ECLI:NL:GHARL:2018:5813

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 juni 2018
Publicatiedatum
25 juni 2018
Zaaknummer
200.213.208/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging huwelijkse voorwaarden door dwaling en gevolgen voor de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vernietiging van huwelijkse voorwaarden die op 28 juni 2011 tussen partijen waren overeengekomen. De verzoeker, [verzoeker], had in hoger beroep de vernietiging van de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 4 januari 2017 aangevochten, waarin de rechtbank had geoordeeld dat de huwelijkse voorwaarden vernietigbaar waren wegens dwaling. De rechtbank oordeelde dat [verweerster] niet goed was geïnformeerd over de werkelijke waarde van de certificaten van aandelen in [B] B.V., die door [verzoeker] werden gehouden. De rechtbank had vastgesteld dat [verweerster] niet op de hoogte was van de waarde van deze certificaten, die circa € 1.000.000,- bedroegen, en dat zij onder invloed van dwaling de huwelijkse voorwaarden had ondertekend. Het hof bevestigde het oordeel van de rechtbank en oordeelde dat [verzoeker] [verweerster] niet voldoende had geïnformeerd over de waarde van de aandelen, waardoor zij niet in staat was een weloverwogen beslissing te nemen. Het hof bekrachtigde de beslissing van de rechtbank om de huwelijkse voorwaarden te vernietigen en bepaalde dat de kosten van de procedure door beide partijen zelf gedragen moesten worden. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap, aangezien de huwelijkse voorwaarden niet meer van toepassing zijn.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.213.208/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland C/16/409828 / FL RK 16-265)
beschikking van 19 juni 2018
inzake
[verzoeker] ,
wonende te [A] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen:
[verzoeker],
advocaat: mr. J.G. Wiebes, kantoorhoudend te Lelystad,
en
[verweerster],
wonende te [A] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen:
[verweerster],
advocaat: mr. J.E. Bruning, kantoorhoudend te Zwolle.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Midden-Nederland van 15 februari 2016 (locatie Almere) en 4 januari 2017 (locatie Lelystad), uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 29 maart 2017, is [verzoeker] in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking. [verzoeker] verzoekt het hof die beschikking te vernietigen en opnieuw recht doende te bepalen dat de bij notariële akte
"Huwelijksvoorwaarden en verdeling huwelijksvermogensgemeenschap"van 28 juni 2011 gesloten overeenkomst tussen partijen tot het aangaan van huwelijkse voorwaarden in stand wordt gelaten, dan wel dat deze huwelijkse voorwaarden van toepassing zijn op het tussen partijen geldende huwelijksgoederenregime, dan wel dat tussen partijen geen sprake is van een overdeelde gemeenschap van goederen.
2.2
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 16 mei 2017, heeft [verweerster] het verzoek in hoger beroep van [verzoeker] bestreden.
2.3
Bij brief van 10 van juli 2017 heeft [verzoeker] nog enkele stukken in het geding gebracht.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 30 november 2017 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten.

3.De feiten

3.1
Partijen zijn [in] 2008 gehuwd in gemeenschap van goederen.
3.2
[verzoeker] is vanaf 13 september 2007 directeur en enig aandeelhouder geweest van [B] B.V., een bedrijf dat zich bezighoudt met de in- en verkoop van vis.
3.3
Op 22 september 2010 heeft [verzoeker] de aandelen in [B] B.V. overgedragen aan [C] B.V. en is deze B.V. bestuurder en enig aandeelhouder van [B] B.V. geworden. Eveneens op 22 september 2010 is de Stichting [D] bestuurder en enig aandeelhouder van [C] B.V. geworden. [verzoeker] is de houder van de 180 door genoemde stichting uitgegeven certificaten van aandelen. Van 22 september 2010 tot 21 februari 2012 is [verzoeker] voorzitter van de Stichting [D] geweest en was hij alleen en zelfstandig bevoegd de stichting te vertegenwoordigen.
Vanaf 21 februari 2012 zijn [E] en [F] , broers van [verzoeker] , gezamenlijk bevoegd de stichting te besturen.
3.4
De bij de Kamer van Koophandel gedeponeerde jaarrekeningen van [C] B.V geven een eigen vermogen weer van deze B.V. per 31 december 2010 van € 867.152,- en per 31 december 2011 van € 1.018.863,-.
3.5
Bij notariële akte getiteld
"Huwelijksvoorwaarden en verdeling huwelijksvermogensgemeenschap",verleden op 28 juni 2011, zijn partijen staande huwelijk alsnog huwelijkse voorwaarden overeengekomen. In deze akte zijn de volgende overwegingen en bepalingen opgenomen:
"De verschenen personen verklaarden het volgende

Op achtentwintig juni tweeduizend acht te [A] zijn zij met elkaar zonder het maken van huwelijksvoorwaarden gehuwd.

