In deze zaak gaat het om een echtscheiding tussen twee partijen die op 30 januari 2012 in Waddinxveen zijn gehuwd. Beide partijen hebben de Nederlandse nationaliteit en wonen momenteel in Duitsland. De rechtbank Overijssel heeft op 7 augustus 2017 de echtscheiding uitgesproken en bepaald dat de man € 1.096,- per maand aan de vrouw moet betalen als bijdrage in haar levensonderhoud. De man is in hoger beroep gegaan tegen deze beschikking, met drie grieven die betrekking hebben op de stelplicht van de vrouw, haar behoefte en behoeftigheid, en zijn eigen draagkracht.
Tijdens de mondelinge behandeling op 24 mei 2018 hebben beide partijen, bijgestaan door hun advocaten, hun standpunten toegelicht. De vrouw heeft gesteld dat zij recht heeft op partneralimentatie op basis van Duits recht, terwijl de man betwist dat de vrouw aan haar stelplicht heeft voldaan en dat zij behoeftig is. Het hof heeft geoordeeld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om te oordelen over de echtscheiding, maar dat Duits recht van toepassing is op de alimentatieverplichting.
Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar behoeftigheid en dat haar verzoek om partneralimentatie op basis van Duits recht niet kan worden toegewezen. De grieven van de man zijn gegrond verklaard, en het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en het verzoek van de vrouw tot het vaststellen van een bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud afgewezen. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt.