ECLI:NL:GHARL:2018:5400

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 juni 2018
Publicatiedatum
12 juni 2018
Zaaknummer
200.199.755/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afgebroken onderhandelingen en devolutieve werking in civiele rechtszaak tussen wetenschapper en waterschap

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, gaat het om een geschil tussen [appellant], een wetenschapper en ondernemer, en Wetterskip Fryslân, een waterschap. De appellant had een technologie ontwikkeld voor de afbraak van zuiveringsslib met behulp van wormen en had een samenwerkingsovereenkomst met Wetterskip Fryslân. De appellant vorderde schadevergoeding van Wetterskip Fryslân, stellende dat het waterschap tekort was geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen en onrechtmatig had gehandeld. De rechtbank had de vorderingen van de appellant afgewezen, waarna hij in hoger beroep ging.

Het hof oordeelde dat de overeenkomst tussen partijen op 1 januari 2011 was geëindigd en dat Wetterskip Fryslân niet verplicht was om de technologie van de appellant breed toe te passen. Het hof concludeerde dat er geen toerekenbaar tekortschieten van Wetterskip was en dat de appellant onvoldoende had aangetoond dat er een onrechtmatige afbreking van de onderhandelingen had plaatsgevonden. De vorderingen van de appellant werden afgewezen, en het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank. De appellant werd veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

De zaak benadrukt de complexiteit van samenwerkingsovereenkomsten in de context van innovatieve technologieën en de verantwoordelijkheden van partijen in dergelijke overeenkomsten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.199.755/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 4767767 CV EXPL 16-828)
arrest van 12 juni 2018
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [A] ,
appellant,
in eerste aanleg: eiser,
hierna:
[appellant],
advocaten: mr. A.I.M. van Mierlo en mr. K.J. Krzeminski, kantoorhoudend te Amsterdam,
tegen
Wetterskip Fryslân,
gevestigd te Leeuwarden,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen:
Wetterskip,
advocaten: mr. R. Bremer en mr. J.V. van Ophem, kantoorhoudend te Leeuwarden.
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 7 november 2017 hier over.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Ingevolge het vermelde tussenarrest is de comparitie van partijen bepaald op 25 april 2018. Op de comparitie zijn partijen, vergezeld van hun advocaten, verschenen. Van de comparitie van partijen is een proces-verbaal opgemaakt dat aan het procesdossier is toegevoegd.
1.2
Vervolgens heeft het hof arrest bepaald.
1.3
De vordering van [appellant] luidt, samengevat, het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, afdeling privaatrecht, locatie Leeuwarden van 6 april 2016 te vernietigen en opnieuw rechtdoende:
Wetterskip te veroordelen tot vergoeding van de door [appellant] ten gevolge van onrechtmatig handelen van Wetterskip geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
Wetterskip te veroordelen tot vergoeding van de door [appellant] ten gevolge van ongerechtvaardigde verrijking van Wetterskip geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
Wetterskip te veroordelen tot betaling van een voorschot van € 250.000,- op de onder a en b bedoelde schadevergoedingen;
Wetterskip te veroordelen tot betaling van € 38.997,57 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente;
Wetterskip te veroordelen tot terugbetaling aan [appellant] van hetgeen door hem op basis van het bestreden vonnis is betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente;
Wetterskip te veroordelen in de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen en te vermeerderen met de wettelijke rente.

2.De feiten

2.1
De rechtbank heeft onder de randnummers 2.1 t/m 2.54 van het bestreden vonnis de feiten vastgesteld. Tegen die feitenvaststelling heeft [appellant]
grief Igericht. Met inachtneming van deze grief zal het hof de feiten, voor zover van belang voor de beoordeling van het geschil, in hoger beroep opnieuw vaststellen. Het hof merkt daarbij op dat aan de rechter een grote vrijheid toekomt de feiten vast te stellen die voor de beoordeling van het geschil van belang zijn. Aangevuld met wat in hoger beroep is komen vast te staan, luiden de feiten als volgt.
2.2
[appellant] is wetenschapper en ondernemer. In 2002 heeft [appellant] via de vennootschap Elsdon B.V. samen met Waterstromen B.V. (een 100% dochtervennootschap van waterschap Rijn & IJssel) de onderneming SR Technologie B.V.
- hierna in geciteerde documenten ook wel aangeduid als “SR” of “SR-TECH” - opgericht. Deze onderneming had tot doel "
onderzoek naar slibreducerende technologietechnieken door predatoren en in het bijzonder borstelwormen en de exploitatie van dat onderzoek". SR Technologie B.V. heeft zich vervolgens beziggehouden met de ontwikkeling van een compact systeem waarin slibafbraak door wormen op de locatie van de rioolwaterzuiveringsinstallatie (hierna: rwzi) kan plaatsvinden. De onderliggende
- innovatieve - technologie is vervolgens geoctrooieerd.