Voorafgaand aan het huwelijk zijn door een misverstand wat betreft de (rechts)gevolgen tussen hen geen huwelijksvoorwaarden gemaakt.

Op grond van de wettelijke bepalingen zijn zij gehuwd naar Nederlands recht in wettelijke gemeenschap van goederen.

Zij wensen de vermogensrechtelijke gevolgen van hun huwelijk te rekenen vanaf de eerste dag na heden te regelen volgens de navolgende huwelijksvoorwaarden. De krachtens artikel 1:119 BW vereiste goedkeuring van de Rechtbank Zwolle tot het maken van de huwelijksvoorwaarden is verleend bij beschikking de dato zeventien juni tweeduizend elf. (…)

Partijen zijn de hierna te noemen huwelijkse voorwaarden aangegaan binnen drie jaren na het sluiten van hun huwelijk en binnen zes maanden na de datum van de beschikking van tegemoetkoming van de belastingdienst als bedoeld in artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen met betrekking tot het schenkingsrecht, in verband met de verdeling van gemeenschap van goederen tussen beiden, zoals hierna is vermeld. (…)

In deze akte willen partijen overgaan tot het aangaan van bedoelde huwelijksvoorwaarden en tot verdeling van de tussen hen bestaande huwelijksvermogensgemeenschap.
De verschenen personen hebben te kennen gegeven, in verband met hun huwelijk, dat de door de verschenen personen verkozen huwelijkse voorwaarden zijn gebaseerd op de navolgende
OVERWEGINGEN
De echtgenoten willen uitsluiten dat zij tijdens huwelijk financieel aansprakelijk kunnen worden gesteld voor schulden ontstaan uit de onderneming van de andere partij.
De echtgenoten willen nadrukkelijk dat de woning verkregen door de echtgenoten hun gemeenschappelijke eigendom is.
De echtgenoten wensen gedurende hun huwelijk geen inkomsten te verrekenen.
Bij het einde van hun huwelijk door overlijden willen de echtgenoten de waarde van hun beider vermogens verrekenen.
Bij het einde van hun huwelijk anders dan door overlijden willen de echtgenoten niet de waarde van hun beider vermogens verrekenen.
Ten aanzien van de echtgenoten zullen gelden de volgende:
HUWELIJKSVOORWAARDEN
BEPERKTE GEMEENSCHAP VAN WOONHUIS
Artikel1
De echtgenoten zijn gehuwd in een, in artikel 2 nader omschreven gemeenschap van woonhuis, zijnde de echtelijke woning;
elke andere gemeenschap van goederen is tussen hen uitgesloten.
BEPERKTE GEMEENSCHAP VAN DE GEZAMENLIJK BEWOONDE WONING
Artikel 2
Echtgenoten wijken door deze huwelijksvoorwaarden af van de regels van de wettelijke gemeenschap, in die zin dat er tussen hen geen andere gemeenschap van goederen bestaat dan een gemeenschap die omvat:
a.
wat de baten betreft:
de woning in de zin van artikel 88 lid 1 sub a Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, waar de echtgenoten tezamen wonen en die - staande ten name van één of beide hunner - in eigendom of zakelijk genotsrecht is opgekomen of zal opkomen aan één of elk van de echtgenoten;
wat de lasten betreft, uitsluitend de verplichtingen en schulden van één of elk van de echtgenoten uit hoofde van:
1.
geldleningen die dienen tot verwerving of bekostiging van een (de) woning als hiervoor sub a bedoeld en waarvoor tot zekerheid voor de terugbetaling zulk een woning hypothecair is verbonden;
2.
de lasten en kosten die het rechtstreeks gevolg zijn van het bezit en genot van een woning als hiervoor sub a bedoeld, onder welke lasten en kosten ondermeer begrepen dienen te worden de lasten en kosten van groot- en kleinonderhoud, van herstel, verbetering en vernieuwing als ook de vaste (zakelijke) lasten.
Aldus zal tot bedoelde gemeenschap behoren het volgende de echtgenoten thans tot woning dienende registergoed:
het woonhuis met garage, erf en tuin, plaatselijk bekend [A], [a-straat 1], (…)
Uitsluiting elke gemeenschap van goederen
De echtgenoten zijn overigens met uitsluiting van elke gemeenschap van goederen gehuwd.
(…)
GEEN VERREKENING VAN INKOMSTEN
Artikel 10
Er vindt tussen de echtgenoten geen periodieke verrekening van inkomsten plaats.
PENSIOEN/VERREKENING OVERIGE OUDEDAGSVOORZIENINGEN
Artikel 11
Pensioenverevening uitgesloten
De echtgenoten sluiten de toepasselijkheid van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding uit, zodat bij echtscheiding en scheiding van tafel en bed op geen enkele wijze verevening of verrekening van rechten op ouderdomspensioen plaats vindt.
(…)
De aanspraken op nabestaandenpensioen worden hierdoor niet gewijzigd.
Verrekening overige oudedagsvoorzieningen
Bij echtscheiding en scheiding van tafel en bed wordt de waarde van aanspraken op een oudedagsvoorziening, die geen pensioenrechten zijn in de zin van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding, niet verrekend.
(…)
GEEN VERREKENING BIJ EINDE HUWELIJK ANDERS DAN DOOR OVERLIJDEN
Artikel 13
Ingeval het huwelijk wordt ontbonden anders dan door overlijden of als tussen de echtgenoten scheiding van tafel en bed wordt uitgesproken vindt geen finale verrekening plaats.
VERDELING VAN DE HUWELIJKSVERMOGENSGEMEENSCHAP
INVENTARISATIE EN BECHRIJVING

Partijen wensen thans na te melden inventarisatie en beschrijving van het vermogen dat behoort tot voormelde (ontbonden) huwelijksvermogensgemeenschap en welk vermogen niet gemeenschappelijk zal blijven, per na te melden datum van verdeling, te doen voorafgaan aan de verdeling van dat vermogen. Deze beschrijving zal tevens tot grondslag van de verdeling strekken.

(…)
BEZITTINGEN
Tot de beschreven bezittingen behoren:
Registergoed
Het navolgende registergoed:
het woonhuis met garage, erf en tuin, plaatselijk bekend [A], [a-straat 1], (…)
(…)
Premies en koopsommen van levensverzekering (waaronder begrepen een ongevallenverzekering)
De (eventuele) rechten uit de polis van levensverzekering en de daaruit voortvloeiende verplichtingen.
Certificaten
De navolgende certificaten van aandelen: éénhonderdtachtig (180) certificaten in de stichting: Stichting [D] , (…)
(…)
SCHULDEN
Hypothecaire inschrijvingen
Het gemelde registergoed is belast met een hypothecaire inschrijving tot zekerheid voor de in voormelde beschrijving opgenomen schuld oorspronkelijk groot tweehonderdnegenentachtigduizend euro (€ 289.000,00) (…)
VERDELING
De deelgenoten zijn voor het sluiten van hun huwelijk door een misverstand omtrent de (rechts)gevolgen, geen huwelijksvoorwaarden aangegaan.
De deelgenoten hebben zich bij het sluiten van het huwelijk niet gerealiseerd dat hun vermogensbestanddelen hiervoor genoemd, zijnde het registergoed, de hypothecaire schuld en genoemde premies van levensverzekering, alsmede de éénhonderdtachtig (180) certificaten van aandelen in de stichting: Stichting [D] door het huwelijk tot de huwelijksvermogensgemeenschap zijn gaan behoren.
De deelgenoten wensen thans dat deze goederen, zonder enige verrekening of vordering wegens overbedeling, toekomen aan:
de verschenen persoon sub 1(hof: lees [verzoeker] )

voormelde certificaten van aandelen in de stichting: Stichting [D] (…);

de onverdeelde helft van de overlijdensrisico verzekering (…) polisnummer [00000] ;

