ECLI:NL:GHARL:2018:5573

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 juni 2018
Publicatiedatum
15 juni 2018
Zaaknummer
21-003064-16
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in Mega-onderzoek Mount Nepal met betrekking tot betalingsafspraken binnen SNSPF

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft een ontnemingsvordering ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, waarbij de veroordeelde B.V. werd aangesproken op het wederrechtelijk verkregen voordeel van € 1.069.762, dat door medewerkers van SNSPF was verkregen door onderling betalingsafspraken. De rechtbank had eerder het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op € 575.545. Het hof heeft de zaak behandeld na meerdere terechtzittingen, waarbij de advocaat-generaal de bevestiging van het vonnis van de rechtbank heeft gevorderd, terwijl de verdediging betoogde dat er geen wederrechtelijk verkregen voordeel was.

Het hof heeft vastgesteld dat de veroordeelde B.V. en andere betrokkenen, waaronder [betrokkene 1], door middel van en/of uit de baten van bewezen verklaarde feiten wederrechtelijk voordeel hebben verkregen. Het hof heeft de hoogte van dit voordeel vastgesteld op € 785.849, exclusief btw, en heeft dit bedrag uitgesplitst naar de daadwerkelijke ontvangers. Uiteindelijk heeft het hof de vordering van de officier van justitie gedeeltelijk toegewezen en de verplichting tot betaling van € 316.272 aan de Staat opgelegd, terwijl de vordering voor het overige werd afgewezen. Het hof heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003064-16
Uitspraak d.d.: 6 juni 2018
TEGENSPRAAK
ONTNEMINGSZAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland van 20 mei 2016 met parketnummer 16-994022-13 op de vordering ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak tegen

[veroordeelde] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] .

Het hoger beroep

De veroordeelde en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 22 november 2017 (regiezitting), 11 april 2018 (inhoudelijke behandeling, requisitoir en deel pleidooi), 18 april 2018 overig deel pleidooi, repliek, dupliek, en laatste woord veroordeelde), 23 mei 2018 (sluiting van het onderzoek) en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot bevestiging van het vonnis van de rechtbank. De vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door de bestuurder van veroordeelde en haar raadsvrouw, mr. A.E. van der Wal, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich niet met het vonnis waarvan beroep, zodat dit behoort te worden vernietigd. Het hof doet daarom opnieuw recht.

Vordering

De inleidende vordering van de officier van justitie strekt tot het aan [veroordeelde] BV (hierna: [veroordeelde] ) opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel van € 1.069.762.
De rechtbank heeft het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op € 575.545 en aan de veroordeelde de verplichting opgelegd dit bedrag aan de Staat te betalen.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat het vonnis van de rechtbank wordt bevestigd.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat veroordeelde geen wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten.

Oordeel hof

Bij arresten van dit hof van 6 juni 2018 zijn [betrokkene 1] en zijn vennootschappen [veroordeelde] BV en [bedrijf] BV (hierna: [bedrijf] ) veroordeeld ter zake van onder meer valsheid in geschrift en deelnemen aan een criminele organisatie.
Uit het strafdossier en bij de behandeling van de vordering ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat [betrokkene 1] en/of zijn vennootschappen door middel van en/of uit de baten van deze feiten wederrechtelijk voordeel hebben verkregen.
De berekening van de hoogte hiervan en de gebezigde bewijsmiddelen worden hieronder nader uitgewerkt.
Wederrechtelijk verkregen voordeel
Het hof gebruikt als grondslag voor de schatting van de hoogte van het wederrechtelijk voordeel het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel.
[betrokkene 1] heeft de door hem te ontvangen kickback betalingen, gefactureerd vanuit [veroordeelde] en met ingang van 1 januari 2012 vanuit [bedrijf] .
Op de bankrekeningen van [veroordeelde] en [bedrijf] is -afgerond- een totaalbedrag van € 785.849,- (exclusief btw) ontvangen. Dit totaalbedrag betreft de door [betrokkene 1] gefactureerde ontvangsten met aftrek van de geldbedragen die door [betrokkene 1] zijn doorbetaald., te weten
Ontvangen door [betrokkene 1] [1] :
excl. BTW
incl. BTW
A
[betrokkene 2] [2]
184.940,-
220.316,-
B
[betrokkene 3] [3]
289.909,-
345.980,-
C
[betrokkene 4] [4]
228.450,-
272.389,-
D
[betrokkene 5] [5]
276.787,-
330.325,-
E
[betrokkene 6] [6]
255.255,·
303.989,-
F
[betrokkene 7] [7]
282.862.-
337.553,-
G
[betrokkene 8] [8]
175.988.-
209.970,-
Totaal
1.694.191,-
2.020.521,-
Betaald door [betrokkene 1] :
Saldo kick-backs
[betrokkene 1] heeft in totaal € 785.849 aan kick-back overgehouden, dit bedrag is als volgt door vennootschappen ontvangen:
  • [veroordeelde] € 316.272,- excl. BTW
  • [bedrijf] € 469.577,- excl. BTW
ConclusieHet hof stelt vast dat door middel van en/of uit de baten van de bewezen verklaarde feiten wederrechtelijk voordeel is verkregen van in totaal € 785.849,- (exclusief btw). Dit voordeel wordt uitgesplitst naar de daadwerkelijke ontvanger en wordt ook daar ontnomen, namelijk:
- [betrokkene 1] : € 0.
- [veroordeelde] : € 316.272
- [bedrijf] : € 469.577

Vasstelling wederrechtelijk verkregen voordeel en verplichting tot betaling

Gelet op al het voorgaande stelt het hof vast dat [veroordeelde] in totaal
€ 316.272wederrechtelijk voordeel heeft verkregen en legt voor dit bedrag de
betalingsverplichtingop.
De vordering wordt voor het overige afgewezen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
Dit voorschrift is toegepast, zoals het gold ten tijde van de procedure.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van €
316.272,-- (driehonderdzestienduizend tweehonderdtweeënzeventig euro).
Legt de veroordeelde de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 316.272,-- (driehonderdzestienduizend tweehonderdtweeënzeventig euro).
Wijst de vordering voor het overige af.
Aldus gewezen door
mr. G. Dam, voorzitter,
mr. R. de Groot en mr. P.L.M van Gorkom, raadsheren,
in tegenwoordigheid van B.J. Berendsen en mr. G.W. Jansink, griffiers,
en op 6 juni 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Dossierpagina 12 tot en met 22, te weten de overzichten van door elk van de genoemde personen overgemaakt betalingen aan [betrokkene 1] , waarin in dit overzicht het totaal aan ontvangen gelden is opgenomen zoals berekend op de hierna in de voetnoten genoemde pagina's.
2.Dossierspagina's 13 en 14.
3.Dossierspagina's 14 en 15.
4.Dossierspagina's 15 tot en met 17.
5.Dossierspagina's 17 en 18.
6.Dossierspagina's 18 tot en met 20.
7.Dossierspagina's 20 en 21.
8.Dossierspagina's 21 en 22.