2.3
Wetterskip maakt voor de zuivering van afvalwater van alle huishoudens en bedrijven in zijn beheersgebied gebruik van rwzi's. Deze installaties produceren zuiveringsslib als bijproduct van het zuiveren van afvalwater. Dit slib - dat voor een belangrijk deel uit water bestaat - wordt getransporteerd naar de centrale slibontwateringsinstallaties. Na de ontwatering wordt het slib verder verwerkt door verbranding, compostering of droging. Wetterskip verwerkt ongeveer 15.000 ton droge stof op jaarbasis. De "out-of-pocket"-kosten daarvan belopen een bedrag tussen de € 7.500.000,- en € 8.000.000,- per jaar. De integrale kosten van het verwerken van slib belopen ongeveer 30% tot 40% van de totale kosten van afvalwaterbehandeling en kunnen oplopen tot 50%.
2.4
In 2005 heeft SR Technologie B.V. met Wetterskip over een samenwerking gesproken. In dat overleg is de zogenaamde "end-of-pipe"-oplossing aan de orde gekomen, waarbij de technologie van SR Technologie B.V. aan het eind van het zuiveringsproces in de sliblijn wordt geplaatst. Daartoe zou op de rwzi van Wetterskip in Wolvega een proefinstallatie (hierna veelal: het project) worden geplaatst. Op deze wijze kan SR Technologie B.V. haar geoctrooieerde technologie testen en verder ontwikkelen.
2.5
Op de vergadering van 30 augustus 2005 van het dagelijks bestuur van Wetterskip is onder meer geagendeerd het onderwerp “
Experiment voor de reductie van zuiveringsslib middels wormen”. In de notulen van die vergadering is daarover onder meer het volgende opgenomen:
Beoogd resultaat
Kennis opdoen en mogelijkheden onderzoeken voor de vermindering van afzetkosten zuiveringsslib.
Argumenten
De vermindering van slibproductie (...)
De kosten voor verminderingen liggen lager dan de kosten voor normale afzet van slib (...)
Met het onderzoek wordt kennis verkregen voor efficiency verbetering. De methode van slibvermindering met behulp van wormen kan op een aantal locaties van WF worden toegepast.”
2.6
Op 25 april 2006 is in het kader van het subsidieprogramma “Fryslân Fernijt” een subsidie van € 200.000,- bij de provincie Fryslân aangevraagd, waarbij [appellant] als penvoerder optrad en Biodero, een nevenvestiging van SR Technologie B.V., en Wetterskip de deelnemers waren. Eén van de doelstellingen van Fryslân Fernijt is dat de projecten moeten leiden tot een verbetering van de economische situatie van de provincie Fryslân. In de subsidieaanvraag (het projectvoorstel) is vermeld dat als het project succesvol is, die doelstelling zal worden bereikt, doordat Wetterskip voornemens is:
“(...) deze techniek toe te passen op meerdere rioolzuiveringsinstallaties in haar beheersgebied. Dit leidt[hof: tot]
verlaging van de slibverwerkingskosten die op hun beurt resulteren in een verlaging van de vervuilingsheffing. Een lagere heffing leidt tot een lager kostenniveau voor Friese burgers en bedrijven.”
In bijlage 1 bij het subsidieaanvraagformulier is onder meer opgenomen:
“7. De doelstellingen en de verwachte output/resultaten van het project:
Kwalitatief: Een reactor waarin zuiveringsslib vergaand wordt afgebroken met behulp van wormen, waarbij dit plaatsvindt voor lagere kosten dan met conventionele verwerkingsmethoden.
Kwantitatief: Minimaal 35% slibverwijdering (op basis van droge stof) gedurende minimaal twee maanden.
8. Doelgroep(en) van het project:
In principe is elke instantie die een afvalwaterzuivering in beheer heeft, waarbij een biologisch aëroob (mét zuurstof) zuiveringsproces wordt toegepast en waarbij zuiveringsslib wordt geproduceerd, een potentiële klant. Dit zijn o.a. alle waterschappen, die in NL in totaal circa 500 installaties in beheer hebben, waarvan er ca. 300-350 in aanmerking komen. Specifiek voor de Provincie Friesland is dit Wetterskip (...). Wetterskip heeft 29 zuiveringsinstallaties in beheer waarvan in eerste instantie de installaties zonder slibgisting in aanmerking komen (25 stuks).
Daarnaast komen in aanmerking alle industrieën die hun afvalwater zelf zuiveren in een eigen afvalwaterzuiveringsinstallatie volgens het eerder genoemde proces. Dit zijn met name de voedingsmiddelenindustrieën.
In een verdere uitbouw van de activiteiten komen ook buitenlandse zuiveringsinstallaties voor deze technologie in aanmerking.
