Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verloop van het geding
2.De beoordeling van de vordering
4.De beslissing
.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 juni 2018 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de herroeping en heropening van de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap tussen een vrouw en een man. De vrouw had eerder verzocht om herroeping van eerdere beschikkingen, waarbij het hof had bepaald dat zij een bedrag van € 958,- aan de man moest betalen en dat de man aan haar € 3.372,65 diende te betalen. De vrouw stelde dat de eerdere beslissingen op valse stukken berustten en vroeg om heropening van de procedure. Het hof oordeelde dat de man door het plegen van valsheid in geschrifte zijn aandeel in de inboedelgoederen had verbeurd. De vrouw claimde dat de gehele inboedel in zowel Nederland als Spanje aan haar toebehoorde, terwijl de man dit betwistte en stelde dat de waarde van de inboedel veel lager was dan de vrouw beweerde.
Tijdens de mondelinge behandeling op 13 april 2018 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Het hof oordeelde dat de man zijn aandeel in de inboedelgoederen had verbeurd en dat de inboedelzaken die op de koop- en leveringsakte van 31 oktober 2013 stonden, alsnog verdeeld moesten worden. Het hof schatte de waarde van de inboedel op € 10.000,-, in plaats van de door de vrouw gevraagde € 51.880,-. Daarnaast werd de man veroordeeld om de proceskosten van de vrouw te vergoeden, die op € 2.094,- werden vastgesteld. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof wees het meer of anders verzochte af.