ECLI:NL:GHARL:2018:5427

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 juni 2018
Publicatiedatum
12 juni 2018
Zaaknummer
200.235.521
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van gezinsproblematiek en ontwikkeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarige kinderen, [kind 1] en [kind 2]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de beslissing van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, die de ondertoezichtstelling had verlengd tot 20 augustus 2018. De moeder voerde aan dat er positieve ontwikkelingen waren in de thuissituatie en dat de kinderen geen directe bedreiging meer ondervonden in hun ontwikkeling. De GI, Leger des Heils Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, stelde echter dat er nog steeds ontwikkelingsbedreigingen waren door de ingrijpende gebeurtenissen die de kinderen hadden meegemaakt, zoals huiselijk geweld en de scheiding van de ouders.

Tijdens de mondelinge behandeling op 15 mei 2018 zijn de moeder en haar advocaat verschenen, evenals vertegenwoordigers van de GI. De vader was niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproeping. Het hof heeft de situatie van de kinderen en de hulpverlening die zij ontvangen in overweging genomen. De moeder heeft hulp van Ambiq en de kinderen volgen speltherapie. Het hof concludeerde dat de ondertoezichtstelling in het verleden gerechtvaardigd was, maar dat deze in de huidige situatie niet langer noodzakelijk was. De hulpverlening in een vrijwillig kader was voldoende om de ontwikkeling van de kinderen te waarborgen.

Het hof heeft de bestreden beschikking van de kinderrechter vernietigd voor zover deze de verlenging van de ondertoezichtstelling betreft vanaf de datum van de uitspraak. De ondertoezichtstelling is niet langer gerechtvaardigd, en het verzoek van de GI tot verlenging is afgewezen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.235.521
(zaaknummer rechtbank Overijssel 212150)
beschikking van 12 juni 2018
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. C.C. Sneper te Rotterdam,
en
de gecertificeerde instelling
Leger des Heils Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd te Enschede,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[belanghebbende],
wonende te Enschede,
verder te noemen: de vader.

1.1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 14 februari 2018 (verder: de bestreden beschikking), uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 12 maart 2018;
  • een brief van de GI van 3 mei 2018.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 15 mei 2018 plaatsgevonden. De moeder is in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat. Namens de GI zijn verschenen
F. Roosenbrand en R. Wesselink. Voorts is bijzondere toegang verleend aan [dochter] (verder: [dochter] ), de meerderjarige dochter van de moeder, en Talien Arjekian werkzaam bij Take Care Thuiszorg, begeleidster en tolk van de moeder. De vader is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

