak tegen verdachte. [1]
Het hof is van oordeel dat het namens verdachte gevoerde verweer – voor zover dat strekt tot vrijspraak – wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Verdachte wordt verweten dat hij zich, al dan niet samen met zijn medeverdachten, schuldig heeft gemaakt aan een reeks van vijf misdrijven. Van deze misdrijven is aangifte gedaan door [benadeelde 1] , zijn vader [benadeelde 2] en/of zijn zus [benadeelde 3] . Het hof is van oordeel dat de verklaringen van de aangevers elkaar over en weer ondersteunen en daarnaast ook voldoende steun vinden in bewijsmateriaal uit andere bronnen om buiten redelijke twijfel vast te kunnen stellen dat verdachte de aan hem tenlastelegelegde feiten heeft begaan. Daarbij is mede in aanmerking genomen dat de feiten niet op zichzelf staan. [benadeelde 1] is telkens het mikpunt van de feiten geweest. De andere slachtoffers zijn familieleden van hem. Er was al langer sprake van een conflict tussen [medeverdachte 1] en [benadeelde 1] . De feiten zijn binnen een korte periode begaan door verdachte, [medeverdachte 1] en/of (andere) bekenden van laatstgenoemde. Gelet op de overeenkomsten tussen de feiten en de genoemde overige omstandigheden is het hof van oordeel dat een en ander in onderling verband en samenhang moeten worden bezien.
feit 2: openlijke geweldpleging tegen [benadeelde 1] op 12 mei 2015
De aangifte van [benadeelde 1] houdt in dat hij op 12 mei 2015 omstreeks 22:15 uur met een zwarte Renault Clio naar een parkeerplaats aan de [locatie] in Tiel reed om [getuige 4] op te halen. Kort voordat [voornaam benadeelde 1] naar die parkeerplaats reed, had hij [voornaam getuige 4] aan de telefoon. Toen zei [voornaam getuige 4] tegen hem dat hij naar de parkeerplaats zou komen. [voornaam benadeelde 1] parkeerde zijn auto op de parkeerplaats en haalde de centrale deurvergrendeling eraf omdat [voornaam getuige 4] naast zijn auto stond. Op dat moment zag hij alleen [voornaam getuige 4] staan. Nadat hij de centrale deurvergrendeling eraf had gehaald werden ineens beide portieren van zijn auto opengetrokken. Toen de portiers openstonden werd [voornaam benadeelde 1] van beide kanten belaagd. Hij werd meerdere malen tegen zijn hoofd geslagen door [verdachte] en [voornaam medeverdachte 2] (het hof begrijpt: [medeverdachte 2] ). Zij sloegen beiden met de vuisten tegen zijn gezicht. Hij werd ook getrapt door [voornaam verdachte] en [voornaam medeverdachte 2] . [voornaam benadeelde 1] zag dat [medeverdachte 1] hem ook begon te slaan. Tijdens het krijgen van de klappen kon [voornaam benadeelde 1] zijn autogordel afdoen en vervolgens rende hij de auto uit. [voornaam verdachte] en [voornaam medeverdachte 1] renden een stukje achter hem aan. Zij kregen hem niet te pakken. Toen [voornaam benadeelde 1] later terugkwam bij zijn auto waren [voornaam verdachte] , [voornaam medeverdachte 1] en [voornaam medeverdachte 2] inmiddels weg. [voornaam benadeelde 1] zag [getuige 4] , die was gevlucht, ook niet meer. [voornaam benadeelde 1] reed naar de woning van [voornaam getuige 4] . Hij zag [getuige 5] daar staan. [voornaam getuige 4] zat in de auto van [voornaam getuige 5] of stapte net in die auto. [voornaam benadeelde 1] reed even later samen met [voornaam getuige 4] naar zijn woning, waar zij de politie belden. [2]
De telefonische melding van [benadeelde 1] kwam op 12 mei 2015 kwam omstreeks 22:40 uur binnen bij de politie. De melding houdt onder meer in dat [voornaam benadeelde 1] was mishandeld door [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] (het hof begrijpt: [medeverdachte 2] ). Uit RDW-gegevens komt naar voren dat [medeverdachte 1] de houder was van het kenteken [kenteken] van een zwarte Ford Ka. [3]
[getuige 4] heeft verklaard dat hij op 12 mei 2015 werd aangesproken door [medeverdachte 1] . [voornaam medeverdachte 1] tegen hem zei dat hij moest instappen in een Zwarte Ford Ka. Die auto werd op dat moment bestuurd door [verdachte] . [getuige 4] stapte achterin de auto en reed samen met [medeverdachte 1] en [verdachte] rond in Tiel. [getuige 4] zag dat [medeverdachte 1] op een parkeerterrein contact had met [medeverdachte 2] . [voornaam medeverdachte 2] stapte ook in de auto en ging naast [getuige 4] op de achterbank zitten. [getuige 4] heeft verklaard dat er steeds tegen hem werd gezegd: "nu ga jij er voor zorgen dat wij [voornaam benadeelde 1] te pakken krijgen". [getuige 4] moest [voornaam benadeelde 1] bellen en met hem afspreken op een parkeerplaats aan de [locatie] in Tiel. [getuige 4] had rond 22:00 uur telefonisch contact met [voornaam benadeelde 1] en hij zei toen tegen hem dat hij op de parkeerplaats zou wachten. [voornaam benadeelde 1] kwam omstreeks 22:20 uur in een zwarte Renault Clio de parkeerplaats oprijden. Toen [getuige 4] naar de auto liep, slopen [voornaam medeverdachte 1] en [voornaam medeverdachte 2] achter hem aan. Nadat beide portieren waren opengetrokken zag [getuige 4] dat [voornaam verdachte] , [voornaam medeverdachte 2] en [voornaam medeverdachte 1] de auto indoken en dat zij [voornaam benadeelde 1] alle drie begonnen te slaan. [4]
De getuige [getuige 5] heeft tijdens zijn verhoor over gebeurtenissen op 12 mei 2015 verklaard dat hij rond 22:30-23:00 uur werd gebeld door [getuige 4] die hem vertelde dat hij was vastgehouden door personen die [voornaam benadeelde 1] zochten. Daarna kwam [getuige 4] naar [getuige 5] toe en vertelde hij hem alles. [getuige 5] kent de door [getuige 4] bedoelde personen. Kort voor zijn getuigenverhoor zag [getuige 5] [medeverdachte 1] bij de balie van het politiebureau staan. Volgens [getuige 5] is [voornaam medeverdachte 1] de hoofdpersoon. [5]
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij [medeverdachte 1] en [verdachte] allebei kent. Hij heeft [medeverdachte 1] soms zien rijden in een Ford Ka. Hij is ook wel eens met hem meegereden in deze auto. [6] Bij het digitale onderzoek aan de mobiele telefoon van [medeverdachte 2] werd in de telefoonlijst het telefoonnummer [nummer] met daarbij de naam " [naam] " aangetroffen. In een melding over [verdachte] werd door een familielid van hem doorgegeven dat hij gebruik maak van het telefoonnummer [nummer] . [7]
Het hof stelt op grond van het bovenstaande vast dat [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] elkaar kennen. Op 12 mei 2015 reden zij alle drie samen met [getuige 4] in de zwarte Ford Ka naar het parkeerterrein. De verklaring van [voornaam getuige 4] over de gebeurtenissen op het parkeerterrein komt op belangrijke punten overeen met de verklaring van [voornaam benadeelde 1] . Het is niet aannemelijk geworden dat zij hun verklaringen op elkaar hebben afgestemd om verdachte en zijn medeverdachten ten onrechte te beschuldigen. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat de telefonische melding kort na de gebeurtenissen binnenkwam bij de politie en dat de inhoud van die melding in essentie overeenkomt met de inhoud van de later afgelegde verklaringen. Het hof acht dan ook bewezen dat verdachte feit 2 samen met zijn medeverdachten heeft begaan.