(…)
11. (…) In dit voorstel wordt het nieuwe proces toegepast op de rwzi Wolvega. (...) Indien het daar succesvol is (ca. 50% afbraak) biedt toepassing ervan perspectief voor alle andere installaties (29 stuks), die in beheer zijn bij Wetterskip Fryslân. (...) Bij het succesvol zijn van dit project vindt in eerste instantie een verdere uitbouw en opschaling van de activiteitenhof: plaats)
naar de overige Nederlandse waterschappen. (...) Een vervolgstap zal zijn een verdere uitbouw van deze activiteiten buiten Nederland.
12. (…) In de promotionele activiteiten zal door een gezamenlijke aanpak van alle partners op een efficiënte wijze een brug naar de markt kunnen worden geslagen: Biodero als ontwikkelaar/exploitant, Wetterskip Fryslân als gebruiker/klant en Wetsus voor de wetenschappelijke onderbouwing van het geheel.
13. (…) Veel potentiële gebruikers zullen dit proces pas toepassen wanneer de werking ervan is aangetoond op praktijkschaal en dan ook nog bij voorkeur door een instantie uit de eigen beroepsgroep.”
Bij brief van 28 juni 2006, verzonden op 28 juli 2006, heeft de provincie Fryslân aan SR-Technologie B.V. meegedeeld dat de gevraagde subsidie van maximaal € 200.000,- wordt verleend. De dijkgraaf van Wetterskip - de heer [B] - heeft zitting in het deskundigenpanel Water dat het project en de subsidieaanvraag heeft beoordeeld en goedgekeurd.
2.7
Bij brief van 23 mei 2006 heeft Wetterskip bij de gemeente Weststellingwerf voor de plaatsing van een wormenreactor een melding ex artikel 8.19 van de Wet Milieubeheer gedaan. Ter toelichting heeft Wetterskip daarbij opgemerkt:
“Wij zijn voornemens om vanaf juli 2006 een duurproef (circa 3 jaar) uit te voeren op de rwzi Wolvega met (borstel)wormen. (…) Wanneer de proef het verwachte positieve resultaat oplevert, overwegen wij om de opstelling (…) ca. 3 jaar na heden definitief te maken. (...) De bouwaanvraag zal (...) worden ingediend.”
2.8
Wetterskip - in de overeenkomst aangeduid als “WF” - en SR Technologie B.V. - in de overeenkomst aangeduid als “SR-TECH” - hebben op 1 december 2006 een overeenkomst gesloten. In deze overeenkomst is onder meer het volgende vermeld:

In aanmerking nemend dat:
- SR-TECH een proces heeft ontwikkeld waarbij secundair zuiveringsslib wordt afgebroken;
(…)
- verder onderzoek nodig is en de technologie op grotere schaal getest moet worden;
- ook de economische rentabiliteit moet worden aangetoond;
- dit verder onderzoek betreft de derde en laatste fase van het totale onderzoeksprogramma;
- deze laatste fase ongeveer 3,5 jaar zal duren en omvat onder meer een tweetal duurtesten op locatie.
(…)
- de huidige overeenkomst betreft de tweede duurtest en het laatste deel van de derde fase van het totale onderzoeksprogramma. Hierbij wordt een installatie gebouwd in de zogenaamde end-of-pipe configuratie;
- dit deel van het onderzoeksprogramma zal (...) mede worden gefinancierd door het subsidieprogramma Fryslân Fernijt.
- een nieuwe onderneming zal worden opgezet belast met de uitvoering van het project: Biodero.
(…)
Komen het volgende overeen.
Art. 1 Inbreng van de partijen
1. In overleg met SR-TECH stelt WF gedurende de proefperiode kosteloos een locatie op de RWZI te Wolvega ter beschikking waar SR-TECH een proefinstallatie kan bouwen en testen.
(…)
5. SR-TECH heeft een inspanningsverplichting de installatie gedurende de tijd van het onderzoek te optimaliseren en eventuele aanpassingen te doen om te komen tot een rendabele slibafbraak.
6. Naast eventueel ontvangen subsidie en de kosten genoemd onder art. 1.3 draagt WF maximaal € 150.000 bij in de kosten van het onderzoeksproject; de overige kosten komen voor rekening van SR-TECH.
7. SR-TECH zal met de proefinstallatie slib afbreken, in principe tot een totaal van 450 ton ds.hof: droge stof)
(…)
Art 3. Uitvoering
1. WF geeft SR-TECH opdracht tot het bouwen van de proefinstallatie op het terrein van de RWZI in Wolvega.
2. SR-TECH is verantwoordelijk voor de bouw van de installatie, de bedrijfsvoering en het onderhoud.
3. Gedurende het onderzoek is de installatie eigendom van WF, maar WF stelt deze voor de duur van het onderzoek ter beschikking van SR-TECH.