3.De feiten

3.1
De moeder en de vader (verder: de ouders) zijn de ouders van:
  • [kind 1] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , en
  • [kind 2] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] .
De vader heeft de kinderen erkend. De moeder en de vader zijn gezamenlijk belast met het gezag over hen. De kinderen hebben hun hoofdverblijf bij de moeder.
3.2
Bij beschikking van 20 februari 2014 heeft de kinderrechter [kind 1] en [kind 2] onder toezicht gesteld van de GI voor de termijn van een jaar, welke termijn nadien telkens is verlengd, laatstelijk bij beschikking van de kinderrechter van 17 februari 2017 tot 20 februari 2018.
3.3
Bij beschikking van 27 oktober 2015 heeft de kinderrechter spoedmachtiging verleend voor uithuisplaatsing van [kind 1] en [kind 2] in een 24-uurs accommodatie jeugdhulpaanbieder voor de duur van vier maanden, welke termijn nadien is verlengd. Bij beschikking van 17 augustus 2016 heeft de kinderrechter machtiging verleend voor uithuisplaatsing van [kind 1] en [kind 2] in een voorziening voor pleegzorg (te weten het netwerkpleeggezin) voor de duur van drie maanden, welke machtiging nadien is verlengd, laatstelijk bij beschikking van 10 maart 2017 tot uiterlijk 20 augustus 2017.
3.4
[kind 1] en [kind 2] zijn op 12 november 2015 uit huis geplaatst, eerst in een pleeggezin, vervolgens afzonderlijk van elkaar in een behandelgroep en sinds 26 augustus 2016 bij een netwerkpleeggezin van de familie [naam] . Op 1 juni 2017 zijn [kind 1] en [kind 2] thuisgeplaatst bij de ouders.
3.5
In oktober 2017 hebben de ouders besloten uit elkaar te gaan.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de kinderrechter de termijn van de ondertoezichtstelling verlengd tot 20 augustus 2018.
4.2
De moeder is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan het oordeel van het hof voor te leggen.
Zij verzoekt het hof bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek van de GI alsnog af te wijzen, dan wel een beslissing te nemen die het hof juist acht.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:260, eerste lid, in verband met artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de ondertoezichtstelling van een minderjarige verlengen met ten hoogste een jaar indien een minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW, in staat zijn te dragen.
5.2
De moeder kan zich met de verlenging van de ondertoezichtstelling van [kind 1] en [kind 2] niet verenigen. Zij voert in haar grieven – samengevat - aan dat sprake is van positieve ontwikkelingen. Zij heeft hulp van Ambiq en de kinderen volgen speltherapie. Deze hulp kan ook worden voortgezet in een vrijwillig kader. Er is geen directe bedreiging meer van de ontwikkeling van [kind 1] en [kind 2] . De ontwikkelingsbedreigingen zijn weggenomen of voldoende gewaarborgd door hulpverlening in een vrijwillig kader. De moeder staat open voor dergelijke hulpverlening en zet deze in waar nodig.
[kind 1] en [kind 2] zijn bang opnieuw uit huis geplaatst te worden, maar voelen zich bij de moeder veilig en geborgen. Ze zitten nu op een school die bij hen past. De moeder heeft voor zichzelf behandeling in de vorm van dagbesteding. Zij heeft hard gewerkt aan haar kennis van de Nederlandse taal en aan haar zelfredzaamheid en heeft laten zien dat haar bereidheid serieus en duurzaam is. De moeder en de kinderen ervaren spanning door de ondertoezichtstelling. Met de vader zijn inmiddels goede afspraken gemaakt over de omgang tussen hem en [kind 1] en [kind 2] .
De moeder zegt verder bereid te zijn een gezinscoach van het wijkteam af en toe te laten nagaan hoe de situatie in het gezin er voor staat.
5.3
De GI voert hiertegenover aan dat nog steeds sprake is van concrete ontwikkelingsbedreigingen van [kind 1] en [kind 2] . Doordat zij veel ingrijpende gebeurtenissen hebben meegemaakt (huiselijk geweld, uithuisplaatsing en de scheiding van de ouders) voelen zij zich nog onvoldoende veilig en hebben zij nog onvoldoende ruimte om de aangeboden lesstof op school tot zich te nemen. Hierdoor worden zij sociaal-emotioneel, lichamelijk en cognitief in hun ontwikkeling bedreigd. [kind 1] en [kind 2] laten nog verbaal en fysiek agressief gedrag zien in het contact met hun leeftijdsgenootjes.
Beide ouders kampen met persoonlijke problematiek. Het is de vraag in hoeverre zij voldoende structuur, duidelijkheid en voorspelbaarheid kunnen bieden en vasthouden. Voorts is het de vraag in hoeverre zij sensitief en responsief kunnen reageren op de signalen en de behoeften van [kind 1] en [kind 2] .
De doelen die de raad heeft gesteld zijn nog niet alle behaald, aldus nog steeds de GI, en de voorwaarden die de kinderrechter aan de thuisplaatsing heeft gesteld, moeten nog worden bewaakt. De kinderen zijn nog maar kort thuis en de hulpverlening is nog in volle gang.
Het uiteengaan van de ouders in oktober 2017 is voor de kinderen opnieuw een heftige gebeurtenis.
5.4
Het hof overweegt als volgt. Sinds juni 2017 wonen [kind 1] en [kind 2] weer bij de moeder thuis. Zij hebben de afgelopen periode een positieve ontwikkeling doorgemaakt en de thuissituatie bij de moeder lijkt stabiel. De moeder heeft wekelijks hulp in de thuissituatie op vrijwillige basis vanuit Ambiq (Families First en Intensieve Orthopedagogische Gezinsbehandeling). Uit de evaluatie van Ambiq blijkt dat het over het algemeen goed gaat met [kind 1] en [kind 2] . Zij ervaren rust in de thuissituatie en de moeder weet over het algemeen aan te sluiten bij wat zij nodig hebben. Er bestaan nog wel zorgen over de
emotieregulatie van de kinderen. De hulpverlening vanuit Ambiq kan de komende tijd ook
zonder ondertoezichtstelling door de moeder worden voortgezet.
Beide kinderen volgen nu passend onderwijs en [kind 1] volgt sinds januari 2018 speltherapie ten behoeve van zijn emotieregulatie. [kind 2] staat daarvoor nog op de wachtlijst.
De moeder heeft verder hulp ingeschakeld voor zichzelf in de vorm van dagbesteding bij Take Care, via welke instantie zij wekelijks drie dagdelen actief deelneemt aan verschillende activiteiten en waar aandacht wordt besteed aan haar zelfredzaamheid en het leren van de Nederlandse taal. Waar nodig wordt zij ondersteund door haar meerderjarige dochter [dochter] en haar andere volwassen kinderen.
Gebleken is dat na wisseling van de jeugdbeschermer sprake is van veel miscommunicatie tussen de GI en de moeder, waardoor de GI stelt onvoldoende zicht te hebben op hoe het nu met de kinderen gaat.
Het hof is evenwel van oordeel dat in de huidige situatie een eventuele ontwikkelings-bedreiging van de kinderen afdoende wordt ondervangen door de inmiddels aanwezige hulpverlening in het vrijwillig kader en dat de moeder zich serieus en duurzaam bereid heeft getoond om deze hulp te aanvaarden in het belang van de kinderen. Bij zijn beslissing acht het hof van belang dat de GI sinds de verlenging van de ondertoezichtstelling bij de bestreden beschikking slechts in zeer beperkte mate contact met de moeder heeft gehad en dat aan de ondertoezichtstelling (mede gelet op de afrondende fase waarin deze zich thans bevindt) nauwelijks nog uitvoering is gegeven.
Of en welke hulp de vader nodig heeft, acht het hof niet langer van belang, nu de vader sinds oktober 2017 niet meer bij de moeder en de kinderen woont. De GI heeft naar voren gebracht dat de moeder zelf goed in staat is tot het invullen van het contact tussen [kind 1] en [kind 2] en de vader.
Het hof acht de ondertoezichtstelling weliswaar voor het verleden gerechtvaardigd, maar acht deze - gelet op hetgeen hiervoor is overwogen - voor de toekomst niet langer van toegevoegde waarde.
5.5
Het hof is met inachtneming van al het voorgaande van oordeel dat met ingang van de datum van deze beschikking niet langer voldaan is aan de wettelijke vereisten van artikel 1:255, eerste lid, BW. Van gronden die een ondertoezichtstelling van [kind 1] en [kind 2] op dit moment nog langer kunnen rechtvaardigen is niet gebleken, zodat de grieven in zoverre slagen en het hof de bestreden beschikking met ingang van heden dient te vernietigen en zal beslissen als volgt.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 14 februari 2018, voor zover de daarin uitgesproken verlenging van de ondertoezichtstelling van [kind 1] en [kind 2] zich uitstrekt over de periode tot heden;
vernietigt die beschikking, voor zover de daarin uitgesproken verlenging van de ondertoezichtstelling van [kind 1] en [kind 2] zich uitstrekt over de periode vanaf heden, en in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [kind 1] en [kind 2] af, voor zover dat verzoek betrekking heeft op de periode vanaf heden;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.J. Laurentius-Kooter, R. Krijger en D.J.I. Kroezen en is op 12 juni 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.