feit 3: openlijke geweldpleging tegen [benadeelde 1] op 14 mei 2015
Ut de aangifte van [benadeelde 1] volgt dat hij enkele dagen na het incident op 12 mei 2015 opnieuw werd geschopt en geslagen door [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] . [voornaam benadeelde 1] reed op 14 mei 2015 omstreeks 16:30 uur met de fiets over het fietspad achter sporthal [naam] aan de [locatie] te Tiel. Toen hij ter hoogte van de school naast de sporthal fietste zag hij [verdachte] en [medeverdachte 2] in de bosjes zitten. Hij schrok en fietste hard weg in de richting van de parkeerplaats van de sporthal. Toen hij de parkeerplaats op wilde fietsen zag hij [medeverdachte 1] aan komen rennen. Nadat [voornaam benadeelde 1] van zijn fiets stapte, pakte [medeverdachte 1] hem direct vast. [voornaam verdachte] en [voornaam medeverdachte 2] pakten hem vervolgens van achteren vast, waarop hij werd gevloerd. Terwijl [voornaam benadeelde 1] op de grond lag werd hij meerdere malen tegen zijn hele lichaam geschopt en geslagen door de drie personen. Hij kon zien dat hij een vuistslag van [voornaam medeverdachte 1] op zijn linker wenkbrauw kreeg. Hierdoor werd zijn linkeroog dik en sprong een ader in dat oog. Hij had daarnaast blauwe plekken over zijn hele lichaam. Nadat [voornaam benadeelde 1] een aantal keren hard om hulp had geroepen zag hij dat de drie jongens ophielden met slaan en schoppen. Volgens [voornaam benadeelde 1] hadden mensen, die op het parkeerterrein aanwezig waren, de politie al gebeld. [8]
Bij de meldkamer van de politie kwamen die dag twee 112-meldingen binnen over gebeurtenissen bij de sporthal aan de [locatie] in [plaats] . De eerste melder zag iemand in het gras liggen die op de grond werd gehouden door een paar mensen. Deze melder hoorde iemand schreeuwen: "bel de politie" en hij zag even later drie mannen voorbij rennen. De tweede melder zag dat een jongen in elkaar werd geslagen en getrapt door een groep die bestond uit drie of vier buitenlandse jongens. [9]
Eén van twee melders, [melder] , is enkele maanden later telefonisch gehoord. Uit dit verhoor is gebleken dat [melder] rond het tijdstip van de melding hoorde dat iemand om hulp riep. Hij keek in de richting waar het roepen vandaan kwam. Hij zag in het hoge gras, tussen de [naam school] en de sporthal [naam] , drie mannen die ergens boven en voorover gebogen stonden. Hij zag ook dat deze mannen slaande bewegingen maakten. Hierna zag hij dat deze drie mannen in zijn richting kwamen rennen. De mannen renden hem vervolgens voorbij. [melder] denkt dat de mannen van Marokkaanse afkomst waren. Zij hadden in ieder geval een getinte huidskleur. [melder] liep vervolgens naar het slachtoffer. Hij hoorde het slachtoffer zeggen dat de mannen hem al eens eerder hadden bedreigd. Hij hoorde het slachtoffer ook namen noemen. Ten tijde van het telefonische verhoor van [melder] op 26 juni 2015 wist hij niet meer welke namen het slachtoffer had genoemd. [10]
Het hof is van oordeel dat verklaring van aangever [benadeelde 1] over dit feit niet op zichzelf staat maar voldoende steun vindt in bewijsmateriaal uit een andere bron. De aangifte van [voornaam benadeelde 1] wordt wat betreft de kern van het verwijt - het openlijk en in vereniging geweld plegen tegen een persoon - op essentiële punten bevestigd door de inhoud van de 112-meldingen en de verklaring van melder [melder] . De informatie over de geweldplegers in de meldingen sluit ook aan bij de verklaring van aangever over de verdachten van de openlijke geweldpleging. Daarbij komt dat de aangifte van openlijke geweldpleging op 14 mei 2015 niet op zichzelf staat maar in onderling verband en samenhang moet worden bezien met de bewijsmiddelen voor de openlijke geweldpleging op 12 mei 2015 en de andere incidenten waarbij verdachte en één of meer van zijn medeverdachten eveneens waren betrokken. Het hof komt mede daarom tot een bewezenverklaring van feit 3.
feit 4: openlijke geweldpleging tegen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] op 20 juni 2015
Op 20 juni 2015 omstreeks 16:30 uur ontving de politie een melding over een vechtpartij die had plaatsgevonden aan de [locatie] te [plaats] . Ter plaatse hebben politieambtenaren twee gewonde personen aangetroffen, te weten [benadeelde 1] en zijn vader [benadeelde 2] . Tijdens het eerste contact met één van de politieambtenaren heeft [benadeelde 1] meteen verteld wat er was gebeurd. Vervolgens werden [voornaam benadeelde 1] en zijn vader allebei met een ambulance naar het ziekenhuis gebracht. [11]
In het ziekenhuis bleek [benadeelde 1] een V-vormige wond op zijn achterhoofd te hebben. Die wond moest worden gehecht. [12] Bij het onderzoek van [benadeelde 2] werd uitwendig letsel waargenomen, te weten: bloeduitstortingen en schaafwonden op het voorhoofd (rechts), een zwelling (kneuzing) achter het rechter oor, een zwelling en een klein wondje aan de binnenzijde van de onderlip, een grote (circa 10 bij 15 centimeter) bloeduitstorting op de rug, wondjes en bloeduitstortingen op de onderkant en aan de binnenzijde van beide onderarmen en een schaafwond aan de rechter knie. [13]
Uit de aangifte van [benadeelde 1] komt naar voren dat hij in de middag van 20 juni 2015 op verschillende tijdstippen zag dat [medeverdachte 1] telkens de bestuurder van een zwarte Volkswagen Golf 5 was. [voornaam medeverdachte 1] reed samen met [voornaam medeverdachte 2] (het hof begrijpt: [medeverdachte 2] ) in deze auto. [voornaam benadeelde 1] en zijn vader stapten tegen het einde van de middag in de auto die geparkeerd stond voor hun woning aan de [adres] te Tiel. Op dat moment hoorde en zag [voornaam benadeelde 1] twee auto's rijden. De eerder genoemde Volkswagen Golf reed voorop. Daarachter reed een grijze Ford Focus. Deze auto's werden midden op de [locatie] stilgezet. [voornaam benadeelde 1] zag dat [broer van medeverdachte 1] - de broer van [voornaam medeverdachte 1] - en [verdachte] uit de Ford Focus stapten. [voornaam benadeelde 1] en zijn vader stapten vervolgens ook uit hun auto. [voornaam benadeelde 1] zag dat [voornaam medeverdachte 1] en [voornaam medeverdachte 2] inmiddels ook uit de Volkswagen Golf waren gestapt. [voornaam benadeelde 1] zag dat [broer van medeverdachte 1] een touw of ketting met daaraan een ijzeren bal in zijn handen had. [broer van medeverdachte 1] slingerde met die bal. [voornaam benadeelde 1] voelde die bal op zijn achterhoofd terecht komen. Hij voelde pijn en hij zakte naar de grond. [voornaam benadeelde 1] was even bewusteloos. Toen hij weer bij kwam zag hij zijn vader met het gezicht op de grond liggen. [voornaam benadeelde 1] zag dat zijn vader bewusteloos was. [14]
De aangifte van [benadeelde 2] - de vader van [voornaam benadeelde 1] - houdt in dat een man op hem kwam aflopen met een ijzeren bal aan een ketting. Aangever zag en voelde dat deze man hem opzettelijk een meerdere malen met deze bal sloeg. Hij werd heel hard geraakt op zijn rug, gezicht en armen. Als laatste werd hij geraakt op zijn hoofd. Toen raakte hij bewusteloos. [voornaam benadeelde 1] had hem eerder verteld over bedreigingen door [medeverdachte 1] . [voornaam medeverdachte 1] was er nu ook bij. Aangever heeft verklaard dat [voornaam medeverdachte 1] hem en zijn zoon [voornaam benadeelde 1] meerdere malen heeft geslagen en geschopt. [15]
Uit de aanvullende verklaring van deze aangever komt naar voren dat [medeverdachte 1] samen met twee andere mannen in de zwarte Golf zat. Aangever kent [voornaam medeverdachte 1] van gezicht. Hij had eerder met [voornaam medeverdachte 1] gepraat toen zijn zoon [voornaam benadeelde 1] ruzie met hem had. [voornaam medeverdachte 1] en de twee jongens, die bij hem in de auto zaten, waren allemaal getinte jongens van rond de 20 jaar oud.
Aangever heeft verder verklaard dat de man die hem had geslagen met de bal aan een ketting, uit een grijze auto kwam. Hij werd eerst met de bal geslagen. Daarna kwam hij op de grond te zitten en werd hij hard tegen zijn borst getrapt door een langere jongen. Hij hoorde later van zijn zoon [voornaam benadeelde 1] dat die jongen [voornaam verdachte] heet. Aangever zag dat zijn zoon ook met de bal bovenop zijn hoofd werd geslagen. [16]
De getuige [getuige 1] zag dat twee mannen - dit bleken later een vader en zijn zoon te zijn - werden belaagd door vijf of zes andere mannen. Eén van deze mannen sloeg de oudere man op zijn hoofd en rug met een soort ijzeren staaf met daaraan een soort bal. De getuige zag dat de oudere man hierdoor op de grond viel en dat hij vervolgens werd geschopt door verschillende personen. Hierna zag de getuige dat de mannen in een grijze Ford Focus stappen. [17]
De getuige [getuige 2] zag een man, die later door een ambulance werd afgevoerd, op zijn knieën op straat zitten. Deze man werd in zijn gezicht geschopt door een jongeman. Hij zag ook dat een jongeman tegen een aan auto werd aangeslagen door andere jongemannen. Later hoorde de getuige dat deze jongeman de zoon was van de man die op de knieën zat. [18]
De getuige [getuige 3] zag dat een man, die gewond was aan zijn hoofd, tegen de linkerkant van zijn lichaam werd getrapt met een voet door een jongeman. De zoon van de man die op de grond zat, probeerde hem te verdedigen. De getuige zag dat de zoon ook een klap kreeg en dat hij eerder was geslagen met de vuisten door andere jongemannen. De vechtende jongemannen waren allemaal rond de 20 jaar. De getuige zag dat één van de jongemannen instapte in een zwarte Volkswagen Golf en hoorde dat hij riep: "instappen". Hierop stapten de andere jongemannen in twee auto's die vervolgens heel hard wegreden. [19]
Op 8 juli 2015 heeft [medeverdachte 1] verklaard dat [voornaam medeverdachte 2] (het hof begrijpt: [medeverdachte 2] ) en [getuige 6] ongeveer twee tot drie weken eerder bij hem in een zwarte Volkswagen Golf 5 zaten. Terwijl zij bij hem in de auto zaten, zag [voornaam medeverdachte 1] dat [voornaam benadeelde 1] en zijn vader ruzie hadden met een groep jongens. [voornaam medeverdachte 1] heeft verder verklaard dat hij toen uit zijn auto stapte. [20]
Het hof stelt op grond van het voorgaande vast dat verdachte gelijktijdig met anderen met in totaal twee auto's kwam aanrijden, die stopten op een openbare weg waar de aangevers zich bevonden. Meerdere inzittenden stapten uit beide auto's en belaagden de aangevers. Uit de getuigenverklaring van [getuige 1] valt af te leiden dat verdachte - die in de Grijze Ford Focus zat - behoorde tot de groep jongens die na de openlijke geweldpleging tegen de aangevers in de auto's stapten en vervolgens hard wegreden. Uit de verklaring van aangever [benadeelde 2] volgt dat verdachte tegen zijn borst heeft getrapt. Verdachte heeft daarnaast een voldoende significante bijdrage geleverd aan het door anderen gepleegde geweld. Hij heeft de groep getalsmatig versterkt zonder zich op enig moment van de gebeurtenissen te distantiëren. Naar het oordeel van het hof heeft verdachte derhalve openlijk in vereniging geweld gepleegd tegen beide aangevers.
feit 5: vernieling van autobanden op 5 juli 2015
De personenauto van [benadeelde 1] , een Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] , stond in de middag van 5 juli 2015 op een parkeerplaats achter de woning van zijn familie aan de [adres] te Tiel. Naast zijn auto stond de Opel Zafira met kenteken [kenteken] van zijn vader [benadeelde 2] [21] geparkeerd. De Opel Corsa met kenteken [kenteken] van zijn zus [benadeelde 3] [22] stond op andere parkeerplaats in de buurt van de woning.
[benadeelde 1] hoorde meerdere malen een hard sissend geluid. Hij keek - in de richting van de plaats waar het geluid vandaan kwam - naar de parkeerplaatsen waar de auto's van hem en zijn vader stonden. Hij zag dat [verdachte] de banden van zijn auto lek stak. Daarbij zag [voornaam benadeelde 1] de auto van [voornaam verdachte] geparkeerd staan. In deze auto - merk Seat, type Ibiza - zat een tweede persoon die [voornaam benadeelde 1] aan zijn postuur dacht te herkennen als iemand met wie [voornaam verdachte] veel omgaat, te weten [getuige 6] . [23]
[getuige 6] heeft verklaard dat [voornaam verdachte] (het hof begrijpt: [verdachte] ) hem op 5 juli 2015 omstreeks 12:30 uur thuis had opgehaald met een grijze Seat Ibiza. [voornaam verdachte] reed naar het adres van [voornaam benadeelde 1] . [getuige 6] zag dat [voornaam verdachte] uit de Seat stapte bij een Volkswagen Polo. [getuige 6] hoorde meerdere banden leeglopen. Daarna maakte [voornaam verdachte] de autobanden lek van de auto die naast de Volkswagen Polo stond. Even later liep [voornaam verdachte] in de woonwijk naar een andere auto. [getuige 6] hoorde opnieuw autobanden leeglopen. [24]
De getuige [getuige 7] zag in de middag van 5 juli 2015 een grijze personenauto - dit kan volgens hem een Seat zijn geweest - een parkeerplaats aan de [locatie] in Tiel oprijden. De getuige zag de auto stoppen en de bestuurder uitstappen. De bestuurder was een Marokkaans type. Hij had een groot mes in zijn handen. De getuige zag dat hij naar een geparkeerde Opel Corsa liep en met het mes twee banden van die auto lek stak. [25]
Op grond van voormelde bewijsmiddelen acht het hof bewezen dat verdachte de personenauto's van [benadeelde 1] , zijn vader [benadeelde 2] en zijn zus [benadeelde 3] heeft beschadigd en onbruikbaar heeft gemaakt door de banden van die auto's lek te steken.
feit 6: poging tot zware mishandeling op 6 juli 2015
De aangifte van [benadeelde 1] houdt in dat hij op 6 juli 2015 met lekke autobanden - die de dag daarvoor lek waren gestoken door [verdachte] - naar een bandenhandel aan de [locatie] in Tiel ging. Toen ze daar bezig waren met de vervanging van de banden zag [voornaam benadeelde 1] [verdachte] met zijn auto - een Seat Ibiza - het terrein van de bandenhandel oprijden. [voornaam verdachte] reed vervolgens weg en hij kwam even later weer terug. Toen [voornaam verdachte] terugkwam, ging de knop om bij [voornaam benadeelde 1] . Hij moest banden - die [voornaam verdachte] lek had gestoken - laten maken. In zijn boosheid pakte [voornaam benadeelde 1] een ijzeren pijp. Hij sloeg met die pijp meerdere malen op de voorruit van de auto van [voornaam verdachte] , waardoor een paar barsten in de ruit ontstonden. [voornaam verdachte] reed af op [voornaam benadeelde 1] - die de auto niet kon ontwijken - en hij reed tegen hem aan. [voornaam benadeelde 1] viel door de klap. Hij kwam met zijn linkerbeen onder de auto terecht. [voornaam benadeelde 1] kon onder de auto uitkomen en zijn vader, [benadeelde 2] , sloeg nog een keer met de ijzeren pijp tegen een van de ramen van de auto. [voornaam verdachte] zette de auto in de achteruit en reed achteruit het terrein af. [voornaam benadeelde 1] rende achter hem aan. [26]
De verklaring van [benadeelde 1] over de gebeurtenissen komt op hoofdlijnen overeen met getuigenverklaringen van zijn vader [benadeelde 2] [27] , de getuige [getuige 3] [28] en de getuige [getuige 8] . De getuige [getuige 8] heeft verklaard dat [voornaam verdachte] achter het stuur van de Seat zat. De getuige hoorde dat de motor van de Seat toeren begon te maken. Hij zag dat de Seat vooruit reed in de richting van [voornaam benadeelde 1] en zijn vader, dat [voornaam benadeelde 1] werd geraakt door de rechtervoorkant van de Seat en dat [voornaam benadeelde 1] viel en half onder de auto lag. De getuige [getuige 8] zag dat [getuige 6] als bijrijder in de Seat van [voornaam verdachte] zat. [29] [getuige 6] heeft bevestigd dat hij op 6 juli 2015 samen met [verdachte] in de Seat Ibiza het terrein van de bandenhandel opreed. [getuige 6] zag dat [voornaam benadeelde 1] met een ijzeren pijp in zijn handen de ruiten van de Seat begon in te slaan. Hij voelde dat de auto eerst achteruit reed. [voornaam verdachte] zat toen achter het stuur. [getuige 6] voelde dat de auto ook een keer vooruit reed. [30]
De camerabeelden van de gebeurtenissen op het terrein van de bandenhandel op 6 juli 2015 zijn bekeken en beschreven door verbalisant [getuige 9] in een proces-verbaal. Dit proces-verbaal houdt - zakelijk weergegeven - het volgende in:
De grijze personenauto (het hof begrijpt: de Seat Ibiza) komt om 14:04:40 uur voor de tweede keer het terrein oprijden. Op het terrein stuurt de auto naar rechts. Uit de loods komt persoon 1 (het hof begrijpt: [benadeelde 2] ) gelopen. Hij loopt een paar passen in de richting van de auto en staat stil. Vervolgens komt uit de loods persoon 2 (het hof begrijpt: [benadeelde 1] ) gerend. Persoon 2 loopt persoon 1 hard voorbij. Persoon 2 heeft in zijn rechterhand een lang voorwerp, waarmee hij uithaalt en zwaait in de richting van de linkerkant van de auto. Persoon 1 loopt achter persoon 2 aan en probeert persoon 2 tegen te houden. Persoon 1 probeert het lange voorwerp van persoon 2 af te pakken. Persoon 2 maakt in totaal drie slaande bewegingen in de richting van de linker zijkant en de voorkant van de auto. De auto rijdt vervolgens achteruit, draait met de achterzijde naar rechts en stopt daarna kort.
Het linker voorwiel blijft in de stand naar rechts staan en wordt niet naar links gestuurd als de bestuurder (het hof begrijpt: [verdachte] ) weer vooruit gaat rijden. De bestuurder rijdt vooruit en stuurt scherp naar rechts in de richting waar persoon 1 en persoon 2 staan te worstelen.
De bestuurder opende het linker portier voordat hij vooruit ging rijden. Daardoor is het linkerbeen van de bestuurder zichtbaar. Duidelijk is te zien dat de bestuurder het been omhoog en omlaag doet. Daarna komt er een grote wolk van uitlaatgassen uit de uitlaat van auto als deze vooruit rijdt. De auto maakt een scherpe bocht naar rechts. Daar staan persoon 1 en persoon 2 met elkaar te worstelen ter hoogte van de rechter voorzijde van de auto. Persoon 1 en persoon 2 bewegen vervolgens opzij. Dan raakt persoon 2 uit beeld omdat hij valt. [31]
Het hof stelt op grond van de verklaringen en de camerabeelden, in onderling verband en samenhang bezien, vast dat verdachte als bestuurder van de Seat Ibiza met een aanzienlijke snelheid opzettelijk is ingereden op [benadeelde 1] . Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van de beschreven gedragingen - en het ontbreken van contra-indicaties (zoals blijkt uit het hierna te bespreken beroep op noodweer) - kan het niet anders zijn dan dat verdachte bij het inrijden op [benadeelde 1] bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [benadeelde 1] als gevolg daarvan zwaar lichamelijk letsel zou bekomen. Daarom acht het hof de onder 6 primair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling bewezen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2, 3, 4, 5 en 6 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
2.
hij op
of omstreeks12 mei 2015 te Tiel, met
een ander ofanderen, op of aan de openbare weg, een parkeerplaats aan de [locatie] ,
in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 1] , welk geweld bestond uit het
(meermalen
)slaan tegen het hoofd en/
ofschoppen tegen het lichaam
van en/of het uit een auto trekken van die [benadeelde 1] , welk door hem gepleegd geweld enig lichamelijk letsel, waaronder een verwonding bij een oog, bij die [benadeelde 1] ten gevolge heeft gehad.
3.
hij op
of omstreeks14 mei 2015 te Tiel, met
een ander ofanderen, op of aan de openbare weg, te weten aan/bij de [locatie] ,
in elk geval op of aan een openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 1] , welk geweld bestond uit het op de grond werken van die [benadeelde 1] en
/ofhet (meermalen) slaan, waaronder (in elk geval) met een volle vuistslag, tegen het hoofd en/of lichaam van die [benadeelde 1] en
/of het
(meermalen
)schoppen tegen het lichaam van die [benadeelde 1] ,
welk door hem gepleegd geweld enig lichamelijk letsel, waaronder blauwe plekken en verwondingen aan het linkeroog bij die [benadeelde 1] ten gevolge heeft gehad;4.
hij op
of omstreeks20 juni 2015 te Tiel, met
een ander ofanderen, op of aan de openbare weg, te weten de [locatie] , openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 2] en
/of[benadeelde 1] , welk geweld bestond uit het (meermalen) met een slagwapen (bestaande uit een ketting/staaf of anderszins gelijksoortig materiaal met daaraan bevestigd een harde bal) op het hoofd en/of lichaam slaan van die [benadeelde 2] en
/of[benadeelde 1] en
/ofhet op harde wijze (met (gebalde) vuisten) slaan en/of schoppen tegen die [benadeelde 2] en
/of[benadeelde 1] ,
welk door hem gepleegd geweld enig lichamelijk letsel, onder meer een hoofdwond en/of kneuzingen en/of een hersenschudding en/of letsel aan het gelaat van/bij die [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] ten gevolge heeft gehad.
5.
hij op
of omstreeks5 juli 2015 te Tiel, opzettelijk en wederrechtelijk een aan [benadeelde 1]
geheel of ten deletoebehorende Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] en
/ofeen aan [benadeelde 2]
geheel of ten deletoebehorende Opel Zafira met kenteken [kenteken] en
/ofeen aan [benadeelde 3]
geheel of ten deletoebehorende Opel Corsa met kenteken [kenteken] , heeft
vernield en/ofbeschadigd en
/ofonbruikbaar gemaakt, immers heeft hij, verdachte, met een mes
(meerdere
)banden
kapot gestoken en/oflek gestoken van voornoemde voertuigen;
6.
primair:
hij op
of omstreeks6 juli 2015 te Tiel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet als bestuurder van een personenauto met aanzienlijke snelheid op die [benadeelde 1] is ingereden, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, meermalen gepleegd.
Het onder 5 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, beschadigen of onbruikbaar maken, meermalen gepleegd.
Het onder 6 primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling.
Beroep op noodweer
De raadsman heeft primair betoogd dat verdachte ten aanzien van feit 6 een beroep op noodweer toekomt en dat hij daarom moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. [benadeelde 1] heeft bij de bandenhandel in Tiel met een ijzeren pijp een aantal malen geslagen op de auto van verdachte. Verdachte heeft zich daartegen moeten verdedigen en dit heeft hij gedaan door met zijn auto in de richting van [benadeelde 1] te rijden om daarna –achteruit- het terrein van de bandenhandel te kunnen verlaten.
Naar het oordeel van het hof kunnen de gedragingen van aangever [benadeelde 1] weliswaar worden gekwalificeerd als een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van eigen of eens anders lijf of goed, maar kunnen de daarop volgende onder 6 primair bewezenverklaarde handelingen van de verdachte niet worden aangemerkt als verdedigingshandelingen. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking gekomen.
Op de camerabeelden is zichtbaar dat verdachte op 6 juli 2015 omstreeks 14:03:00 uur het terrein van de bandenhandel opreed met de Seat Ibiza. Toen vond volgens de aangifte van [benadeelde 1] [32] en de getuigenverklaring van [getuige 8] een woordenwisseling tussen aangever en verdachte plaats. De getuige [getuige 8] herkende de bestuurder van de Seat als verdachte en hij hoorde hem zeggen
"Hoerenzoon, wat heb jij allemaal gedaan, ik maak je af". Aangever liep vanuit de loods naar de Seat toe en de getuige hoorde hem zeggen: "wat doe jij hier, wat heb je gedaan en rot op". [33] Op de camerabeelden is te zien dat verdachte vervolgens de auto op het terrein keert en vooruit het terrein afrijdt, terwijl er vier personen uit de loods komen.
Op de camerabeelden is verder zichtbaar dat verdachte minder dan twee minuten later, om 14:04:40 uur, voor de tweede keer het terrein opreed. Na deze terugkeer van verdachte maakte aangever met de ijzeren pijp in zijn handen slaande bewegingen in de richting van verdachtes auto. De auto rijdt vervolgens achteruit, draait met de achterzijde naar rechts en stopt daarna kort. Het linker voorwiel blijft echter in de stand naar rechts staan en wordt niet naar links gestuurd als verdachte weer vooruit gaat rijden. Hij rijdt vooruit en stuurt scherp naar rechts in de richting waar aangever en zijn vader staan. Als verdachte naar links had gestuurd dan had hij vooruit rijdend het terrein af kunnen rijden, zoals hij deed toen hij - na de woordenwisseling met aangever een paar minuten daarvóór - de eerste keer het terrein afreed. [34]
Het hof leidt uit de verklaringen en de camerabeelden af dat verdachte de confrontatie met aangever heeft opgezocht door kort na hun woordenwisseling terug te keren naar de bandenhandel. Na de tweede confrontatie met aangever, waarbij hij met de ijzeren pijp tegen de auto van verdachte sloeg, had verdachte de auto opnieuw naar links kunnen sturen om het terrein vooruit rijdend te verlaten. In plaats daarvan stuurde hij scherp naar rechts in de richting van aangever en reed hij hem ook aan. Naar het oordeel van het hof waren deze handelingen van verdachte niet noodzakelijk ter verdediging tegen de wederrechtelijk aanranding van zijn lijf of goed. Daarom wordt het beroep op noodweer verworpen.

Strafbaarheid van de verdachte

De raadsman heeft subsidiair aangevoerd dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging ter zake van feit 6 omdat er volgens hem sprake is van noodweerexces.
Het hof verwerpt het beroep op noodweerexces. Verdachte heeft zelf niet verklaard dat hij onder invloed van een hevige gemoedsbeweging is ingereden op aangever. Het is overigens ook niet aannemelijk geworden dat bij hem sprake is geweest van een hevige gemoedsbeweging als bedoeld in artikel 41, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Verdachte is strafbaar aangezien overigens ook geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De rechtbank heeft verdachte - met toepassing van het jeugdstrafrecht - veroordeeld tot jeugddetentie van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met algemene voorwaarden en een bijzondere voorwaarde, te weten een contactverbod met de slachtoffers.
De raadsman heeft een strafmaatverweer gevoerd. Hij heeft gevraagd rekening te houden met het feit dat verdachte zes maanden in voorarrest heeft doorgebracht en dat zich geen nieuwe incidenten met aangever hebben voorgedaan.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden.
Verdachte heeft samen met zijn mededaders meermalen openlijk geweld gepleegd tegen personen. Ook heeft hij zich schuldig gemaakt aan vernielingen en een poging tot zware mishandeling. Deze feiten waren steeds gericht tegen één en hetzelfde slachtoffer met wie één van de medeverdachten een conflict had en tegen familieleden van dit slachtoffer. Het slachtoffer is gewond geraakt. De vader van dit slachtoffer heeft ook fors letsel opgelopen als gevolg van één van de openlijke geweldplegingen die verdachte samen met anderen heeft begaan. Verdachte heeft tevens materiële schade toegebracht aan de slachtoffers door banden van hun auto's lek te steken.
Blijkens het uittreksel justitiële documentatie van 2 mei 2018 is verdachte vóór de pleegperiode van de bewezenverklaarde feiten ook al eens onherroepelijk veroordeeld voor een geweldsdelict. Verder heeft hij zich eerder schuldig gemaakt aan andere strafbare feiten.
Uit het reclasseringsrapport van 5 oktober 2015 komt naar voren dat verdachte behoorde tot een groep overlast gevende jongen. Uit test-psychologisch onderzoek bleek dat hij een totaal IQ van 77 had. Verdachte was een onzekere, faalangstige jongeman die wordt omschreven als een meeloper waarvan misbruik werd gemaakt door andere jongeren. Vanwege de gebrekkige motivatie van verdachte is zijn traject bij "Homerun" inmiddels gestaakt. Uit de informatie van Homerun ontstaat het beeld van een beperkt intelligente jongeman die in hoge mate beïnvloedbaar is. Vanwege de beperkte intellectuele vermogens van verdachte heeft de reclassering geadviseerd het jeugdstrafrecht toe te passen. Dit advies wordt niet gehandhaafd in later uitgebrachte reclasseringsrapportages. In het rapport van 23 april 2018 adviseert de reclassering een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op te leggen.
Het hof zal - anders dan de rechtbank en gelet op de na uitspraak van haar vonnis uitgebrachte reclasseringsrapportages - het jeugdstrafrecht niet toepassen. Het hof is - met de rechtbank - van oordeel dat voor de bewezenverklaarde feiten alleen een forse vrijheidsstraf passend is. In strafmatigende zin weegt wel mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het ERVM is overschreden tijdens de behandeling van het hoger beroep. Gelet op deze termijnoverschrijding wordt een groter deel van de vrijheidsstraf in voorwaardelijke vorm opgelegd dan de rechtbank heeft gedaan. Het hof acht oplegging van een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, passend en geboden.
Het hof zal - in afwijking van de vordering van de advocaat-generaal - geen bijzondere voorwaarde verbinden aan het voorwaardelijke strafdeel, omdat de noodzaak van een contactverbod met de slachtoffers onvoldoende is gebleken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. De vordering bedraagt € 3.800,93, bestaande uit een bedrag van € 2.500,- aan immateriële schade en een bedrag van € 1.300,93 aan materiële schade, te vermeerderen met wettelijke rente.
De gevorderde materiële schadevergoeding bestaat uit de volgende posten:
reiskosten € 33,55
lek gestoken banden en uitbalanceren banden € 130,00
verlies arbeidsvermogen € 516,75
kapotte kledingstukken € 259,97
medische uitgaven € 360,66.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 3.300,93, bestaande uit een bedrag van € 2.000 aan immateriële schade en een bedrag van € 1.300,93 aan materiële schade (reiskosten, verlies arbeidsvermogen, autobanden, kledingstukken), te vermeerderen met wettelijke rente.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2, 3, 4, 5, 6 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot de hierna te noemen bedragen zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de begroting van die schade overweegt het hof als volgt.
De vordering van de benadeelde partij is ook ingediend in de strafzaken tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . De bewezenverklaringen ten aanzien van verdachte en deze medeverdachten lopen uiteen. Het hof zal daarom de toewijsbare schadevergoeding zo nauwkeurig mogelijk uitsplitsen (en waar nodig schatten) per bewezenverklaard feit, opdat daarna kan worden vastgesteld voor welke schade verdachte, al dan niet hoofdelijk met één of meer (verschillende) medeverdachte(n), aansprakelijk is, op grond van het bepaalde in art. 6:166 van het Burgerlijk Wetboek.
Met betrekking tot de gevorderde schadevergoeding in verband met kapotte kleding verwerpt het hof het onvoldoende gemotiveerde verweer van verdachte. Aannemelijk is dat dergelijke schade bij de feiten 2, 3, 4 en 6 is ontstaan. Het hof rekent (behoudens afrondingsverschillen) een kwart van de schade aan elk van die gebeurtenissen toe. Op dezelfde wijze rekent het hof de reiskosten naar de politie voor één vijfde deel toe aan alle bewezenverklaarde feiten en de reiskosten die verband houden met bezoeken aan huisartsenpost/ziekenhuis en huisarts voor een kwart aan de feiten 2, 3, 4 en 6. De gemaakte reiskosten die verband houden met herstel van de kapotte banden en de kosten van vervanging/uitbalanceren van de banden worden uitsluitend toegerekend aan feit 5.
De schade met betrekking tot verlies van arbeidsvermogen is voldoende onderbouwd en niet voldoende gemotiveerd betwist. Niet aannemelijk is dat iemand met een 0-urencontract bij ziekte wordt doorbetaald. Op basis van de brief van de werkgever wordt de schade als volgt toegerekend: aan feit 3 voor een bedrag van € 117,00 (18 uren x uurloon € 6,50), aan feit 4 € 156,00 (24 uren) en aan feit 6 € 243,75 (37,5 uren).
De schade wegens medische uitgaven ziet blijkens de toelichting op feit 4. Het gaat om het restant aan eigen risico uit hoofde van de zorgverzekering over 2015 dat op 20 juni 2015 ten aanzien van de benadeelde partij resteerde en dat ten gevolge van het bewezenverklaarde onder 4 is opgesoupeerd. Naar het oordeel van het hof is dat met de overgelegde stukken voldoende onderbouwd, zeker in het licht van het feit van algemene bekendheid dat vervoer met de ambulance ten laste van het eigen risico komt en de kosten daarvan het totale eigen risicobedrag (ver) overstijgen.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schadevergoeding, die het hof toewijsbaar acht op grond van art. 6:106, eerste lid aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek, gelet op het aan de benadeelde partij toegebrachte lichamelijk letsel, acht het hof toekenning van een bedrag van steeds € 500,00 in verband met de feiten 2 en 3 en een bedrag van € 750,00 in verband met feit 4 billijk, gelet op de aard en de ernst van die feiten, de gevolgen die zij hebben gehad voor de benadeelde partij en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen aan immateriële schadevergoeding plegen toe te kennen. In verband met het beroep op art. 6:101 van het Burgerlijk Wetboek (‘eigen schuld’) van de verdediging in relatie tot feit 6 levert de beoordeling van het restant van het gevorderde smartengeld een onevenredige belasting van het strafproces op, aangezien voor die beoordeling nader onderzoek nodig is dat het strafproces aanzienlijk zou vertragen. In het meer aan immateriële schadevergoeding gevorderde wordt de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaard.
Schade feit 2:
Reiskosten € 5,37
Kapotte kledingstukken € 64,99
Immateriële schadevergoeding € 500,00
Totaal € 570,36.
Schade feit 3:
Reiskosten € 5,37
Kapotte kledingstukken € 64,99
Verlies van arbeidsvermogen € 117,00
Immateriële schadevergoeding € 500,00
Totaal € 687,36.
Schade feit 4:
Reiskosten € 5,36
Kapotte kledingstukken € 64,99
Verlies van arbeidsvermogen € 156,00
Medische uitgaven € 360,66
Immateriële schadevergoeding € 750,00
Totaal € 1.337,01.
Schade feit 5:
Reiskosten € 12,09
Schade wegens lek gestoken banden € 130,00
Totaal € 142,09.
Schade feit 6:
Reiskosten € 5,36
Kapotte kledingstukken € 65,00
Verlies van arbeidsvermogen € 243,75
Totaal € 314,11.
Op grond van het voorgaande zal ten aanzien van verdachte de vordering worden toegewezen tot een bedrag van in totaal € 3.050,93, als schade die de benadeelde partij ten gevolge van de feiten 2 tot en met 6 heeft geleden.
Wettelijke rente
Nu de toe te wijzen schadevergoeding bestaat uit veel verschillende deelbedragen uit verschillende strafbare feiten met uiteenlopende data waarop de schadeposten rentedragend worden, niet alle gegevens beschikbaar zijn om de precies ingangsdata van de rente te bepalen en het ook daarbuiten niet doenlijk is deze in deze zaak uit te splitsen, bepaalt het hof de ingangsdatum voor de totale schade op een datum gelegen in (ongeveer) het midden van de periode (12 mei – 6 juli 2015) waarin alle schade is geleden, te weten 8 juni 2015.
