ECLI:NL:GHARL:2018:5792

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 juni 2018
Publicatiedatum
25 juni 2018
Zaaknummer
200.234.720/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming tot wijziging van verblijfplaats van een minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van de verblijfplaats van een minderjarige, geboren in 2014. De verzoekster, de oma van de minderjarige, had in hoger beroep toestemming gevraagd voor de wijziging van het verblijf van de minderjarige van haar naar de moeder. De zaak volgde op een eerdere mondelinge uitspraak van 30 maart 2018, waarin het hof de beslissing had aangehouden en de gecertificeerde instelling (GI) had opgedragen om nadere gegevens te verstrekken.

Tijdens de behandeling op 4 juni 2018 heeft het hof de betrokken partijen gehoord, waaronder de oma, de ouders van de minderjarige, en vertegenwoordigers van de GI. Het hof heeft vastgesteld dat de minderjarige zowel bij de oma als bij de ouders een veilige en liefdevolle omgeving heeft. De ouders zijn bereid om hulp te accepteren en hebben blijk gegeven van een goede hechting met de minderjarige. De raad heeft het verzoek van de GI om de verblijfplaats te wijzigen naar de moeder ondersteund, waarbij het belang van de minderjarige voorop staat.

Het hof heeft geconcludeerd dat de wijziging van de verblijfplaats in het belang van de minderjarige is en dat het contact met de oma gewaarborgd moet blijven. De beslissing van het hof houdt rekening met de bescherming van het gezinsleven zoals vastgelegd in artikel 8 van het EVRM en de belangen van de minderjarige zoals neergelegd in het IVRK. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof: 200.234.720/01
(zaaknummers rechtbank Midden-Nederland C/16/447939 / JL RK 17-657,C/16/447942 / JL RK 17-658, C/16/447944 / JL RK 17-659, C/16/445728 / JL RK 17-583)
beschikking van 21 juni 2018
inzake
[verzoekster],
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: oma (van [de minderjarige] ),
advocaat: mr. I. Roos te Amsterdam,
en
de gecertificeerde instelling:
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
kantoorhoudende te Amsterdam,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[de moeder],
wonende te [B] ,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J. Burema te Almere.
en verder is als informant aangemerkt:
[de vader],
wonende te [B] ,
verder te noemen: de vader,
advocaat mr. J.A. Neslo te Almere.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof verwijst naar het proces-verbaal van mondelinge uitspraak ex artikel 30p van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van 30 maart 2018. Daarbij is onder meer de beslissing met betrekking tot de toestemming voor wijziging van het verblijf van de hierna genoemde minderjarige [de minderjarige] (van oma naar de moeder) aangehouden met opdracht aan de GI nadere gegevens in te dienen en is de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] tot 3 juni 2018 verlengd.
1.2
Na de voormelde mondelinge uitspraak zijn ter griffie van het hof binnengekomen:
- een faxbericht van de GI van 11 mei 2018 met productie(s);
- een brief van de GI van 14 mei 2018 met als bijlage een brief van de raad van 9 mei
2018;
- een brief van de raad van 9 mei 2018 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Roos van 1 juni 2018 met productie(s).
1.3
De zaak is in dezelfde samenstelling van het hof verder behandeld op 4 juni 2018 waarbij zijn verschenen de oma en haar advocaat, de ouders bijgestaan door mr. Burema en namens de GI mw. [C] en [D] .

2.De motivering van de beslissing

De wijziging van de verblijfplaats van [de minderjarige]
2.1
Zoals overwogen bij de mondelinge uitspraak op 30 maart 2018 kon het hof op basis van de toen beschikbare gegevens het belang van [de minderjarige] onvoldoende toetsen. In het bijzonder was op grond van de aangedragen rapportages niet inzichtelijk op welke wijze het belang van [de minderjarige] , die sinds haar geboorte in het gezin van oma is opgevoed en verzorgd als behorende tot het gezin, was meegewogen in de keuze van de GI om wijziging van verblijf naar de ouders te verzoeken en bleek ook niet op welke wijze de gevolgen daarvan voor [de minderjarige] waren ingeschat en geborgd. Het hof heeft het daarom noodzakelijk geoordeeld daaromtrent nader door de GI te worden geïnformeerd en in dat verband ook onder meer over het verloop van de omgang tussen [de minderjarige] en de ouders en het functioneren van [de minderjarige] in beide gezinnen.
2.2
Uit de nadere informatie van de GI blijkt dat [de minderjarige] zowel bij oma als bij de ouders een veilige en liefdevolle plek heeft en ook dat ten aanzien van hen allen sprake is van een veilige hechting. Ook blijkt dat het verblijf van [de minderjarige] in het gezin bij de ouders overwegend positief verloopt. In het gezin zijn weliswaar zorgpunten aanwezig, maar daar staan ook beschermende factoren tegenover. Zo beseffen de ouders dat en wanneer zij hulp nodig hebben, vragen daar om en accepteren die ingezette hulp dan ook. Het hof vindt het daarbij van belang dat ook de raad het verzoek van de GI om het verblijf van [de minderjarige] te wijzigen naar het gezin van de moeder steunt, waarbij mede een rol heeft gespeeld dat naar inschatting van de raad de ouders [de minderjarige] meer ruimte geven in het contact met oma dan oma dat andersom doet. Het spreekt voor zich dat het in het zwaarwegende belang van [de minderjarige] is dat zij bij een terugplaatsing naar de moeder contact blijft houden met (het gezin van) oma. Het is positief dat de betrokkenen ter zitting blijk hebben gegeven oog te hebben voor dit zwaarwegende belang van [de minderjarige] en zij allen hebben verklaard zich ervoor in te zetten en erop toe te zien dat er een ruime omgangsregeling zal zijn en blijven tussen [de minderjarige] en oma. Uit de stukken blijkt tot slot dat [de minderjarige] zelf erg geniet van haar contacten met de ouders en met haar zus [E] en halfbroer [F] als zij in het gezin van de ouders verblijft.
2.3
Gelet op de nadere stukken die zijn overgelegd en die zien op het verloop van het recente verblijf van [de minderjarige] in het gezin van de ouders, de afwegingen die de raad in de brief van 9 mei 2018 heeft vermeld, de toelichting van alle betrokkenen tijdens de mondelinge behandeling op 4 juni 2018 en gelet op het wettelijk toetsingskader dient het verzoek van de GI te worden toegewezen. Ten overvloede benadrukt het hof dat het van groot belang is dat het contact tussen oma en [de minderjarige] gewaarborgd blijft en dat alle betrokkenen daarvoor alle inspanningen verrichten die noodzakelijk zijn, zoals bijvoorbeeld (de door de GI voorgestane) systeemtherapie. Het hof gaat ervan uit dat alle betrokkenen zich daar ten volle voor in zullen zetten in het belang van [de minderjarige] en dat de GI hierop nauwlettend zal toezien en daartoe zo nodig ook aanwijzingen zal geven.
2.4
De inbreuk op het door artikel 8 EVRM beschermde gezinsleven tussen oma en [de minderjarige] , is bij wet voorzien en naar het oordeel van het hof in deze omstandigheden gerechtvaardigd mede nu de ontwikkeling van de banden met haar ouders, halfbroer [F] en zus [E] hierdoor wordt bevorderd. De wetgever heeft aan de GI een zekere beoordelingsruimte gelaten in artikel 1:265i BW waar het gaat om de beantwoording van de vraag of wijziging van de verblijfplaats in het belang van de minderjarige is. Uit de onderhavige beslissing volgt dat het verzoek van de GI om wijziging van de verblijfplaats van [de minderjarige] naar de ouders niet in strijd is met haar belang en daarmee ook niet in strijd met artikel 3 IVRK. Bovendien is ook in het IVRK neergelegd dat een kind en zijn ouder(s) niet langer dan strikt noodzakelijk van elkaar kunnen worden gescheiden.

3.De slotsom

Het voorgaande leidt tot de hierna vermelde beslissing. Het hof zal de proceskosten compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt, nu het een familierechtelijke kwestie betreft.

4.De beslissing

Het hof:
verleent toestemming aan de GI tot wijziging van het verblijf van [de minderjarige] , geboren [in] 2014 van oma naar [de moeder] ;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten van het geding draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.P. den Hollander, I.M. Dölle en S. Rezel, bijgestaan door mr. A.J.Th. Harkema als griffier en is op 21 juni 2018 in het openbaar uitgesproken.