In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van de verblijfplaats van een minderjarige, geboren in 2014. De verzoekster, de oma van de minderjarige, had in hoger beroep toestemming gevraagd voor de wijziging van het verblijf van de minderjarige van haar naar de moeder. De zaak volgde op een eerdere mondelinge uitspraak van 30 maart 2018, waarin het hof de beslissing had aangehouden en de gecertificeerde instelling (GI) had opgedragen om nadere gegevens te verstrekken.
Tijdens de behandeling op 4 juni 2018 heeft het hof de betrokken partijen gehoord, waaronder de oma, de ouders van de minderjarige, en vertegenwoordigers van de GI. Het hof heeft vastgesteld dat de minderjarige zowel bij de oma als bij de ouders een veilige en liefdevolle omgeving heeft. De ouders zijn bereid om hulp te accepteren en hebben blijk gegeven van een goede hechting met de minderjarige. De raad heeft het verzoek van de GI om de verblijfplaats te wijzigen naar de moeder ondersteund, waarbij het belang van de minderjarige voorop staat.
Het hof heeft geconcludeerd dat de wijziging van de verblijfplaats in het belang van de minderjarige is en dat het contact met de oma gewaarborgd moet blijven. De beslissing van het hof houdt rekening met de bescherming van het gezinsleven zoals vastgelegd in artikel 8 van het EVRM en de belangen van de minderjarige zoals neergelegd in het IVRK. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad.