ECLI:NL:GHARL:2018:5588

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 juni 2018
Publicatiedatum
18 juni 2018
Zaaknummer
200.190.205/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot verkoop van de echtelijke woning na langdurige hoofdelijke aansprakelijkheid

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging tot verkoop van de echtelijke woning. De verzoekster, de vrouw, had de rechtbank Midden-Nederland verzocht om haar te machtigen de woning te verkopen, omdat de man, haar ex-partner, niet in staat was de woning over te nemen en de hoofdelijke aansprakelijkheid van de vrouw niet was opgeheven. De vrouw had de woning in 2007 verlaten en er was sindsdien geen voortgang geboekt in de overdracht van de woning aan de man. Het hof oordeelde dat er voldoende gewichtige redenen waren om de machtiging te verlenen, waaronder het risico van leegstand van de woning en de langdurige hoofdelijke aansprakelijkheid van de vrouw. Het hof bekrachtigde de eerdere beschikking van de rechtbank en verleende de vrouw de machtiging om de woning te laten bezichtigen door belangstellenden, taxateurs en makelaars, met de mogelijkheid om dit met behulp van de sterke arm te doen indien nodig. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.190.205/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland C/16/401102 / HL RK 15-101)
beschikking van 14 juni 2018
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [A] ,
verzoeker in het principaal hoger beroep,
verweerder in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. J.H.E. Wanrooij te 's-Gravenhage,
en
[verweerster],
wonende te [A] ,
verweerster in het principaal hoger beroep,
verzoekster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. S.J. Nijhof te Apeldoorn.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, van 2 maart 2016, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 28 april 2016;
- het verweerschrift tevens incidenteel appel;
- een journaalbericht van mr. Wanrooij van 24 juni 2016 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Wanrooij van 12 juli 2016 met productie(s).
2.2
Op 20 februari 2017 heeft een comparitie van partijen ten overstaan van een raadsheer-commissaris plaatsgevonden. Partijen zijn niet tot een vergelijk gekomen.
2.3
Na de comparitie van 20 februari 2017 heeft het hof nog de volgende stukken ontvangen:
- een journaalbericht van mr. Nijhof van 19 mei 2017;
- een journaalbericht van mr. Wanrooij van 2 juni 2017 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Wanrooij van 6 augustus 2017;
- een journaalbericht van mr. Wanrooij van 29 september 2017;
- een journaalbericht van mr. Nijhof van 8 november 2017.
2.4
De zaak is vervolgens (meervoudig) behandeld ter zitting van het hof op 9 april 2018, waarbij partijen en hun advocaten zijn verschenen. Door mr. Wanrooij zijn pleitnotities overgelegd.

