ECLI:NL:GHARL:2018:5805

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 juni 2018
Publicatiedatum
25 juni 2018
Zaaknummer
200.234.963
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige in hoger beroep

In deze zaak gaat het om een verzoek van een minderjarige, aangeduid als [verzoeker], die in hoger beroep is gegaan tegen een beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland. De kinderrechter had op 23 januari 2018 een machtiging verleend voor gesloten jeugdhulp, waar [verzoeker] het niet mee eens was. De zaak werd behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 7 juni 2018 uitspraak deed. De achtergrond van de zaak betreft de problematische situatie van [verzoeker], die op jonge leeftijd onder toezicht was gesteld en meerdere keren uit huis geplaatst is. De ouders van [verzoeker] zijn ontheven van het gezag, en Nidos is benoemd tot voogd. Het hof heeft vastgesteld dat [verzoeker] in het verleden moeilijk gedrag vertoonde, wat leidde tot zijn gesloten plaatsing. Tijdens de zitting op 20 april 2018 heeft het hof de argumenten van beide partijen gehoord. Het hof concludeert dat de gesloten plaatsing noodzakelijk is geweest vanwege de ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen van [verzoeker]. Echter, het hof is van mening dat de duur van de machtiging te lang is en heeft besloten deze te verkorten tot negen maanden, tot 23 oktober 2018. Het hof benadrukt het belang van actieve behandeling en onderzoek naar de problemen van [verzoeker].

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.234.963
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 453217)
beschikking van 7 juni 2018
in de zaak van
[verzoeker],
verblijvende in [stichting jeugdzorg X] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. W.E.R. Geurts uit Utrecht,
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Nidos,
gevestigd in Utrecht,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: Nidos.

1.Het proces bij de rechtbank

In de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 23 januari 2018, staat hoe het proces bij de rechtbank is gegaan.

2.Het proces bij het hof

2.1.
In het dossier van het hof zitten de volgende stukken:
- het beroepschrift van [verzoeker] met bijlagen, ontvangen op 28 februari 2018;
- het verweerschrift van Nidos.
2.2.
De zitting bij het hof was op 20 april 2018. [verzoeker] is die dag samen met zijn advocaat gekomen. Namens Nidos waren aanwezig [persoon 1] en [persoon 2] .

3.De voorgeschiedenis

3.1.
[verzoeker] is op [geboortedatum] in [geboorteplaats] geboren. De ouders van [verzoeker] zijn [de moeder] (de moeder) en [de vader] (de vader). De ouders hebben samen het gezag over [verzoeker] gehad.
3.2.
Van 2004 tot en met 2006 is er een ondertoezichtstelling geweest. Met ingang van 12 februari 2010 is [verzoeker] opnieuw onder toezicht gesteld van Nidos. Op 20 september 2011 is [verzoeker] uit huis geplaatst. De ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing zijn steeds door de kinderrechter verlengd.
3.3.
In de beschikking van 25 maart 2014 heeft de rechtbank Oost-Brabant de ouders ontheven van het gezag over [verzoeker] en is Nidos tot voogdes over [verzoeker] benoemd.
3.4.
In de beschikking van 27 december 2017 is [verzoeker] met spoed gesloten geplaatst tot 24 januari 2018. Een gesloten plaatsing houdt in dat een jeugdige in een instelling moet blijven waar hij niet zomaar weg kan. Het verzoek van Nidos om de gesloten plaatsing langer te laten duren is in de beschikking van 5 januari 2018 door de kinderrechter afgewezen.
3.5.
Nidos heeft daarna een nieuw verzoek voor een gesloten plaatsing bij de kinderrechter ingediend. In de beschikking van 23 januari 2018 is het verzoek toegewezen en is [verzoeker] opnieuw gesloten geplaatst tot 23 januari 2019.
3.6.
[verzoeker] heeft op verschillende plekken gewoond. Eerst woonde hij in een pleeggezin. Daarna vanaf 15 juli 2016 in [plaats 1] . [verzoeker] heeft vanaf 24 december 2017 kort in een crisisopvang van [X] gewoond en daarna vanaf 13 januari 2018 in een crisisopvang van [Y] in [plaatsnaam] . Sinds 13 februari 2018 woont [verzoeker] in [stichting jeugdzorg X] .

4.Waar het nu over gaat

4.1.
[verzoeker] is het niet eens met de beschikking van 23 januari 2018. Hij wil niet gesloten geplaatst zitten. Hij wil dat het verzoek van Nidos wordt afgewezen en om hem anders voor een kortere duur gesloten te plaatsen.
4.2.
Nidos is het niet eens met het verzoek van [verzoeker] . Nidos verzoekt het verzoek van [verzoeker] af te wijzen.