(…)
5. SR-TECH voert het onderzoek uit.
Art 4. Einde van het onderzoek
1. Het onderzoekprogramma in Fryslân wordt afgesloten indien 450 ton ds is afgebroken, dan wel uiterlijk 36 maanden na aanvang van het onderzoek.
(…)
3. Uiterlijk 6 maanden na het einde van de derde fase besluit SR-TECH of de technologie in exploitatie kan worden genomen of dat commerciële exploitatie uit economische of technische overwegingen niet rendabel is.
Art 5. Verrekening tussen partijen bij een negatief resultaat van het onderzoek
Er is sprake van een negatief resultaat als SR-TECH meent dat de exploitatie van het proces niet loont [art 4 sub 3].
1. Partijen verlenen elkaar wederzijds kwijting met betrekking tot alle verplichtingen ten opzichte van elkaar inclusief de verplichting tot verdere afbraak van droge stof.
2. WF verkrijgt het recht om tegen een nader overeen te komen vergoeding de installatie zelf te exploiteren.
3. Besluit WF de installatie niet verder aan te willen wenden [art 5.2] dan zal de installatie worden afgebroken. De kosten hiervoor vallen binnen de projectkosten.
Art 6. Verrekening tussen partijen bij een positieve afsluiting van het onderzoek
Tenzij SR-TECH uiterlijk binnen 6 maanden na afsluiting van de derde fase van het onderzoeksprogramma besluit niet tot commerciële exploitatie over te gaan [art 4 sub 3], is er sprake van een positief resultaat.
1. Er heeft een volledige verrekening tussen partijen plaatsgevonden als 450 ton ds slib is afgebroken.
2. Zodra de installatie 450 ton ds slib heeft afgebroken zullen WF en SR-TECH onderhandelen over commerciële voorwaarden voor verdere exploitatie van de proefinstallatie.
3. Indien partijen het niet eens kunnen worden over de commerciële voorwaarden van exploitatie van de proefinstallatie dan dient de installatie te worden afgebroken. De kosten hiervoor vallen binnen de projectkosten.
4. SR-TECH heeft nadat partijen overeenstemming hebben bereikt over de commerciële voorwaarden van exploitatie van de proefinstallatie, het recht om de installatie van WF over te nemen tegen de restwaarde. De restwaarde wordt aan het einde van het financieringstraject door Fryslân Fernijt vastgesteld om te komen tot de definitieve bepaling van de subsidie bijdrage van Fryslân Fernijt.”
2.9
De stuurgroep Watertechnologie, waarvan de dijkgraaf van Wetterskip Van Erkelens plaatsvervangend voorzitter was, heeft in april 2006 het Innovatieprogramma Watertechnologie getiteld "Een wereld om water", opgesteld. In dit document wordt onder meer ingegaan op de risico’s bij de eerste en verdere vercommercialisering van een innovatief product. Daarover wordt onder meer opgemerkt:

Na de ontwikkeling van een innovatief product moet het op de markt gebracht worden. Hiervoor dient een ondernemer een eerste afnemer (launching customer) te vinden voor het ontwikkelde product. Het risico van een ondernemer is dan ook dat er geen launching customer bereid is dit risico te nemen, waardoor het innovatieve product niet van de grond komt. De thuismarkt kan een belangrijke rol spelen bij het verkleinen van dit risico, door op te treden als launching customer. Die loopt daarbij echter ook weer risico’s: werkt het innovatieve product naar behoren en zijn de kosten niet te hoog?”
(…)
Een belangrijk kenmerk van succesvolle innovaties is dat deze tot stand zijn gekomen in een omgeving waarbij kennisleveranciers (universiteiten en kennisinstituten), het bedrijfsleven (technologieleveranciers en adviesbureaus) en eindgebruikers hebben geparticipeerd in het ontwikkelingstraject (customer co-creation).”
2.1
Het project is vervolgens op 1 december 2006 van start gegaan. Aanvankelijk was het de bedoeling dat er een proefinstallatie zou worden gebouwd, bestaande uit vier parallelle en identieke units, die voldoende capaciteit zou hebben om al het slib van de zuivering in Wolvega te verwerken. Bij aanvang van het project is in een overleg tussen SR Technologie B.V. en Wetterskip hiervan afgeweken en is besloten om eerst één unit te bouwen.
Het hele proces bestond uit een door SR Technologie B.V. ontwikkelde en gebouwde wormenreactor, een door Wetterskip ter beschikking gestelde slibbuffer (sedimentatietank) voor ontwatering en een uitgebreide, in het bezit van SR Technologie B.V. zijnde, besturingsunit/machinekamer. In de wormenreactor werd het slib door de wormen begraasd. Vervolgens werd het resterende slib in de slibbuffer (sedimentatietank) ontwaterd en opgeslagen. Het hele proces kon online worden gevolgd en bestuurd.
2.11
De Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer (hierna: STOWA) is het kenniscentrum van de regionale waterschappen. STOWA heeft met betrekking tot het project een deelonderzoek gefinancierd met als doel het valideren van het proces op basis van de ervaringen die zouden worden opgedaan in Wolvega alsmede het aantonen van de inzetbaarheid van het proces door verschillende type zuiveringen te testen en pilots uit te voeren. Ten behoeve van het onderzoek dat STOWA uitvoerde werd ook een begeleidingscommissie ingesteld, waarin ook Wetterskip zitting had.
2.12
Tegen het einde van het subsidieprogramma Fryslân Fernijt (oktober 2007) is op
3 september 2007 een subsidieaanvraag ingediend bij het ministerie van Economische Zaken, waarbij [appellant] wederom als penvoerder optrad en waarbij SR Technologie B.V. en Wetterskip tezamen met STOWA, Alterra B.V. (het onderzoeksinstituut van Wageningen Universiteit) en de TU Delft als deelnemers hadden te gelden. De subsidieaanvraag werd gedaan in het kader van het innovatieprogramma "InnoWATOR" (hierna: InnoWATOR). InnoWATOR is een subsidieprogramma dat valt onder de “Experimentele kaderregeling subsidies innovatieprojecten” en is gericht op het stimuleren van watertechnologie, het verkorten van de "time-to-market" van nieuwe ontwikkelingen en het stimuleren van de concurrentiepositie van Nederland. Voor het verkrijgen van deze subsidie is de betrokkenheid van een potentiële eindgebruiker (de zogenaamde "launching customer") een vereiste. In dit geval was Wetterskip de potentiële eindgebruiker/”launching customer”. In de subsidieaanvraag (projectplan) van 3 september 2007 is onder meer opgenomen:
“De waterschappen zijn als deelnemer in STOWA de belangrijkste potentiële gebruikers van deze technologie. Een aantal van hen zal als partner/launching customer deelnemen in dit project. (…)
Het ligt voor de hand dat de betrokken waterschappen de technologie ook werkelijk gaan gebruiken op hun installaties. Hierbij met voorkeur op de rzwi's waar het onderzoek heeft plaatsgevonden, waarbij het vervolgens wordt uitgebouwd naar andere rzwi's.
(…)
De (markt)doelstellingen die we willen bereiken zijn:
- Het ontwikkelen van betrouwbare, duurzame en kosteneffectieve methode voor de verwerking van zuiveringsslib.
- Brede toepassing(smogelijkheden) van het proces op in principe alle zuiveringsinstallatie die gebaseerd zijn op actiefslibtechnologie.
(…)
In Nederland bevinden zich circa 500 rioolwaterzuiveringsinstallaties. Bij ongeveer 100-150 daarvan wordt het geproduceerde zuiveringsslib voor 20-25% afgebroken middels slibgisting. Dit zijn met name de grotere installaties.
Op de overige 300-350 vindt geen slibafbraak plaats. Dit zijn met name de kleinere installaties. Hoewel in principe het slib van de grotere installaties net zo goed kan worden afgebroken in een wormenreactor en hiermee ook nog eens een hoger afbraakpercentage (50% i.p.v. 20-25%) wordt bereikt, wordt in eerste instantie de aandacht gericht op kleine en middelgrote rwzi's, aangezien daar de toegevoegde waarde het grootste is.”
Uit hoofde van het subsidieprogramma InnoWATOR is op 18 december 2007 een subsidie verkregen van € 423.703,-. De subsidie was bedoeld voor het uitvoeren van onderzoek dat is gericht op het verkrijgen van verder inzicht in de werking van het proces, verbetering van de processtabiliteit en de verruiming van toepassingsmogelijkheden van het proces.
2.13
Kort voordat (formeel) de InnoWATOR-subsidie was verkregen, hebben Wetterskip en SR-Technologie B.V. met TU Delft, STOWA en Alterra B.V. in het kader van de subsidie InnoWATOR op 11 december 2007 een samenwerkingsovereenkomst gesloten. In deze samenwerkingsovereenkomst is onder meer het volgende vermeld:
Artikel 1 Uitvoering van het onderzoek
(1) Partijen voeren het onderzoek uit conform het projectplan "Afbraak van zuiveringsslib met behulp van wormen" en zullen voldoen aan de verplichtingen die worden vermeld in de Subsidieregeling InnoWATOR.
(…)
(4) Partijen spreken af om op een of meerdere momenten tijdens de onderzoeksperiode de stand van zaken van het onderzoek te evalueren en nadere afspraken te maken over het vervolg.
2.14
Tijdens de proef in Wolvega bleek dat het slib na de bewerking in de wormenreactor in de slibbuffer (sedimentatietank) verder werd afgebroken, ondanks dat er geen (levende) wormen in deze slibbuffer zaten. Op 13 juli 2009 heeft [appellant] een octrooiaanvraag ingediend met betrekking tot de ontdekte slibreducering in de sedimentatietank.
