ECLI:NL:GHARL:2018:5556

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 juni 2018
Publicatiedatum
15 juni 2018
Zaaknummer
21-002941-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving, bedreiging en mishandeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte, geboren in 1995, heeft samen met medeverdachten op 29 juni 2015 in de gemeente Rheden een slachtoffer wederrechtelijk van zijn vrijheid beroofd, bedreigd met een vuurwapen en meermalen mishandeld. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en kwam tot een andere bewijsbeslissing en strafoplegging. De feiten zijn als volgt: het slachtoffer werd op een parkeerplaats in Dieren door verschillende mannen vastgepakt en tegen zijn wil in een auto geduwd. Tijdens de autorit werd hij bedreigd met een pistool en mishandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten een nauwe en bewuste samenwerking hebben gehad bij het plegen van deze feiten. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 250 dagen, waarvan 240 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. Daarnaast is de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schadevergoeding aan het slachtoffer, die in totaal € 9.325,15 bedraagt, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002941-17
Uitspraak d.d.: 20 juni 2018
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 29 mei 2017 met parketnummer 05-881184-15 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995 ,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 6 juni 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. B. Anik, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het – mede door wijziging van de tenlastelegging in hoger beroep – tot een andere bewijsbeslissing komt alsmede tot een andere strafoplegging. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep – ten laste gelegd dat:
1:
Hij op één of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 29 juni 2015 te Dieren en/of Ellecom, althans in de gemeente Rheden, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededaders opzettelijk wederrechtelijk
- die [slachtoffer] vastgepakt en/of vastgegrepen en/of in een auto, op de achterbank van die auto (terwijl de deur op het kinderslot zat) geduwd terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) een pistool, althans een vuurwapen op/tegen/in de buik van die [slachtoffer] drukten/hielden en/of
- ( vervolgens) is/zijn hij, verdachte, en/of zijn mededaders opzettelijk wederrechtelijk met die [slachtoffer] in die auto weggereden
en/of (vervolgens) heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededaders opzettelijk wederrechtelijk
- ( terwijl die [slachtoffer] in die (rijdende) auto zat) een wapen getoond en/of voorgehouden aan en/of gericht op de buik, althans het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- meermalen, althans eenmaal, al dan niet met een lifehammer en/of een pistool, op/tegen het hoofd geslagen en/of gestompt en/of
- die [slachtoffer] de woorden toe te voegen: "Ik maak je dood, als je beweegt dan zit je vol kogels!", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- een dreigende sfeer gecreëerd en in stand gehouden waardoor die [slachtoffer] enige tijd werd belet/belemmerd zich vrijelijk te bewegen en te gaan en staan waar hij wilde;
2 primair:
hij op één of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 29 juni 2015 in de gemeente Rheden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachte rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, al dan niet met een lifehammer en/of een pistool op/tegen het gezicht/hoofd en/of het lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of een kopstoot heeft/hebben gegeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2 subsidiair:
hij op één of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 29 juni 2015 in de gemeente Rheden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met voorbedachten rade [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, al dan niet met een lifehammer en/of een pistool te stompen en/of te slaan in/op/tegen het gezicht/hoofd en/of het lichaam en/of die [slachtoffer] een kopstoot te geven, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3:
hij op één of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 29 juni 2015 in de gemeente Rheden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk dreigend die [slachtoffer] een pistool, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of een lifehammer, althans een wapen, getoond en/of voorgehouden aan en/of gericht op die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik maak jou dood, als je beweegt dan zit je vol kogels!", althans woorden althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1, 2 subsidiair en 3 tenlastegelegde. Wel heeft de advocaat-generaal vrijspraak bepleit van het onder 1 en 3 ten laste gelegde gebruik van het pistool en de onder 2 subsidiair ten laste gelegde voorbedachte raad.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan de bewezenverklaring van de rechtbank met de volgende aantekeningen. Ten aanzien van feit 1 en 3 heeft zij vrijspraak bepleit van het gebruik van het pistool. Ten aanzien van feit 2 heeft zij vrijspraak bepleit van het slaan met de lifehammer door de verdachte.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het namens de verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof sluit zich aan bij de rechtbank en neemt de volgende bewijsoverwegingen uit het vonnis over.