de bankrekeningen ten name van de verschenen persoon sub 1;

de onverdeelde helft van de bankrekeningen ten name van de verschenen persoon sub 1 en de verschenen persoon sub 2(hof: lees [verweerster] )
(zogeheten "en/of rekeningen");

de vervoermiddelen ten name van de verschenen persoon sub 2.
DATUM VAN VERDELING
De deelgenoten wensen de verdeling van het te verdelen vermogen te doen plaats hebben naar de toestand per achtentwintig juni tweeduizend acht, te weten de datum van hun huwelijk, zodat dit tijdstip als "dag (datum) van verdeling" wordt aangenomen.
(…)
LEVERING CERTIFICATEN
Levering van gemelde certificaten van aandelen vindt hierbij plaats aan de verschenen persoon sub 1.
(…)
Aanvaarding verdeling

Met het vorenstaande hebben partijen de tussen hen bestaan hebbende huwelijksvermogensgemeenschap geheel en al verdeeld; zij nemen met die verdeling genoegen met de belofte dat zij elkaar na heden nimmer om enige nadere verdeling ter zake zullen lastig vallen, zomin in rechte als daarbuiten; een en ander onverminderd het bepaalde in de artikelen 3:195 - 200 BW. Partijen hebben de verdeling te hunnen bate of schade aanvaard (3:196-4 BW)

Partijen erkennen dat zij het hun toekomende - voor zover daarvoor vatbaar - hebben ontvangen, aan- en overgenomen.
RECHTSKEUZE
Ten aanzien van het tussen de echtgenoten geldende huwelijksvermogensrecht is het Nederlandse recht van toepassing.
(…)
SLOT
(…)
De betreffende verschenen persoon heeft verklaard tijdig vóór het verlijden van de akte de gelegenheid te hebben gekregen om van de inhoud van de akte kennis te nemen.
De zakelijke inhoud van de akte is door mij, notaris, aan de verschenen personen medegedeeld en toegelicht. Voorts is gewezen op de gevolgen die voor partijen of een of meer hunner uit de inhoud van de akte voortvloeien. De betreffende verschenen persoon heeft verklaard van de inhoud van de akte te hebben kennis genomen en daarmee in te stemmen."
3.6
[verzoeker] heeft op 6 november 2013 bij de rechtbank een verzoek tot echtscheiding met nevenvorderingen ingediend. [verweerster] heeft op 19 februari 2014 de rechtbank gevraagd het verzoek tot echtscheiding toe te wijzen en daarnaast zelfstandig een aantal nevenverzoeken ingediend.
3.7
De rechtbank heeft bij beschikking van 15 februari 2016 de echtscheiding uitgesproken en beslist op een aantal nevenverzoeken. Met betrekking tot de verzoeken tot verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap, dan wel de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden heeft de rechtbank de beslissing aangehouden en bepaald dat deze onder een apart zaaknummer administratief geregistreerd zullen worden en afzonderlijk verder behandeld zullen worden.
3.8
Het huwelijk van partijen is ontbonden door inschrijving in de registers van de burgerlijke stand van de (echtscheidings)beschikking van de rechtbank van 15 februari 2016.
3.9
Mr. [G] , kandidaat-notaris op het kantoor [H] Notarissen, heeft bij brief van 9 april 2014 aan de advocaat van [verzoeker] onder meer geschreven:
"De heer [verzoeker] is met zijn bedrijf/onderneming sinds 2008 cliënt bij [H] Notarissen, waarbij hij altijd contact heeft gehad met notaris mr. [I] , welke notaris verantwoordelijk is voor de ondernemingspraktijk.
Begin 2011 heeft de heer [verzoeker] in het kort met de heer [I] gesproken over zijn voornemen om alsnog huwelijkse voorwaarden op te stellen ter afscherming van het gezinsvermogen ten opzichte van het bedrijfsrisico. De heer [I] heeft toen aangegeven dat de familierecht specialist bij hem op kantoor telefonisch hierover contact met hem zou opnemen.
Vervolgens heb ik, mr. [G] , kandidaat-notaris familiepraktijk, op 20 april 2011 telefonisch contact met de heer [verzoeker] opgenomen voor wat eerste informatie en het inplannen van een afspraak bij mij op kantoor met de heer en mevrouw [verzoeker] - [verweerster] . (…)
De belangrijkste reden om alsnog huwelijkse voorwaarden te maken was in verband met de wens van partijen om het gezinsvermogen af te schermen van het bedrijfsrisico.
Gezien het feit dat partijen nog niet zo lang gehuwd waren in algehele gemeenschap van goederen, lag de mogelijkheid op tafel om gebruik te maken van de zogenaamde spijtoptantenregeling.
Met deze regeling is het mogelijk om alsnog huwelijksvoorwaarden op te stellen, welke met terugwerkende kracht gelden vanaf het moment van aanvang huwelijk.
Kort gezegd, de algehele gemeenschap van goederen wordt alsnog ongedaan gemaakt. Om naar de situatie voor huwelijk terug te keren was - ook volgens partijen - de meest logische weg.
Dat mevrouw [verweerster] hierdoor niet meer zou deelnemen in de helft van de gemeenschap van goederen is uitgebreid met haar besproken.
Mevrouw [verweerster] stemde in met het herstel en het invoeren van de huwelijkse voorwaarden, mits zij de woning alleen op haar naam in eigendom zou verkrijgen.
(…)"