2.15
In een e-mailbericht van 12 augustus 2008 van [appellant] aan [C] (ambtenaar bij Wetterskip) is toegelicht dat het bij één wormenreactor op de locatie Wolvega blijft en de uitbreiding naar 3 tot 4 wormenreactoren (definitief) niet zal plaatsvinden:
“Er is indertijd een bouwaanvraag gedaan om de reactor in Wolvega uit te breiden. Je zult je herinneren dat oorspronkelijk het idee was om een 3 tot 4-tal reactoren naast elkaar te bouwen, maar dat besloten was in eerste instantie er één neer te zetten om te voorkomen dat concept fouten in het nieuwe reactor type niet 4 keer gecorrigeerd moesten worden. Daar we toch de afgesproken 450 ton moeten afbreken hadden we besloten tot uitbreiding over te gaan. In het kader van het Innowater project zijn we hier weer van terug gekomen. Deels omdat we onze aandacht willen focussen op het optimaliseren en het begrijpen van het proces. En deels omdat de buffer als een tweede reactor blijkt te functioneren. (...) Dat betekent dat de uitbreiding definitief van de baan is.”
2.16
In een e-mailbericht van 24 maart 2009 met als onderwerp “hoe verder na Wolvega” heeft [appellant] [C] van een aantal ontwikkelingen op de hoogte gebracht en hem om een reactie gevraagd. [appellant] heeft in dit e-mailbericht opgemerkt:

2. (…) omdat we op basis van de resultaten die we in Wolvega realiseren van mening zijn dat het nu tijd wordt om met deze technologie de "markt" op te gaan. Ik realiseer me dat de technologie nog vele jaren van ontwikkeling voor zich heeft, maar de resultaten zijn van dien aard dat we denken dat dit gerechtvaardigd is. (…) De andere reden om nu commercieel te gaan is omdat er gewoon geld binnen moet komen. (…)
3. N.a.l. van ons laatste gesprek is het mij duidelijk geworden dat het business model dat ons voor ogen stond niet langer haalbaar is. Er moet dus een nieuw model komen. Het is nog niet helemaal duidelijk hoe dit er uit moet gaan zien. Onze gedachten gaan uit naar een opzet waarbij de klant de investering doet en het day-to-day beheer [waarbij er zorg voor gedragen wordt dat de kennis embedded wordt in de organisatie] en waarbij SR-tech (1) de bouw van de installatie verzorgt (2) voor een fee het management van de wormen op zich neemt cq ondersteunt [dit dmv remote controle] en (3) een gestaffelde licentie voor de toepassing.
(…)
Ik heb de laatste maanden met groot aantal partijen gesproken. (...) Het Wetterskip is echter de linking pin in zo iets. De eerste stap moet dan ook zijn om te kijken of wat wij (potentieel) te bieden hebben zou passen in jullie plannen.
Ik ben ook in gesprek gekomen met Haskoning (in combinatie met GMB). Die zouden wel wat willen met deze technologie. Wellicht zou daar een combinatie mee te maken zijn om jullie als launching customer iets te kunnen bieden.”
2.17
Op 28 april 2009 heeft er een bespreking tussen partijen plaatsgevonden.
2.18
Bij e-mailbericht van 14 juli 2009 heeft [appellant] het volgende aan de Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij (NOM) medegedeeld:

In onze discussie hadden we het over het vinden van een Launching Customer. Het Wetterskip meldt zich aan. Daar kunnen we een grootschalige installatie bouwen in Leeuwarden of in Burgum. Maar er zijn ook complicaties. Het bestuur van het Wetterskip heeft net een miljoen van het innovatiebudget geschrapt. Dus moeten we op zoek naar financiering.”
2.19
Diezelfde dag - 14 juli 2009 - heeft [appellant] aan Plas Bedrijfsadvies in een e-mailbericht vermeld:
“3. Ondertussen dient zich iets nieuws aan. Het Wetterskip is bereid als launching customer op te treden. We willen nu een complete installatie bouwen in Leeuwarden of Burgum, waarbij gebruik maken van een bestaande vergister. Probleem is de financiering. Het bestuur heeft in zijn wijsheid € 1 milj van het innovatiebudget afgetrokken. Dus moeten wij kijken of we het geld bijeen kunnen sprokkelen. Zijn er nog subsidiepotjes?”
2.2
In een e-mailbericht van 11 februari 2010 aan [C] heeft [D] , een consulent die in opdracht van [appellant] meewerkte om de wormentechnologie te ontwikkelen en/of te vermarkten, enkele punten van een eerder gehouden gesprek op een rij gezet. Zo heeft [D] gemeld:

- Het wormenconcept zoals dat er nu ligt (wormenreactor; psychrofiele vergisting) zie je niet zitten. Er ligt meer toekomst in de wormenreactor als voorbehandeling/ontsluiting voorafgaand aan een mesofiele vergisting. Maar dan is nog onderzoek nodig.
- We kunnen met dat nieuwe concept met een (onderzoeks)voorstel komen voor Burgum en eventueel ook Ameland.
- Probleem van SR was (is?) communicatie, onderbouwing cijfers en (gebrek aan) openheid en presentatie. Technologisch wel een interessant concept.
- Met Operatie Storm gaat er mogelijk veel veranderen in de waterschapswereld (waterketenbedrijven; rioleringstaken);
- Ik zal nog wat informatie voor je opzoeken over de interessante Zwitserse en Oostenrijkse initiatieven om LBG (Liquid Bio Gas) te maken;”
2.21
STOWA heeft in april 2010 het rapport “Slibafbraak door oligochaeten” uitgebracht. In dat rapport is onder meer vermeld:
“SAMENVATTING
(…)
Gedurende de test op praktijkschaal in Wolvega over 2 jaar werd in totaal 303 ton ds [drogestof] slib behandeld. De afbraak was 193 ton ds; een afbraak percentage van 64%. (...) De anorganische fractie nam slechts beperkt toe maar minder dan zou worden verwacht. Dit komt waarschijnlijk doordat een deel van de anorganische fractie is omgezet en via de waterfase is afgevoerd; dit is nog een belangrijk onderzoekspunt.
(…)
3. MATERIAAL EN METHODEN
(...)
3.3.Kengetallen wormenreactor en wormbiomassa
(…)
De kengetallen voor de reactor in Wolvega zijn berekend over een periode van 2 jaar waarbij periodes met grote verstoringen buiten beschouwing zijn gelaten. De pilots waren gevoeliger voor technische storingen; de berekeningen zijn gedaan op basis van cijfers van tenminste 4 weken.
4. SLIBAFBRAAK: RESULTATEN EN DISCUSSIE
(…)
De wormenpopulatie groeide zo voortvarend dat deze in week 6 van 2007 te groot geworden was, hetgeen leidde tot een massale sterfte. Dat was in de maanden die er opvolgde een wederkerend fenomeen, terwijl er gezocht werd naar de beste methode om de populatie optimaal in stand te houden.
(…)
Ondertussen werd ook duidelijk dat de sedimentatietank veel meer slib toegevoerd had gekregen dan de verwachte opslagcapaciteit van de sedimentatietank zonder dat enige afvoer had plaatsgevonden. (...) het werd langzamerhand duidelijk dat in de buffer het slib verder afgebroken werd. (...) In 2008 kwam de nadruk te liggen op de optimalisatie van de totale afbraak. De totale afbraak is de som van de afbraak in de wormenreactor plus de afbraak in de sedimentatietank. (…) In 2008 werd er dan ook niet langer geprobeerd om de afbraak in de wormenreactor te maximaliseren.
(…)
4.2.
Afbraak in de sedimentatietank
(…)
In het eerdere STOWA onderzoek naar wormen was al aangegeven dat de mechanismen die voor de slibafbraak verantwoordelijk zijn niet echt bekend waren (…).
4.2.3. "
Koude vergisting?"
De gemiddelde afbraakpercentages van 49% en 55% drogestof in de sedimentatietank zijn opvallend hoog in vergelijking met de afbraak van 25-30% drogestof die wordt waargenomen bij conventionele mesofiele vergisting, (…). De voorlopige conclusie die uit het voorgaande kan worden getrokken is dat de voorbehandeling door de wormen schijnbaar een effect heeft op de afbraak in de sedimentatietank.
4.3.
Stabiliteit
Zoals al vermeld zijn de conclusies van alle vorige onderzoeken naar de toepasbaarheid van slibreductie door middel van borstelwormen gestuit op het feit dat het proces niet beheersbaar bleek. Ook in Wolvega zijn deze problemen naar voren gekomen. (…) Toch is er in Wolvega grote vooruitgang gemaakt en is het gelukt om de fluctuaties in de wormenpopulatie sterk in te dammen, respectievelijk te neutraliseren. (…) In de praktijk betekent dit dat de populatie zorgvuldig moet worden gemanaged. (…) Kleine veranderingen in bepaalde procesomstandigheden maakt dat de wormen plotseling massaal een ander onderkomen proberen te vinden en van het dragermateriaal loskomen en in de waterfase gaan zwemmen. Bij een korte hydraulische verblijftijd kan zo in korte tijd de populatie decimeren. Deze zelfde gevoeligheid heeft ook invloed op de afbraak zelf. Veranderingen van temperatuur, voeding, stroming etc., beïnvloeden de afbraak. (…)
De wormen planten zich voort door deling. Onder optimale omstandigheden is dit iedere drie dagen. In de praktijk is iedere zeven dagen echter goed haalbaar gebleken. Onder suboptimale omstandigheden kan dit echter oplopen tot 20 dagen. Een technische storing die een sterke reductie van de populatie tot gevolg heeft kan dan ook makkelijk leiden tot een terugval in de afbraak waarbij enkele weken nodig zijn om weer op het oude niveau terug te keren. (…)
In de loop van het onderzoek zijn oplossingen ontwikkeld om aan deze tekortkomingen c.q. beperkingen van deze technologie tegemoet te komen of te ondervangen. (...)