De feiten

Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld. Op 29 juni 2015 is [slachtoffer] op een parkeerplaats in Dieren door verschillende mannen vastgepakt en tegen zijn wil in een auto (Volkswagen Golf) geduwd. Hij moest op de achterbank van die auto plaatsnemen. Verdachte was hierbij aanwezig. De deuren van die auto waren door middel van het kinderslot vergrendeld. Vervolgens is de auto, welke werd bestuurd door verdachte, weggereden. Medeverdachte [medeverdachte 1] bevond zich in dezelfde auto. Medeverdachte [medeverdachte 2] is in een tweede auto (Opel Corsa) achter hen aangereden. [slachtoffer] heeft enkele klappen op zijn hoofd gehad. Tevens is hij met een lifehammer op zijn hoofd geslagen en heeft aangever een kopstoot gekregen.

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank gaat ervan uit, dat aangever [slachtoffer] is gedwongen in een auto plaats te nemen, waarna de auto is gaan rijden en [slachtoffer] gedurende deze autorit is mishandeld. Verdachte (hierna: [verdachte] ) was hierbij betrokken. Hem is ten laste gelegd dat hij samen met anderen [slachtoffer] wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd, mishandeld en bedreigd. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.

Verklaring aangever [slachtoffer]
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij zich op het parkeerterrein van de [supermarkt] te Dieren bevond. Hij was daar om naar de (olie van de) auto van [getuige 1] te kijken, die zijn auto aldaar had geparkeerd. Aangever zag dat er voor de auto een vrouw met een hoofddoek stond. Vervolgens werd aangever aangesproken door een ongeveer 20-jarige man met een baard. Er kwam een tweede persoon, een man van 40 tot 45 jaar, bij die een vuurwapen in zijn rechterhand had. Het betrof een zwart/bruin pistool. Hij stak het pistool in aangevers buik. Vervolgens werd aangever tegen zijn wil in een auto geduwd. Hierna is de auto naar de Posbank gereden. De man met het pistool zat naast aangever en richtte het wapen steeds op aangevers buik. Terwijl hij het pistool tegen zijn buik aan hield zei hij: “ik maak jou dood, als je beweegt dan zit je vol kogels”. Tegen aangever werd gezegd dat een zus/tante van de mannen zou worden lastig gevallen en hij moest haar vervolgens via de telefoon te woord staan. Toen deze vrouw aangaf dat zij aangevers stem herkende als de stem van haar ‘stalker’ werd aangever meerdere keren tot bloedens toe geslagen door de oudere man die op dat moment het pistool nog steeds vast had. Vanuit de auto werd er telefonisch contact gezocht met iemand en gevraagd waar deze persoon bleef. Op de parkeerplaats van de Posbank kwam er een tweede auto bij. De man met het pistool is toen uitgestapt en in de andere (tweede) auto weggereden. Hij nam een plastic tasje mee waarin mogelijk het pistool zat, aldus aangever. De man met de baard is toen achterin naast aangever gaan zitten. Hij had een lifehammer in zijn hand waarmee hij aangever op zijn hoofd sloeg. Ook kreeg aangever toen een kopstoot van die man. Aangever heeft verder verklaard dat op de parkeerplaats in Dieren zijn telefoon was afgepakt en dat hij de code van zijn telefoon heeft gegeven, zodat kon worden gekeken of het nummer van die zus/tante in zijn telefoon stond.’ Ook zijn de verblijfsvergunning en het rijbewijs van aangever gefotografeerd. Uiteindelijk is aangever thuis afgezet.’ Aangever herkende de auto waarin hij was ontvoerd als een Volkswagen Golf. Enige tijd na de ontvoering heeft aangever op een facebook-pagina een foto gezien van medeverdachte [medeverdachte 1] , vader van [verdachte] , die hij herkende als de man met het pistool.’
Bedreiging met een vuurwapen
Volgens de verklaring van aangever had de man die onderweg naar de Posbank naast hem zat en hem meermalen sloeg, een pistool bij zich. [verdachte] ontkent dat er gebruik is gemaakt van een wapen en dat er bedreigingen zijn geuit jegens aangever. De vraag die ter beoordeling voorligt is of het uiten van bedreigingen en het gebruik van een vuurwapen bewezen kan worden. De rechtbank is van oordeel dat deze vraag bevestigend dient te worden beantwoord. Weliswaar heeft enkel aangever verklaard over het gebruik van een pistool, maar gelet op de consistente en gedetailleerde verklaringen van aangever die op meerdere (andere) te onderscheiden punten worden bevestigd, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de juistheid van zijn verklaringen te twijfelen. De verklaringen van aangever worden op overtuigende wijze bevestigd op de navolgende punten:
-
[getuige 1] heeft verklaard dat hij aangever inderdaad heeft gevraagd om naar zijn auto te kijken die op de parkeerplaats bij de [supermarkt] stond. Aangever kwam later op de dag de autosleutel weer afgeven, nadat hij de olie had ververst.