4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

4.1
De onderhavige procedure heeft enkel betrekking op de door de rechtbank onder een apart zaaknummer geregistreerde verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap van partijen, dan wel de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden.
4.2
[verzoeker] heeft verzocht om partijen te bevelen tot scheiding en deling van hun huwelijksgoederengemeenschap, voor zover van toepassing, over te gaan.
4.3
[verweerster] heeft verzocht:
Primair
- de op 28 juni 2011 aangegane huwelijkse voorwaarden te vernietigen en de wijze
van verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap tussen partijen vast te stellen, ten behoeve waarvan de man inzage dient te verstrekken in zijn vermogensbestanddelen ten tijde van het huwelijk, waarbij hij onder andere de in punt 5.7 van het verweerschrift verzochte stukken dient te overleggen;
Subsidiair
- de tussen partijen d.d. 28 juni 2011 tot stand gekomen verdeling
huwelijksgoederengemeenschap te vernietigen en opnieuw de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap tussen partijen vast te stellen, ten behoeve waarvan de man inzage dient te verstrekken in zijn vermogensbestanddelen ten tijde van het huwelijk, waarbij hij onder andere de in punt 5.7 van het verweerschrift verzochte stukken dient te overleggen;
Meer subsidiair:
- te bepalen dat de man een nog nader te bepalen vergoeding aan de vrouw dient te betalen ten behoeve waarvan de man de in punt 5.7 van het verweerschrift verzochte stukken dient te overleggen.
4.4
De rechtbank heeft, voor zover hier van belang, bij beschikking van 4 januari 2017 de bij notariële akte
"Huwelijksvoorwaarden en verdeling huwelijksvermogensgemeenschap"van 28 juni 2011 tussen partijen aangegane overeenkomst tot het sluiten van huwelijkse voorwaarden vernietigd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [verweerster] zich met betrekking tot hetgeen in de notariële akte tussen partijen is overeengekomen terecht beroepen op dwaling.
De rechtbank heeft bepaald dat tegen de beschikking van 4 januari 2017 tussentijds hoger beroep kan worden ingesteld.

