Uitspraak
[appellant],
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De vordering in het incident en de beoordeling daarvan
5.De beoordeling van de grieven en de vordering in de hoofdzaak
dat tussen partijen is overeengekomen dat ten behoeve van de door partijen uitgevoerde projecten dient te worden afgerekend door de opbrengst pondspondsgewijs tussen partijen te verdelen onder aftrek van de materiaalkosten".
grief Ikomt [appellant] op tegen dat bewijsoordeel van de kantonrechter. Hij voert aan dat [B] slechts in algemene termen verklaart over de afspraak in kwestie en niet verklaart dat de afspraak inhoudt dat de opbrengst wordt verdeeld onder aftrek van de materiaalkosten. Eigen wetenschap van [B] ontbreekt bovendien: hij verklaart slechts van horen zeggen, namelijk van [geïntimeerde] . Daarbij komt dat de verklaring van [B] in tegenspraak is met de door [appellant] als (partij)getuige afgelegde verklaring, welke verklaring immers inhoudt dat een afspraak om op 50/50-basis af te rekenen nu juist niet is gemaakt. De stukken met betrekking tot het project Amstelveen leggen voorts geen gewicht in de schaal omdat de afspraken per project moeten worden bekeken.
Qua opbrengst en investering in de spullen". In deze verklaring is aldus voldoende duidelijk neergelegd de eigen wetenschap van [B] , daarin bestaande dat beide partijen aan hem hebben gezegd dat de opbrengst na aftrek van materiaalkosten zou worden gedeeld. Geen rechtsregel verzet zich tegen het gebruik van een dergelijke verklaring voor het bewijs.
grief IIkomt [appellant] op tegen het oordeel van de kantonrechter dat [appellant] de berekening van [geïntimeerde] voor het project Almere niet heeft bestreden en de vordering van [geïntimeerde] ad € 13.535,14 om die reden toewijsbaar is. Ter onderbouwing voert [appellant] aan dat hij minder ontvangen heeft van de opdrachtgever (€ 52.740,43) dan [geïntimeerde] tot uitgangspunt van zijn berekening heeft genomen (€ 54.319,35). Ook voert hij, onder overlegging van een groot aantal producties, aan dat hij meer kosten (€ 17.616,-) heeft gemaakt dan [geïntimeerde] als schatting (€ 8.578,39) heeft meegenomen in zijn berekening. Dat brengt [appellant] tot de volgende berekening:
grief IIIkomt [appellant] op tegen het oordeel van de kantonrechter dat [geïntimeerde] inzake het project Amstelveen recht heeft op terugbetaling van € 3.111,41. In de toelichting op deze grief voert hij aan dat [geïntimeerde] in totaal voor een bedrag van € 64.507,38 inclusief btw (= € 56.615,50 exclusief btw) heeft geoffreerd aan zijn opdrachtgever. [appellant] gaat ervan uit dat dit bedrag volledig is betaald. Aan [appellant] is betaald (€ 15.293,- +
€ 9.894,03=) € 25.187,03. Hij heeft dus recht op (€ 56.615,50 : 2 =) € 28.307,75 verminderd met het betaalde bedrag van € 25.187,03 zodat resteert te voldoen door [geïntimeerde] aan [appellant] € 3.120,72. Dat bedrag kan verrekend worden met hetgeen [appellant] nog verschuldigd is aan [geïntimeerde] .