-
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft gezien dat op de parkeerplaats van de [supermarkt] een man, te weten de later ontvoerde [slachtoffer] , de motorkap van de auto opende en toen de peilstok eruit haalde.
-
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat zijn tante [betrokkene] – tevens tante van verdachte [verdachte] – een afspraak had gemaakt met haar vermeende stalker en dat zij elkaar zouden treffen bij de [supermarkt] en [betrokkene] heeft verklaard dat zij inderdaad bij de [supermarkt] stond te wachten en dat zij op dat moment een hoofddoek droeg.
-
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat er met de auto een route van Dieren naar de Posbank is afgelegd, hetgeen ook wordt bevestigd door het onderzoek naar de historische verkeersgegevens van de telefoons van verdachte en zijn medeverdachten.
-
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat er vanuit zijn auto meermalen met anderen is gebeld. Toen hij hoorde dat de anderen bij de Posbank waren, is hij daar ook naartoe gereden alwaar hij de andere auto trof. [medeverdachte 2] is toen uitgestapt en achter het stuur van de andere auto gaan zitten en weggereden.
-
[verdachte] heeft verklaard dat hij aangever een kopstoot heeft gegeven.
-
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij via het telefonisch contact dat vanuit zijn auto plaatsvond, hoorde dat aangevers telefoon was gepakt en de bijbehorende pincode telefonisch werd doorgegeven. Verder heeft [medeverdachte 2] verklaard dat hem werd verteld dat er op de bijrijdersstoel twee pasjes zouden liggen en dat hij zag dat dit een zorgverzekeringspas en een kentekenbewijs betrof. [verdachte] heeft hiervan een foto gemaakt.
-
[getuige 2] , schoonzus van aangever, heeft verklaard dat zij zag dat er een auto stopte voor de woning van aangever en dat een ander het rechterachterportier opende, waarna aangever – die er slordig uitzag – uitstapte.
-
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij naar de [adres] is gereden en aangever voor zijn woning heeft afgezet.
-
In de Volkswagen Golf, voorzien van kenteken [kenteken] , en die op naam is gesteld van een bedrijf van medeverdachte [medeverdachte 1] , zijn bloedsporen aangetroffen die zijn te herleiden tot aangever.
Op basis van het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om eraan te twijfelen dat aangevers verklaringen overeenkomstig de waarheid zijn afgelegd en acht zij deze betrouwbaar. De rechtbank hecht dan ook geloof aan de verklaring van aangever dat hij is bedreigd doordat aan hem een pistool, dan wel een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, is getoond/op zijn buik is gericht en dat hem woordelijke bedreigingen zijn toegevoegd.
Gelet op:
-
de verklaring ter terechtzitting van verdachte [verdachte] dat hij op de heenweg de bestuurder van de VW Golf was;
-
de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] dat hij de auto heeft bestuurd vanaf de Posbank naar Dieren en dat op die terugweg de medeverdachten van plaats – naast aangever op de achterbank – waren gewisseld;
-
de verklaring van aangever dat de man die op de terugweg naast hem op de achterbank zat hem met een lifehammer heeft geslagen en hem een kopstoot heeft gegeven,
heeft de rechtbank de overtuiging dat verdachte [verdachte] degene is geweest die aangever [slachtoffer] met een lifehammer heeft geslagen en hem een kopstoot heeft gegeven.
Conclusie
De rechtbank heeft op grond van de hiervoor vermelde inhoud van de wettige bewijsmiddelen de overtuiging dat aangever onder dreiging van een pistool of een daarop gelijkend voorwerp wederrechtelijk van zijn vrijheid is beroofd en tijdens de ontvoering in de auto meermalen is mishandeld en bedreigd.