5.De beoordeling van de grieven

Het van toepassing zijnde recht
5.1
Op grond van artikel IV, lid 1, van de Wet van 24 april 2017 tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en de Faillissementswet teneinde de omvang van de wettelijke gemeenschap van goederen te beperken, Stb 2017, nr. 177, in werking getreden op 1 januari 2018, blijft op een gemeenschap van goederen, ontstaan vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, artikel 94 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing, zoals dat artikel luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet.
De grieven
5.2
[verzoeker] heeft twee grieven opgeworpen waarmee hij in volle omvang het oordeel van de rechtbank bestrijdt dat [verweerster] heeft gedwaald bij het aangaan van de huwelijkse voorwaarden en de daarmee samenhangende verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. Het hof zal de grieven daarom gezamenlijk bespreken.
5.3
[verzoeker] heeft aangevoerd dat hij het initiatief heeft genomen tot wijziging van het huwelijksgoederenregime van partijen om het bedrijfsrisico voor zijn onderneming te beperken. Volgens hem heeft ook [verweerster] er uitdrukkelijk voor gekozen met gebruikmaking van de spijtoptantenregeling, waardoor een en ander fiscaal gunstig voor partijen zou kunnen worden geregeld, de voorhuwelijkse situatie te herstellen, omdat als gevolg van een misverstand was verzuimd voorafgaande aan het huwelijk huwelijkse voorwaarden op te stellen. Partijen verkeerden, zo heeft hij betoogd, ten tijde van het sluiten van het huwelijk in de veronderstelling dat hun vermogens met uitzondering van de gezamenlijke echtelijke woning gescheiden bleven. Het is in zijn ogen voor [verweerster] dan ook geen moment onduidelijk geweest dat zij nadien geen aanspraken meer zou kunnen maken op de waarde van de certificaten van aandelen.
[verzoeker] heeft er op gewezen dat [verweerster] niet onbekend is met het visbedrijf. Zij en haar broers hebben altijd gewerkt in het bedrijf van hun vader. Dat is een soortgelijke onderneming als [B] B.V. Gelet op haar achtergrond weet zij daarom volgens [verzoeker] dat een dergelijk bedrijf een aanzienlijke waarde kan hebben.
De rechtbank heeft naar het oordeel van [verzoeker] verder ten onrechte de beslissing van het hof Amsterdam van 25 augustus 2015 naar aanleiding van een klacht van [verweerster] tegen mr. [J] en mr. [G] zwaar laten wegen bij zijn beslissing. [verzoeker] is op geen enkele wijze betrokken geweest bij de klachtprocedure. Naar zijn mening rust op hem niet dezelfde verantwoordelijkheid als op de (kandidaat)notaris.
Volgens [verzoeker] hechtte [verweerster] ten tijde van het opstellen van de huwelijkse voorwaarden vooral belang aan toedeling van de eigen woning. De rechtbank heeft naar de mening van [verzoeker] bovendien ten onrechte een groot gewicht toegekend aan de omstandigheid dat het bijna drie jaren heeft geduurd voordat de huwelijkse voorwaarden zijn overeengekomen.
5.4
[verweerster] heeft aangevoerd dat [verzoeker] haar heeft verteld dat huwelijkse voorwaarden moesten worden opgemaakt om het privévermogen, met name de woning veilig te stellen wanneer het mis zou gaan met de onderneming van [verzoeker] . Het zou op dat moment niet goed gaan in de vishandel. Onder dat voorwendsel van [verzoeker] is zij huwelijkse voorwaarden aangegaan zonder dat zij door de (kandidaat-)notaris of [verzoeker] over de werkelijke gevolgen is geïnformeerd. [verweerster] heeft in dat verband gesteld dat op 27 april 2011 een gesprek heeft plaatsgevonden tussen haar, [verzoeker] en mr. [G] . Tijdens die bespreking is aan de orde geweest dat de certificaten van aandelen aan [verzoeker] zouden worden toebedeeld. Zij zou dan op termijn de echtelijke woning alleen op haar naam krijgen. Volgens [verweerster] hebben [verzoeker] en de notaris tijdens die bespreking niet met haar gesproken over de waarde van circa € 1.000.000,- die de certificaten van aandelen vertegenwoordigden, terwijl de woning een onderwaarde had van circa € 49.000,-. Vervolgens heeft op 28 juni 2011 opnieuw een bespreking plaatsgevonden met de notaris, waarbij de akte
"Huwelijksvoorwaarden en verdeling huwelijksvermogensgemeenschap", door partijen en de notaris is ondertekend. [verweerster] heeft gesteld dat de notaris geen nadere toelichting meer op de huwelijkse voorwaarden heeft gegeven en dat zij ook bij die gelegenheid noch door de notaris, noch door [verzoeker] is gewezen op de gevolgen die de gemaakte afspraken voor haar zouden hebben. Zij is als gevolg van het opstellen van de akte haar aanspraken op de helft van de waarde van de certificaten van aandelen van circa € 1.000.000,- verloren.
Naar de mening van [verweerster] wist [verzoeker] , althans had hij behoren te weten dat zij nooit met de huwelijkse voorwaarden had ingestemd als zij door hem was geïnformeerd over de waarde van de aandelen in 2011.
5.5
Op grond van artikel 6:228 lid 1 aanhef en onder b BW is een overeenkomst die tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten, vernietigbaar indien de wederpartij in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten, de dwalende had behoren in te lichten.
5.6
Het staat vast dat [verzoeker] ten tijde van het sluiten van het huwelijk [in] 2008 directeur en enig aandeelhouder was van [B] B.V.
5.7
Door het huwelijk van partijen is op grond van artikel 1:94 BW, zoals dat destijds luidde, van rechtswege een gemeenschap van goederen ontstaan. De aandelen in [B] B.V. zijn daardoor deel gaan uitmaken van die gemeenschap.
5.8
