Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
3.6 Partneralimentatie
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissingWijziging van omstandigheden
Draagkracht van de man
22 september 2015, en het feit dat de v.o.f. op 1 oktober 2015 is opgericht en het inkomen daaruit in 2016 en in 2017 in hoogte niet substantieel van elkaar verschilt - zie hieronder rechtsoverweging 5.6 - acht het hof het redelijk om voor de berekening van de draagkracht van de man uit te gaan van het gemiddelde inkomen dat hij uit de v.o.f. heeft gegenereerd over de jaren 2016 en 2017.
-/- € 4.598. Het hof zal ten aanzien van 2016 uitgaan van voormelde arbeidsvergoeding van
€ 24.000,-, waarvan vast staat dat dit bedrag aan hem is uitgekeerd, en ziet geen aanleiding om dit bedrag te corrigeren met het aandeel van de man in het (negatieve) resultaat. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat niet gebleken is dat het negatieve resultaat heeft geleid tot een correctie van de overeengekomen arbeidsvergoeding van de man, zodat ervan uit moet worden gegaan dat voormeld bedrag van € 4.598,- ten laste van de kapitaalrekening van de man bij de v.o.f. is gebracht en naar het oordeel van het hof geen directe invloed heeft op de draagkracht van de man.
€ 25.287,- (€ 24.000,- + € 26.573,- / 2). Het hof houdt verder rekening met de zelfstandigenaftrek, de MKB winstvrijstelling, de algemene heffingskorting en de arbeidskorting.
€ 618.095,-) niet bovenmatig kan worden geacht. Het hof ziet ook daarom geen aanleiding tot correctie van de door de vrouw genoemde posten. Voor zover de vrouw de noodzaak voor de aankoop van de Mercedes-bus bestrijdt, is die stelling, nu die aanschaf een bedrijfsmatige beslissing betreft waarbij aan de man, als medevennoot van de v.o.f., een grote mate van vrijheid toekomt, zoals hiervoor omschreven, onvoldoende onderbouwd.
Conclusie
Een (eventuele) terugbetalingsverplichting
De proceskosten in beide instanties