Hoofdelijkheid
Tot vergoeding van de schade ten gevolge van de feiten 2 en 3 (in totaal € 1.257,72) zijn naast verdachte ook de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gehouden. Zij zijn derhalve met zijn drieën hoofdelijk aansprakelijk voor deze schade. Indien en voor zover één van hen (een deel van) deze schade betaalt, zullen ook de anderen daardoor zijn bevrijd van hun betalingsverplichting.
Daarnaast is verdachte met medeverdachte [medeverdachte 1] hoofdelijk aansprakelijk voor de schade ten gevolge van feit 4 ter hoogte van € 1.337,01. Ook hiervoor geldt dat betaling door de één ook de ander zal bevrijden.
De schade ten gevolge van de feiten 5 en 6 (in totaal € 456,20) komt alleen ten laste van verdachte.
Om te bevorderen dat de schade inclusief de wettelijke rente door verdachte wordt vergoed, zal het hof – eveneens hoofdelijk, zoals hierboven uiteengezet – de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. De vordering bedraagt € 4.532,-, bestaande uit een bedrag van € 3.500,- aan immateriële schade en een bedrag van € 1.032,- aan materiële schade, te vermeerderen met wettelijke rente.
De gevorderde materiële schadevergoeding bestaat uit de volgende posten:
reiskosten € 407,16
lek gestoken banden € 120,00
daggeld ziekenhuisopname € 280,00
eigen bijdragen zorgverzekering € 149,96
verlies aan arbeidsvermogen € 74,88.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.464,84, bestaande uit een bedrag van € 2.000 aan immateriële schade en een bedrag van € 464,84 aan materiële schade, te vermeerderen met wettelijke rente.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 en 5 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot het hierna te noemen bedrag zal worden toegewezen. Met betrekking tot de begroting van die schade overweegt het hof als volgt.
De vordering van de benadeelde partij is ook ingediend in de strafzaak tegen de medeverdachte [medeverdachte 1] . De bewezenverklaringen ten aanzien van verdachte en deze medeverdachte lopen uiteen. Het hof zal daarom de toewijsbare schadevergoeding zo nauwkeurig mogelijk uitsplitsen (en waar nodig schatten) per bewezenverklaard feit, opdat daarna kan worden vastgesteld voor welke schade verdachte, al dan niet hoofdelijk met genoemde medeverdachte, aansprakelijk is, op grond van het bepaalde in art. 6:166 van het Burgerlijk Wetboek.
Met betrekking tot de gevorderde schadevergoeding in verband met de gestelde complicaties ten gevolge van het hoofdletsel dat de benadeelde partij opliep door feit 4, is het hof met de rechtbank van oordeel dat het causaal verband tussen de gebeurtenissen op 20 juni 2015 en hetgeen in september 2015 bij de benadeelde partij is geconstateerd niet uit de overlegde stukken valt af te leiden. Het zou een onevenredige belasting van het strafproces opleveren als de benadeelde partij in de gelegenheid gesteld zou worden dat causale verband alsnog aan te tonen. Daarom zal het hof de benadeelde partij in alle schade die met de gestelde complicaties verband houdt niet-ontvankelijk verklaren. Het betreft een deel van de reiskosten, de daggeldvergoeding ziekenhuisopname, een deel van het verlies aan arbeidsvermogen en een deel van de immateriële schadevergoeding.
Het hof acht het aannemelijk dat de benadeelde partij de opgevoerde reiskosten naar de huisarts (€ 5,88) en de apotheek (€ 3,36) in verband met feit 4 heeft gemaakt. De reiskosten naar de politie (€ 6,70) rekent het hof voor steeds de helft toe aan feit 4 en feit 5. De reiskosten met betrekking tot de banden (€ 2,52) en de kosten van herstel (vervanging) van de banden (€ 120,00) zijn eveneens aan feit 5 toe te rekenen.
De schade wegens medische uitgaven ad € 149,96 ziet blijkens de toelichting op feit 4. Het gaat om het restant aan eigen risico uit hoofde van de zorgverzekering over 2015 dat op 20 juni 2015 ten aanzien van de benadeelde partij resteerde en dat ten gevolge van het bewezenverklaarde onder 4 is opgesoupeerd. Naar het oordeel van het hof is dat met de overgelegde stukken voldoende onderbouwd, zeker in het licht van het feit van algemene bekendheid dat vervoer met de ambulance ten laste van het eigen risico komt en de kosten daarvan het totale eigen risicobedrag (ver) overstijgen.
De schade met betrekking tot verlies van arbeidsvermogen is voldoende onderbouwd, zij het dat op basis van de huidige informatie – zie hiervoor – niet kan worden vastgesteld dat de volledige schade het gevolg is van feit 4. Naar het oordeel van het hof is het redelijk de schade wegens het mislopen van de weekvergoeding van € 3,12 gedurende één kwartaal, te rekenen vanaf 20 juni 2015, te beschouwen als het gevolg van feit 4. Toewijsbaar is dan een bedrag van € 40,56.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schadevergoeding, die het hof toewijsbaar acht op grond van art. 6:106, eerste lid aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek, gelet op het aan de benadeelde partij toegebrachte lichamelijk letsel, acht het hof toekenning van een bedrag van € 750,00 in verband met feit 4 op basis van de thans beschikbare informatie billijk, gelet op de aard en de ernst van dat feit, de momenteel bekende gevolgen dat dit feit heeft gehad voor de benadeelde partij en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen aan immateriële schadevergoeding plegen toe te kennen.
Schade feit 4:
Reiskosten € 12,59
Medische uitgaven € 149,96
Verlies van arbeidsvermogen € 40,56
Immateriële schadevergoeding € 750,00
Totaal € 953,11.
Schade feit 5:
Reiskosten € 5,87
Schade wegens lek gestoken banden € 120,00
Totaal € 125,87.
Op grond van het voorgaande zal ten aanzien van verdachte de vordering worden toegewezen tot een bedrag van in totaal € 1.078,98, als schade die de benadeelde partij ten gevolge van de feiten 4 en 5 heeft geleden.
Wettelijke rente
Nu de toe te wijzen schadevergoeding bestaat uit veel verschillende deelbedragen uit verschillende strafbare feiten met uiteenlopende data waarop de schadeposten rentedragend worden, niet alle gegevens beschikbaar zijn om de precies ingangsdata van de rente te bepalen en het ook daarbuiten niet doenlijk is deze in deze zaak uit te splitsen, bepaalt het hof de ingangsdatum voor de totale schade op een datum gelegen in (ongeveer) het midden van de periode (20 juni - 5 juli 2015) waarin alle schade is geleden, te weten 27 juni 2015.
Hoofdelijkheid
Tot vergoeding van de schade ten gevolge van feit 4 (in totaal € 953,11) is naast verdachte ook de medeverdachte [medeverdachte 1] gehouden. Zij zijn derhalve met zijn tweeën hoofdelijk aansprakelijk voor deze schade. Indien en voor zover één van hen (een deel van) deze schade betaalt, zal ook de ander daardoor zijn bevrijd van zijn betalingsverplichting.
De schade ten gevolge van feit 5 (in totaal € 125,87) komt alleen ten laste van verdachte.
Om te bevorderen dat de schade inclusief de wettelijke rente door verdachte wordt vergoed, zal het hof – eveneens hoofdelijk, zoals hierboven uiteengezet – de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. De vordering bedraagt € 132,40, bestaande uit een bedrag van € 50,00 aan materiële schade (twee banden) en – bij wijze van proceskosten – een bedrag van € 27,72 aan reiskosten en een bedrag van € 54,68 aan verletkosten.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep geheel toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het 5 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 50,-- aan materiële schade. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Proceskosten
Van de gevorderde reis- en verletkosten zijn alleen de reiskosten ad € 27,72 toewijsbaar, gelet op het bepaalde in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering jo. artikel 238, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De benadeelde partij heeft in persoon geprocedeerd en kan daarom in beginsel aanspraak maken op reis- en verletkosten. Echter, aangezien zij ten tijde van de behandeling in eerste aanleg studerend was en gesteld noch gebleken is dat zij door het bijwonen van de zitting inkomsten heeft gederfd, is vergoeding van verletkosten niet aan de orde. Dit deel van de gevorderde proceskosten zal daarom worden afgewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Gelderland van 17 november 2014 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, parketnummer 05-863052-13. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf worden gelast. Anders dan de rechtbank zal het hof deze straf niet omzetten in een jeugddetentie. Zoals hiervoor is overwogen ziet het hof in de hoofdzaak ook geen reden voor toepassing van het jeugdstrafrecht.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14h, 14i, 14j, 36f, 45, 57, 63, 141, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2, 3, 4, 5 en 6 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2, 3, 4, 5 en 6 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
10 (tien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 2, 3, 4, 5 en 6 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 3.050,93 (drieduizend vijftig euro en drieënnegentig cent) bestaande uit € 1.300,93 (duizend driehonderd euro en drieënnegentig cent) materiële schade en € 1.750,00 (duizend zevenhonderdvijftig euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 2, 3, 4, 5 en 6 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 3.050,93 (drieduizend vijftig euro en drieënnegentig cent) bestaande uit € 1.300,93 (duizend driehonderd euro en drieënnegentig cent) materiële schade en € 1.750,00 (duizend zevenhonderdvijftig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 8 juni 2015.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 2, 3, 4, 5 en 6 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 3.050,93 (drieduizend vijftig euro en drieënnegentig cent) bestaande uit € 1.300,93 (duizend driehonderd euro en drieënnegentig cent) materiële schade en € 1.750,00 (duizend zevenhonderdvijftig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het onder 4 en 5 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.078,98 (duizend achtenzeventig euro en achtennegentig cent) bestaande uit € 328,98 (driehonderdachtentwintig euro en achtennegentig cent) materiële schade en € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het onder 4 en 5 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.078,98 (duizend achtenzeventig euro en achtennegentig cent) bestaande uit € 328,98 (driehonderdachtentwintig euro en achtennegentig cent) materiële schade en € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 27 juni 2015.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 3] ter zake van het onder 5 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 50,00 (vijftig euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 27,72 (zevenentwintig euro en tweeënzeventig cent).
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot vergoeding van verletkosten af.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 3] , ter zake van het onder 5 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 50,00 (vijftig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
1 (één) dag hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 5 juli 2015.
Vordering tot tenuitvoerlegging
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Gelderland van 17 november 2014, parketnummer 05-863052-13, te weten van: een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Aldus gewezen door
mr. M. Barels, voorzitter,
mr. R. Prakke-Nieuwenhuizen en mr. C.M.E. Lagarde, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R. Hermans, griffier,
en op 26 juni 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. C.M.E. Lagarde is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De hierna te melden bewijsmiddelen zijn gevoegd als bijlagen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, gesloten en ondertekend op 9 september 2015 door [verbalisant 4] , brigadier, werkzaam bij de Eenheid Oost-Nederland.
2.proces-verbaal van aangifte d.d. 18 mei 2015, p. 269-271, inhoudende de verklaring van [benadeelde 1] .
3.mutatierapport d.d. 13 mei 2015, p. 266-267.
4.proces-verbaal van aangifte d.d. 18 mei 2015, p. 275-277, inhoudende de verklaring van [getuige 4] .
5.proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 20 augustus 2015, p. 292-293, inhoudende de verklaring van [getuige 5] .
6.proces-verbaal van verdachte d.d. 15 juli 2015, p. 108-110, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 2] .
7.overzichtsproces-verbaal zaaksdossier 1, p. 204.
8.processen-verbaal van aangifte d.d. 14 mei 2015, p. 273-274, en d.d. 18 mei 2015, p. 271, inhoudende de verklaringen van [benadeelde 1] .
9.proces-verbaal van bevindingen, p. 299-301, inhoudende de uitwerking van 112-gespreken door verbalisant [verbalisant 1] .
10.proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 juni 2015, p. 297-298, inhoudende de verklaring van melder [melder] .
11.processen-verbaal van bevindingen, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 2] , p. 337-338, en het relaas van verbalisant [verbalisant 3] , p. 339-340.
12.SEH-verslag betreffende [benadeelde 1] , p. 358.
13.rapportage van de medische informatie betreffende [benadeelde 2] , gevoegd als bijlage bij de brief van GGD Gelderland-Zuid, gedateerd 17 september 2015.
14.proces-verbaal van aangifte d.d. 22 juni 2015, p. 341-343, inhoudende de verklaring van [benadeelde 1] .
15.proces-verbaal van aangifte d.d. 22 juni 2015, p. 344-345, inhoudende de verklaring van [benadeelde 2] .
16.proces-verbaal verhoor aangever d.d. 26 juni 2015, p. 347-349, inhoudende de verklaring van [benadeelde 2] .
17.proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 20 juni 2015, p. 363-364, inhoudende de verklaring van [getuige 1] .
18.proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 17 juli 2015, p. 384-385, inhoudende de verklaring van [getuige 2] .
19.proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 22 juli 2015, p. 386-387, inhoudende de verklaring van [getuige 3] .
20.proces-verbaal van verdachte d.d. 8 juli 2015, p. 407-408, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 1] .
21.proces-verbaal van aangifte d.d. 5 juli 2015, p. 433-434, inhoudende de verklaring van [benadeelde 2] .
22.proces-verbaal van aangifte d.d. 5 juli 2015, p. 436-437, inhoudende de verklaring van [benadeelde 3]
23.proces-verbaal van aangifte d.d. 5 juli 2015, p. 430-430, inhoudende de verklaring van [benadeelde 1] .
24.proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 7 juli 2015, p. 454-455, inhoudende de verklaring van [getuige 6] .
25.proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 7 juli 2015, p. 447-448, inhoudende de verklaring van [getuige 7] .
26.proces-verbaal van aangifte d.d. 7 juli 2015, p. 486-487 inhoudende de verklaring van [benadeelde 1] .
27.proces-verbaal van verhoor getuige, p. 498 e.v., inhoudende de verklaring van [benadeelde 2] .
28.proces-verbaal van verhoor getuige, p. 494 e.v., inhoudende de verklaring van [getuige 3] .
29.proces-verbaal van verhoor getuige, p. 493., inhoudende de verklaring van [getuige 8] .
30.proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 7 juli 2015, p. 544-546., inhoudende de verklaring van [getuige 6] .
31.proces-verbaal van bevindingen, p. 524-532, inhoudende het relaas van verbalisant [getuige 9] .
32.proces-verbaal van aangifte d.d. 7 juli 2015, p. 486, inhoudende de verklaring van [benadeelde 1] .
33.proces-verbaal van verhoor getuige, p. 492, inhoudende de verklaring van [getuige 8] .
34.proces-verbaal van bevindingen, p. 524-532, inhoudende het relaas van verbalisant [getuige 9] .