5.De redenen voor de beslissing

Wat in de wet staat
5.1.
Omdat [verzoeker] ouder dan twaalf jaar is mag hij zijn verzoek aan het hof voorleggen. Dit staat in artikel 6.1.1 lid 2 van de Jeugdwet (Jw).
5.2.
In artikel 6.1.2 lid 1 Jw staat dat de kinderrechter op verzoek een machtiging kan verlenen om een jeugdige in een gesloten accommodatie te laten opnemen en te laten verblijven. Een machtiging kan volgens artikel 6.1.2 lid 2 Jw alleen maar worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren en de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
5.3.
In artikel 6.1.2 lid 3 Jw staat dat voor een jeugdige die nog geen achttien jaar is, een machtiging bovendien alleen maar kan worden verleend, indien:
a. de jeugdige onder toezicht is gesteld,
b. de voogdij over de jeugdige berust bij een gecertificeerde instelling, of
c. degene die, anders dan bedoeld onder b, de wettelijke vertegenwoordiger is, met de opneming en het verblijf instemt.
5.4.
In artikel 6.1.2 lid 5 Jw staat dat een machtiging verder slechts kan worden verleend indien het college van de gemeente waar de jeugdige zijn woonplaats heeft, of de gecertificeerde instelling die de ondertoezichtstelling uitvoert of de voogdij uitoefent, heeft bepaald dat een voorziening op het gebied van jeugdhulp en verblijf niet zijnde verblijf bij een pleegouder nodig is. Het verzoek behoeft volgens artikel 6.1.2 lid 6 Jw instemming van een gekwalificeerde gedragswetenschapper die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht.
5.5.
Volgens artikel 6.1.10 lid 1 Jw hoort de kinderrechter voordat hij een machtiging verleent de jeugdige, degene die het gezag over de minderjarige uitoefent en degene die de jeugdige als behorende tot zijn gezin verzorgt en opvoedt (tenzij de kinderrechter vaststelt dat een persoon niet bereid is zich te doen horen) alsmede de verzoeker en, in gevallen als bedoeld in artikel 6.1.7 Jw, de jeugdhulpaanbieder.
5.6.
De beschikking is volgens artikel 6.1.12 lid 1 Jw bij voorraad uitvoerbaar. In het tweede lid van dit artikel staat dat de kinderrechter de geldigheidsduur van de machtiging bepaalt op ten hoogste één jaar.
Wat het hof ervan vindt
5.7.
In het verleden heeft [verzoeker] , die nu 15 jaar oud is, zeer moeilijk gedrag laten zien. Daarom kon hij niet langer in het pleeggezin blijven en moest hij naar een instelling. Ook in de instelling liet [verzoeker] moeilijk gedrag zien. Zo had hij vaak ruzie met de leiding, was hij agressief naar anderen en liep hij regelmatig weg. Omdat dit gedrag voor onveilige situaties zorgde voor [verzoeker] zelf en ook voor anderen, heeft Nidos in overleg met de leiding besloten hem over te plaatsen naar een andere instelling. Na het gesprek hierover is [verzoeker] weggelopen. [verzoeker] is acht maanden vermist geweest. Op 24 december 2017 heeft de politie [verzoeker] opgepakt en is [verzoeker] in een crisisopvang geplaatst. Kort daarna is [verzoeker] weer weggelopen. Ongeveer twee weken later is [verzoeker] weer opgepakt en in een andere crisisopvang geplaatst. Omdat deze crisisopvang niet de juiste begeleiding kon bieden, moest [verzoeker] overgeplaatst worden. [verzoeker] heeft een licht verstandelijke beperking en een sociaal-emotionele achterstand. Hij heeft hier begeleiding voor nodig. Daarom is [verzoeker] geplaatst in [stichting jeugdzorg X] . Daar kunnen ze hem de begeleiding bieden die hij nodig heeft. [verzoeker] geeft aan dat hij nu heel erg zijn best doet en graag naar een open groep wil. Ook Nidos ziet dat [verzoeker] zich nu veel beter gedraagt en erg zijn best doet. Er wordt al gewerkt aan het krijgen van meer vrijheden. Nidos vindt een onderzoek van [verzoeker] nog wel nodig om te kijken welke problemen hij precies heeft en welke hulp daarvoor nodig is.
5.8.
Het hof vindt dat de rechtbank terecht heeft beslist dat [verzoeker] gesloten geplaatst moest worden. Door zijn moeilijke gedrag en het lange weglopen kreeg hij niet de hulp en de opvoeding die hij nodig had. Daardoor kwam zijn ontwikkeling ernstig in gevaar. [verzoeker] laat nu zien dat hij aan zichzelf wil werken. Iedereen is het erover eens dat [verzoeker] zich goed gedraagt en hard werkt om zijn doelen te halen. Daarom vindt het hof een jaar nu te lang. Wel denkt het hof dat een periode van negen maanden nodig is. Het is belangrijk dat Nidos actief aan de slag gaat met de behandeling en het persoonlijkheidsonderzoek van [verzoeker] .
5.9.
Het hof zal daarom een deel van de beschikking van de rechtbank ongedaan maken en beslissen dat [verzoeker] negen maanden gesloten geplaatst moet worden.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 23 januari 2018 en opnieuw beschikkende:
verleent een machtiging gesloten jeugdhulp tot 23 oktober 2018 betreffende de minderjarige [verzoeker] .
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Krijger, R. Prakke-Nieuwenhuizen en T. ter Brugge, bijgestaan door mr. K. Broere als griffier, en is op 7 juni 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.