Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
Woning[verzoeker] zal de door partijen gezamenlijk gekochte woning gelegen aan de [a-straat 1] , [A] blijven bewonen. Partijen werken mee aan de overdracht waarbij [verzoeker] het eigendom van de woning zal verkrijgen. Dit geschiedt op voorwaarde dat de hypothecaire lening aan [verzoeker] wordt toegescheiden en de bank [verweerster] ontslaat uit haar hoofdelijke verplichtingen jegens de hypotheekhouder.
De op deze woning rustende hypotheek ad 190.500,00 euro (polisnummer [00001] bij de Rabobank te [B] ), alsmede de aan de hypotheek gekoppelde beleggings/ spaar/ levensverzekeringspolis, interpolis polisnummer [00002] , met een waarde beleggingstegoed ad 10.819,28 euro (peildatum maart 2006), wordt toegescheiden aan [verzoeker] , onder voorwaarde dat de bank [verweerster] ontslaat uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid met betrekking tot de hypotheek. De wijziging tenaamstelling dient binnen 4 maanden te zijn geschied.
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
29 september 2017 is vervolgens namens de man medegedeeld dat de overeenkomst niet kon worden ondertekend omdat de bank een punt maakt van het inkomen van de man. Namens de vrouw is daarop definitief het vertrouwen in een onderlinge oplossing opgezegd. De vrouw heeft haar stelling dat de man onvoldoende meewerkt ook met andere voorbeelden geïllustreerd, zoals dat de makelaar door 'afwezigheid' van de man alleen een geveltaxatie heeft kunnen uitvoeren op 17 oktober 2015. Dat het vertrouwen bij de vrouw in medewerking van de man ter zake de woning is geschaad vindt het hof in het licht van het vorenstaande begrijpelijk.
6.De slotsom
7.De beslissing
M. Weissink, bijgestaan door mr. A.J.Th. Harkema als griffier, en is op 14 juni 2018 in het openbaar uitgesproken.