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en de verdediging, niet bewezen dat is geprobeerd aangever zwaar lichamelijk letsel toe brengen met voorbedachten rade en zal verdachte vrij spreken van het onder 2 primair ten laste gelegde feit. Nu de rechtbank ook niet bewezen acht dat met voorbedachten rade is gehandeld, kwalificeert de rechtbank het onder 2 subsidiair ten laste gelegde feit als mishandeling.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van [verdachte] bij het tenlastegelegde het volgende af. Er is een afspraak gemaakt met de vermeende stalker van [betrokkene] , waarna [verdachte] en zijn medeverdachten zich allen naar de plek van deze afspraak hebben begeven met twee auto’s. De rechtbank heeft – gelet op de samenhang met de veronderstelde belaging van [betrokkene] – de overtuiging dat het de bedoeling was van verdachte en zijn medeverdachten om de veronderstelde belager onder druk te zetten. De drie verdachten waren allen aanwezig bij de wederrechtelijke vrijheidsberoving en tijdens de ontvoering in de Volkswagen Golf van Dieren naar de Posbank en terug hebben zij meermalen telefonisch contact onderhouden. Ook is er onderling van bestuurder gewisseld. Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] die in de kern bestond in een gezamenlijke uitvoering en waaraan verdachte een substantiële bijdrage heeft geleverd. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen, waardoor [verdachte] ook aansprakelijk is voor die daden die niet feitelijk door hemzelf, maar door (één van) zijn medeverdachte(n) zijn verricht.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel – ook in onderdelen – slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 subsidiair en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1:
Hij op
één of meer tijdstip(pen) op of omstreeks29 juni 2015
te Dieren en/of Ellecom, althans in degemeente Rheden, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft
/hebbenberoofd en beroofd gehouden, immers
heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededaders opzettelijk wederrechtelijk
- die [slachtoffer] vastgepakt
en/of vastgegrepenen
/ofin een auto, op de achterbank van die auto (terwijl de deur op het kinderslot zat) geduwd terwijl
verdachte en/ofzijn mededader
(s) een pistool, althanseen vuurwapen
op/tegen
/inde buik van die [slachtoffer] drukte
n/hield
enen
/of
- ( vervolgens)
is/zijn hij, verdachte, en/of zijn mededaders opzettelijk wederrechtelijk met die [slachtoffer] in die auto weggereden
en
/of(vervolgens)
heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededaders opzettelijk wederrechtelijk
- ( terwijl die [slachtoffer] in die (rijdende) auto zat) een wapen getoond en/of
voorgehouden aan en/ofgericht op de buik
, althans het lichaamvan die [slachtoffer] en
/of
- meermalen,
althans eenmaal,ook met een lifehammer
en/of een pistool, op/tegen het hoofd geslagen
en/of gestompten
/of
- die [slachtoffer] de woorden toe te voegen: "Ik maak je dood, als je beweegt dan zit je vol kogels!"
, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekkingen
/of
- een dreigende sfeer gecreëerd en in stand gehouden waardoor die [slachtoffer] enige tijd werd belet/belemmerd zich vrijelijk te bewegen en te gaan en staan waar hij wilde;
2 subsidiair:
hij op
één ofmeer tijdstip
(pen
)op of omstreeks 29 juni 2015 in de gemeente Rheden, tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen, met voorbedachten rade[slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen
, althans eenmaal,ook met een lifehammer
en/of een pistool te stompen en/ofte slaan
in/op/tegen het
gezicht/hoofd
en/of het lichaamen
/ofdie [slachtoffer] een kopstoot te geven, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3:
hij op
één of meer tijdstip(pen) op of omstreeks29 juni 2015 in de gemeente Rheden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling,immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk dreigend die [slachtoffer] een pistool, of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp
en/of een lifehammer, althans een wapen,getoond
en/of voorgehouden aanen
/of gerichtop die [slachtoffer] en
/ofdie [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik maak jou dood, als je beweegt dan zit je vol kogels!"
, althans woorden althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.
Het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van mishandeling,
meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en een taakstraf voor de duur van honderdtachtig uur, bij niet voldoen te vervangen door negentig dagen hechtenis.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft het hof verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en aan hem een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf op te leggen.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft samen met zijn vader en neef een man van zijn vrijheid beroofd, mishandeld en bedreigd, van wie zij op dat moment nog dachten dat hij de stalker van een familielid was. Het slachtoffer is onder bedreiging van een wapen in een auto gedwongen en tijdens de autorit die daarna plaatsvond meermalen door meerdere personen mishandeld. Dit zijn zeer ernstige feiten. De verdachte heeft op zeer grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. De situatie moet voor het slachtoffer ontzettend beangstigend zijn geweest en heeft op hem een diepe indruk gemaakt. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat het slachtoffer dagelijks nog de (psychische) gevolgen ondervindt van wat hem is overkomen. Na bijna drie jaar is hij nog niet in staat een slachtoffergesprek met de advocaat-generaal te voeren.
Net als de rechtbank rekent het hof het de verdachte zwaar aan dat hij niet alleen het recht in eigen hand heeft genomen, maar daarin ook nog eens (zoals de verdachte ter terechtzitting heeft erkend) een onschuldige man tot slachtoffer heeft gemaakt. Naast de angstgevoelens die het slachtoffer zijn aangejaagd, veroorzaken dergelijke gewelddadige feiten ook gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
In beginsel past bij de bewezenverklaarde feiten een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Op grond van artikel 22b, eerste lid, sub a, van het Wetboek van Strafrecht kan ook niet worden volstaan met de oplegging van een enkele taakstraf, omdat er naar het oordeel van het hof sprake is van een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 7 mei 2018 blijkt dat de verdachte nooit eerder onherroepelijk is veroordeeld voor enig strafbaar feit. De verdachte is first offender. Ook na de bewezenverklaarde feiten is de verdachte niet meer met justitie in aanraking gekomen.
In strafmatigende zin overweegt het hof, dat de verdachte:
  • onder druk van zijn familie en met name zijn vader (medeverdachte [medeverdachte 1] ) heeft gehandeld;
  • (extra) gevoelig was voor die druk gezien zijn jeugdige leeftijd;
o het hof zoekt daarom meer aansluiting bij de afdoening van de strafzaak van de (toentertijd) minderjarige medeverdachte [medeverdachte 3] , die is veroordeeld tot twee maanden voorwaardelijke jeugddetentie en een taakstraf van honderdvijftig uur.
- in de periode na de bewezenverklaarde feiten een zeer gunstige ontwikkeling heeft doorgemaakt doordat hij onder meer:
o een opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlenging volgt;
o een bijbaan als jeugdbegeleider heeft;
o (na een bezwaarprocedure) een VOG heeft gekregen;
o tot voorzitter van de jongerencommissie van de moskee is gekozen.
- spijt heeft betuigd en geen verweer heeft gevoerd tegen de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
Tevens houdt het hof in strafmatigende zin rekening met de ouderdom van de bewezenverklaarde feiten.
Gelet op het voorgaande zal het hof aan de verdachte opleggen:
  • een gevangenisstraf voor de duur van tweehonderdvijftig dagen waarvan tweehonderdveertig dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en aftrek van voorarrest;
  • een taakstraf voor de duur van tweehonderdveertig uur, bij niet voldoen te vervangen door honderdtwintig dagen hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 9.344,87. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 9.325,15. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Door de verdediging is geen verweer gevoerd tegen de toewijzing van de vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1, 2 subsidiair, 3 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De gevorderde bedragen wegens materiële schade, bestaande uit kosten betreffende beschadigde kleding en een kapotte bril, medische kosten en telefoonkosten,
Acht het hof met de rechtbank toewijsbaar. Ten aanzien van het gevorderde bedrag verband houdende met reis- en parkeerkosten, is het hof met de rechtbank van oordeel dat de gevorderde bedragen wegens het bijwonen van de zitting bij de rechtbank (€ 7,86) en het gerechtshof (€ 11,86) hierop in mindering dienen te worden gebracht. In totaal acht het hof een bedrag van € 1.825,87 wegens materiële schade voor toewijzing vatbaar.
Ten aanzien van het gevorderde bedrag van € 7.500,00 wegens immateriële schade
overweegt het hof met de rechtbank als volgt. Aan de benadeelde partij is door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Hij is in zijn persoon aangetast, doordat een inbreuk is gemaakt op zijn lichamelijke en persoonlijke integriteit. Dit is aan verdachte en zijn medeverdachten toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Gelet op de aard en de ernst van de feiten acht de rechtbank het door de benadeelde partij gevorderde bedrag billijk en toewijsbaar.
De verdachte is samen met zijn medeverdachten tot vergoeding van die schade van in totaal
€ 9.325,15 gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag hoofdelijk zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 juni 2015.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 47, 57, 282, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 subsidiair en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 subsidiair en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
250 (tweehonderdvijftig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
240 (tweehonderdveertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het onder 1, 2 subsidiair, 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 9.325,15 (negenduizend driehonderdvijfentwintig euro en vijftien cent) bestaande uit € 1.825,15 (duizend achthonderdvijfentwintig euro en vijftien cent) materiële schade en € 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het onder 1, 2 subsidiair, 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 9.325,15 (negenduizend driehonderdvijfentwintig euro en vijftien cent) bestaande uit € 1.825,15 (duizend achthonderdvijfentwintig euro en vijftien cent) materiële schade en € 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
81 (eenentachtig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 29 juni 2015.
Aldus gewezen door
mr. W.M. Weerkamp, voorzitter,
mr. A.J. Smit en mr. J.S. van Duurling, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.W.P. Soons, griffier,
en op 20 juni 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. J.S. van Duurling is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 20 juni 2018.
Tegenwoordig:
mr. A.J. Smit, voorzitter,
J. Zeilstra, advocaat-generaal,
E.D. Postema, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De veroordeelde is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.