3.De vaststaande feiten

3.1
Partijen hebben van 1994 tot eind 2006 een affectieve relatie met elkaar gehad.
3.2
Zij zijn sinds april 2001 gezamenlijk eigenaar van de woning met bijbehorend perceel gelegen aan het adres plaatselijk bekend als de [a-straat 1] in [A] , kadastraal bekend gemeente Zeewolde sectie [Y] nummer [00000] (hierna: de woning). Partijen zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de aan de woning verbonden hypothecaire verplichtingen.
3.3
De vrouw heeft de woning op of omstreeks 1 februari 2007 verlaten. Op 20 maart 2007 hebben partijen een convenant ondertekend ter regeling van de gevolgen van hun relatiebreuk. Met betrekking tot de woning is daarin het volgende opgenomen:
"
Woning[verzoeker] zal de door partijen gezamenlijk gekochte woning gelegen aan de [a-straat 1] , [A] blijven bewonen. Partijen werken mee aan de overdracht waarbij [verzoeker] het eigendom van de woning zal verkrijgen. Dit geschiedt op voorwaarde dat de hypothecaire lening aan [verzoeker] wordt toegescheiden en de bank [verweerster] ontslaat uit haar hoofdelijke verplichtingen jegens de hypotheekhouder.
De op deze woning rustende hypotheek ad 190.500,00 euro (polisnummer [00001] bij de Rabobank te [B] ), alsmede de aan de hypotheek gekoppelde beleggings/ spaar/ levensverzekeringspolis, interpolis polisnummer [00002] , met een waarde beleggingstegoed ad 10.819,28 euro (peildatum maart 2006), wordt toegescheiden aan [verzoeker] , onder voorwaarde dat de bank [verweerster] ontslaat uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid met betrekking tot de hypotheek. De wijziging tenaamstelling dient binnen 4 maanden te zijn geschied.
Indien [verzoeker] niet de woning in eigendom kan verkrijgen wordt de woning zo spoedig mogelijk verkocht. De overwaarde zal door partijen worden gedeeld onder aftrek van eventuele kosten verbonden aan verkoop."
3.4
Tot de beoogde overname van de woning door de man met ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de vrouw is het niet gekomen. De man is tot op heden in de woning blijven wonen en heeft de bijbehorende lasten betaald.
3.5
Bij inleidend verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank op 29 september 2015, heeft de vrouw de rechtbank verzocht haar bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te machtigen tot het te gelde maken van de woning en haar te machtigen om alles te doen wat noodzakelijk is om de woning ten spoedigste ter verkoop aan te bieden, alsmede haar te machtigen voor de daadwerkelijke verkoop en daarbij te bepalen dat de te geven beschikking in de plaats komt van de noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring van de man voor het in verkoop geven van de woning bij een door de vrouw aan te wijzen makelaar en te bepalen dat de te geven beschikking in de plaats komt van de aanvaarding van een eventueel bod en/of voor de eigendomsoverdracht en levering van de woning noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van de man via/bij een door de vrouw aan te wijzen notaris, alsmede te bepalen dat de man gehouden is om de woning ten tijde van de levering door de vrouw aan een derde ontruimd te hebben en te houden, althans een zodanige beslissing te nemen als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren.
3.6
De man heeft op 17 februari 2016 een verweerschrift ingediend waarin voor zover van belang is geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek van de vrouw, subsidiair tot aanhouding van het verzoek van de vrouw tot 1 september 2016, althans te bepalen dat de door haar verzochte machtiging pas van kracht zal zijn per 1 september 2016 op de nadrukkelijke voorwaarde dat de vrouw haar medewerking verleent aan het overeenkomen van een nieuwe rentevaste periode van tien jaar per 31 maart 2016 teneinde de man in staat te stellen de woning alsnog over te nemen, meer subsidiair te beslissen als omschreven in het verweerschrift onder punt 20 t/ 25.
3.7
In de bestreden beschikking heeft de rechtbank als volgt beslist:
"5.1. verleent [verweerster] machtiging tot het te gelde maken van de woning, gelegen de [a-straat 1] te [A] , kadastraal bekend gemeente Zeewolde sectie [Y] nummer [00000] ;
5.2.
bepaalt dat deze beschikking in de plaats komt van de noodzakelijke toestemming en de wilsverklaring van [verzoeker] voor het in verkoop geven van de woning bij een door [verweerster] aan te wijzen makelaar;
5.3.
bepaalt dat de woning onderhands dient te worden verkocht tegen een koopsom gelegen boven de getaxeerde executiewaarde, blijkend uit een taxatierapport dat niet ouder mag zijn dan zes maanden, te rekenen vanaf datum ondertekening van de koopovereenkomst;
5.4.
bepaalt dat deze beschikking in de plaats komt van de voor de aanvaarding van een eventueel bod en voor de eigendomsoverdracht en levering van de woning noodzakelijke toestemming en wilsverklaring en handtekening van [verzoeker] bij een door [verweerster] aan te wijzen notaris;
5.5.
bepaalt dat [verzoeker] gehouden is om de woning ten tijde van de levering door [verweerster] aan een derde ontruimd te hebben en te houden;
5.6.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijs af het meer of anders verzochte."
3.8
De bestreden beschikking is nog niet ten uitvoer gelegd door de vrouw.

4.De omvang van het geschil

4.1
De man verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het inleidend verzoek van de vrouw alsnog af te wijzen.
4.2
De vrouw verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen, zo nodig onder verbetering van de gronden, en het verzoek van de man in hoger beroep af te wijzen. Bij wijze van 'incidenteel appel' (vermeerdering van haar verzoek in eerste aanleg) heeft de vrouw het hof voorts verzocht een aanvullende beslissing te geven in die zin dat zij thans ook verzoekt om haar te machtigen de woning te laten bezichtigen door belangstellenden / taxateurs, makelaars, (bouw)deskundigen onder de verplichting van afgifte der sleutels van de man, welke machtiging de vrouw door de deurwaarder ten uitvoer kan doen leggen, zo nodig met behulp van de sterke arm.
4.3
De man heeft ter zitting mondeling verweer gevoerd tegen het voormelde aanvullend verzoek van de vrouw (en naar het hof begrijpt: het hof verzocht dat af te wijzen).

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ter zake van de woning is tussen partijen sprake van een eenvoudige gemeenschap als bedoeld in Titel 7 van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) waarbij geldt dat de rechtsbetrekking tussen partijen als deelgenoten mede wordt beheerst door de redelijkheid en billijkheid (artikel 3:166 lid 3 BW).
5.2
Op grond van artikel 3:174 lid 1 BW kan de rechter die ter zake van een vordering tot verdeling van het gemeenschappelijk goed bevoegd zou zijn of voor wie een zodanige vordering reeds aanhangig is, een deelgenoot op diens verzoek machtigen tot het te gelde maken van dat goed ten behoeve van de voldoening van een voor rekening van de gemeenschap komende schuld of om andere gewichtige redenen.
5.3
In de bestreden beschikking heeft de rechtbank geoordeeld dat sprake is van gewichtige redenen als hiervóór onder 5.2 vermeld, die toewijzing van het verzoek van de vrouw rechtvaardigen. Na eigen onderzoek komt het hof tot dezelfde conclusie. Het hof overweegt daartoe in aanvulling op de bestreden beschikking het volgende.
5.4
De stelling van de man dat de rechtbank ten onrechte niet het convenant van 9 oktober 2009 als uitgangspunt van de rechtsverhouding tussen partijen heeft genomen laat het hof onbesproken nu deze het door hem gewenste effect niet kan sorteren. De eerste grief faalt dan ook.
5.5
Vast staat dat het de man tot op heden, zo'n elf jaar later, niet is gelukt de woning en bijbehorende financiering op zijn naam te krijgen met ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. Van de gestelde pogingen die de man daartoe naar eigen zeggen heeft ondernomen zijn geen onderliggende stukken overgelegd, ook niet na de in hoger beroep gehouden comparitie. Namens de vrouw is bij journaalbericht van 19 mei 2017 laten weten dat partijen samen bij de bank zijn geweest maar volgens de vrouw is ook daar geen concreet zicht gekomen op overname door de man en ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. Ter zitting is hieraan toegevoegd dat de man niet de benodigde inkomensgegevens mee had genomen. Namens de man is bij journaalbericht van 6 augustus 2017 een overeenkomst aangekondigd (met de bank). Bij journaalbericht van
29 september 2017 is vervolgens namens de man medegedeeld dat de overeenkomst niet kon worden ondertekend omdat de bank een punt maakt van het inkomen van de man. Namens de vrouw is daarop definitief het vertrouwen in een onderlinge oplossing opgezegd. De vrouw heeft haar stelling dat de man onvoldoende meewerkt ook met andere voorbeelden geïllustreerd, zoals dat de makelaar door 'afwezigheid' van de man alleen een geveltaxatie heeft kunnen uitvoeren op 17 oktober 2015. Dat het vertrouwen bij de vrouw in medewerking van de man ter zake de woning is geschaad vindt het hof in het licht van het vorenstaande begrijpelijk.
5.6
Gebleken is verder dat de man op de Filipijnen gehuwd is en dat het nog niet gelukt is zijn echtgenote naar Nederland te laten overkomen. Het risico van leegstand van de woning in Nederland is daarom naar het oordeel van het hof ook niet geheel uit te sluiten mede nu de man in het verleden wel plannen heeft gehad zich op de Filipijnen te vestigen. De vrouw heeft er voorts op gewezen dat het voortbestaan van de hoofdelijke aansprakelijkheid haar belemmert bij het kopen / financieren van een andere woning. Al deze omstandigheden dragen bij aan de hier bedoelde gewichtige redenen voor de verlening van de door de vrouw verzochte machtiging tot het te gelde maken van de woning. Hetgeen de man voor het overige heeft aangevoerd, waaronder zijn vrees voor financieel nadeel en de zorgbehoeften van zijn zoon en zijn moeder, leidt niet tot een ander oordeel.
5.7
Het voorgaande betekent dat de grieven van de man geen doel treffen en het hof zijn verzoek in het principaal hoger beroep dus zal afwijzen. Het verzoek van de vrouw in 'incidenteel appel' is door de man niet met enig specifiek verweer betwist zodat het hof dat zal toewijzen nu van beletselen daarvoor niet is gebleken.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het gerechtshof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, van 2 maart 2016 waarvan beroep;
machtigt de vrouw om de gemeenschappelijke woning van partijen gelegen aan het adres plaatselijk bekend als de [a-straat 1] te [A] te laten bezichtigen door belangstellenden / taxateurs, makelaars, (bouw)deskundigen onder de verplichting van afgifte der sleutels van de man, welke machtiging de vrouw door de deurwaarder ten uitvoer kan doen leggen, zo nodig met behulp van de sterke arm;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G. Jonkman, M.A.F. Holtvluwer-Veenstra en
M. Weissink, bijgestaan door mr. A.J.Th. Harkema als griffier, en is op 14 juni 2018 in het openbaar uitgesproken.