Tijdens de mondelinge behandeling van de zaak op 30 november 2017 is gebleken dat [verweerster] voorafgaande aan het huwelijk kort bij [verzoeker] ter sprake heeft gebracht om op huwelijkse voorwaarden te trouwen, omdat haar broer ook op huwelijkse voorwaarden was getrouwd in verband met een bedrijf dat hij exploiteerde. Volgens [verzoeker] is daar toen niet nader over gesproken omdat hij op dat moment andere prioriteiten had.
5.9
Zonder [verweerster] daarin te kennen heeft [verzoeker] op 22 september 2010 op advies van zijn accountant de aandelen in [B] B.V. overgedragen aan [C] B.V. en vervolgens de aandelen van [C] B.V. ondergebracht in de Stichting [D] , om daarna 180 certificaten van aandelen van de stichting te ontvangen. Van het bestuur van deze stichting is [verzoeker] tot 21 februari 2012 voorzitter geweest en als zodanig was hij alleen en zelfstandig bevoegd de stichting te vertegenwoordigen. Op 21 februari 2012 heeft hij het bestuur van de stichting overgedragen aan zijn broers. Volgens [verzoeker] heeft de accountant hem die bedrijfsopzet geadviseerd om het bedrijf te beschermen.
5.1
Op grond van de bij de Kamer van Koophandel gedeponeerde jaarrekeningen moet ervan worden uitgegaan dat de waarde van de certificaten van aandelen tijdens het opmaken van de huwelijkse voorwaarden op 28 juni 2011 om en nabij € 1.000.000,- bedroeg.
5.11
Bij de mondelinge behandeling is komen vast te staan dat bij de bespreking met notaris mr. [J] en kandidaat-notaris mr. [G] op hun kantoor op 27 april 2011 is besproken dat de certificaten van aandelen naar [verzoeker] zouden gaan en dat er sprake was van een ongelijke verdeling. Daarbij is er over gesproken dat de certificaten een waarde van € 18.000,- vertegenwoordigden. De waarde van € 18.000,- komt overeen met het gestort aandelenkapitaal in [B] B.V.
5.12
[verzoeker] heeft bij de mondelinge behandeling een en andermaal verklaard dat hij terug wilde naar de situatie van voor het huwelijk. Het bedrijf was van hem en is altijd van hem gebleven. Hij wilde het bedrijf weer volledig terug.
5.13
Het hof stelt op grond van het vorenstaande vast dat [verzoeker] andere beweegredenen had voor het wijzigen van het huwelijksgoederenregime dan hij heeft beweerd tegenover notaris mr. [I] en kandidaat-notaris mr. [G] en ook heeft voorgehouden aan [verweerster] . Kennelijk was bij hem het besef doorgedrongen dat door niet voorafgaande aan het huwelijk huwelijkse voorwaarden op te maken, zoals [verweerster] had voorgesteld, [verweerster] aanspraak kon maken op de helft van de waarde van de certificaten van aandelen. [verzoeker] heeft door een andere reden voor te wenden voor het opstellen van huwelijkse voorwaarden geen open kaart gespeeld.
5.14
Verder is het hof met de rechtbank van oordeel dat [verzoeker] in het kader van de herziening van hun huwelijksgoederenregime [verweerster] ten volle had moeten informeren over de waarde van de certificaten van aandelen. Door bij de bespreking met de notaris slechts het bedrag van € 18.000,- te noemen en niet de werkelijke waarde van de certificaten van circa € 1.000.000,- heeft hij [verweerster] op een dwaalspoor gezet. [verzoeker] heeft in dit verband een eigen verantwoordelijkheid en kan zich niet verschuilen achter een tekortschieten van notaris mr. [J] en kandidaat-notaris mr. [G] in de uitoefening van hun functie zoals vastgesteld door het hof Amsterdam bij beslissing van 25 augustus 2015.
5.15
In dat kader is van belang dat [verweerster] zich nooit heeft beziggehouden met de bedrijfsvoering van [B] B.V. of [C] B.V. Daarnaast is bij de mondelinge behandeling komen vast te staan dat [verzoeker] niet met [verweerster] sprak over de gang van zaken binnen zijn bedrijf en ook geen cijfers met haar deelde, juist omdat de vader van [verweerster] een visbedrijf exploiteerde. [verzoeker] zag dat bedrijf als een concurrent en zijn eigen bedrijfsgegevens en cijfers zag hij als concurrentiegevoelige informatie die niet bij de vader van [verweerster] bekend mocht worden. [verzoeker] heeft er wel mee ingestemd dat [verweerster] het concept van de huwelijkse voorwaarden met haar vader zou bespreken, maar ook daarbij heeft hij opnieuw geen cijfers beschikbaar gesteld.
5.16
Anders dan [verzoeker] heeft betoogd droeg [verweerster] ook geen kennis van de gang van zaken in een visbedrijf uit hoofde van werkzaamheden voor het bedrijf van haar vader. Tijdens de mondelinge behandeling is vastgesteld dat zij weliswaar altijd heeft gewerkt in het visverwerkingsbedrijf van haar vader, maar uitsluitend als productiemedewerkster en schoonmaakmedewerkster. Met de bedrijfsvoering heeft zij zich nooit beziggehouden en zij sprak daar ook niet over met haar vader of haar broers.
5.17
Door [verweerster] een andere dan de werkelijke reden voor de wijziging van de huwelijkse voorwaarden voor te spiegelen en [verweerster] geen inzicht te geven in de werkelijke waarde van de certificaten van aandelen heeft [verzoeker] verhinderd dat [verweerster] een weloverwogen keuze kon maken. Naar het oordeel van het hof moet er onder de gegeven omstandigheden vanuit worden gegaan dat [verweerster] niet akkoord zou zijn gegaan met de huwelijkse voorwaarden en de daaraan gekoppelde verdeling wanneer zij op de hoogte was geweest van de waarde van de certificaten. Eens temeer niet nu in de huwelijkse voorwaarden een koude uitsluiting is opgenomen bij echtscheiding en pensioenverevening is uitgesloten, terwijl de echtelijke woning, die bovendien een onderwaarde vertegenwoordigde, pas op termijn aan [verweerster] zou worden toebedeeld.
5.18
De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat het beroep van [verweerster] op dwaling slaagt en op goede gronden de bij notariële akte
"Huwelijksvoorwaarden en verdeling huwelijksvermogensgemeenschap"van 28 juni 2011 tussen partijen gesloten overeenkomst tot het aangaan van huwelijkse voorwaarden vernietigd.

6.De slotsom

6.1
De grieven falen. De bestreden (tussen)beschikking van 4 januari 2017 zal worden bekrachtigd, voor zover de rechtbank daarbij de bij notariële akte
"Huwelijksvoorwaarden en verdeling huwelijksvermogensgemeenschap"van 28 juni 2011 tussen partijen gesloten overeenkomst tot het aangaan van huwelijkse voorwaarden heeft vernietigd.
6.2
Nu [verweerster] niet heeft verzocht om veroordeling van [verzoeker] in de kosten van de procedure in hoger beroep, zal het hof, zoals gebruikelijk in procedures tussen voormalige echtgenoten, de kosten compenseren in die zin dat partijen ieder hun eigen kosten dragen.
6.3
Het meer of anders verzochte zal worden afgewezen.

7.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt de (tussen)beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 4 januari 2017, voor zover de rechtbank daarbij de bij notariële akte
"Huwelijksvoorwaarden en verdeling huwelijksvermogensgemeenschap"van 28 juni 2011 tussen partijen gesloten overeenkomst tot het aangaan van huwelijkse voorwaarden heeft vernietigd;
bepaalt dat iedere partij haar eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. B.J.H. Hofstee, G. Jonkman en J.G. Knot, bijgestaan door mr. J. Robben als griffier en is op 19 juni 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.