De gevoeligheid voor veranderingen in het leefmilieu is alleen te ondervangen door een robuuste bouw. Technische verstoringen moet zoveel mogelijk uitgebannen worden. In Wolvega waren met name de technische problemen de grootste boosdoener, zoals verstoppingen bij het oppompen van het slib uit de slibretourleiding. Technische problemen waren verantwoordelijk voor de meeste fluctuaties. (...) Dit probleem is echter heel goed te managen als er meerdere installaties zijn.
(…)
Tabel 4.6 overzicht van de mate van fluctuaties van de afbraak in de verschillende proces stappen vergeleken met de fluctuaties over het totale systeem (2-staps systeem) berekend over de periode 2007-2008
Afbraak 95% betrouwbaarheidsinterval
Wormenreactor 27% 18-36%
Sedimentatietank 53% 41-65%
Wormenreactor + sedimentatietank 64% 56-72%
4.4
Conclusies slibafbraak
(…)
Het extra toegevoerde slib is blijkbaar met een percentage afgebroken in de sedimentatietank vergelijkbaar met het slib dat uit de wormenreactor komt. Dit doet vermoeden dat de wormen een enzym afscheiden dat het slib ontsluit en bij omgevingstemperatuur laat vergisten.
(…)
7. NIEUW ONTWERP EN DIMENSIONERING
(…)
Tijdens het onderzoek is ontdekt dat de wormen het slib ontsluiten en is een tweede stap aan het proces toegevoegd.
(…)
Een nieuw reactor concept is ontwikkeld op basis van dit nieuwe processchema.
(…)
10. PILOTREACTOREN
10.1
Resultaten en discussie
De resultaten van de pilot wormenreactoren op de locaties Nieuwegein, Westpoort, Alkmaar en St. Maartensdijk waren vergelijkbaar met Wolvega wat betreft de belangrijkste biologische parameters (…)
10.2
Conclusie pilots
(…)
Aanwezigheid van draadvormers in de RWZI bleek het proces te remmen.
(…)
11 CONCLUSIE EN AANBEVELINGEN
Op basis van de praktijkschaal proef in Wolvega kan worden geconcludeerd dat het wormenproces de hoeveelheid spuislib met 65% reduceert. Proeven met pilotreactoren op verschillende zuiveringen wijzen uit dat het proces toegepast kan worden op de typische laagbelaste zuiveringen zoals die in Nederland voorkomen. Het proces kan als een extra stap worden gekoppeld aan het bestaande zuiveringsproces, in de sliblijn aan het einde van het proces of als tussenstap bij het retourslib. De terugverdientijd is kort zodat een investering goed lonend is te maken. Bovendien belooft het een aantal milieuvoordelen zoals minder transport, minder afval en een positieve energiebalans.
De toevoeging van een tweede anaerobe stap heeft geresulteerd in een stabiel en robuust proces, waarbij de fluctuaties in de afbraak in de wormenreactor gecompenseerd worden. Hiermee is het belangrijkste nadeel dat tot nu toe aan de predatie van slib door wormen kleefde, namelijk de onbeheersbaarheid van het proces, ondervangen.
Het proces staat nog aan de beginfase van zijn ontwikkeling. Ongetwijfeld zullen verder onderzoek en praktijkervaringen nog leiden tot verdere verbeteringen van het proces, maar in het huidige stadium van ontwikkeling kan dit proces al direct een bijdrage leveren.
In het bijzonder is onderzoek naar de rol van de wormen in het ontsluiten van het slib en naar de processen die zich afspelen in de anaerobe stap gewenst. Een afbraak van meer dan 50% van de drogestof bij lage temperaturen is tot nu toe nooit beschreven en komt dan ook tegen-intuïtief over, evenals de nauwelijks wijzigende verhouding organische/anorganische fractie van het slib bij deze hoge afbraakpercentages. Een beter begrip van deze processen kan wellicht de weg openen naar een nieuw perspectief op slibverwerking.
De anorganische fractie nam slechts beperkt toe maar minder dan zou worden verwacht. Dit komt waarschijnlijk doordat een deel van de anorganische fractie is omgezet en via de waterfase is afgevoerd; dit is nog een belangrijk onderzoekspunt.
(…)
Appendix 9
PROCESVOERING
(…)
Oligochaeten zijn hogere organismen dan bacteriën. Dit stelt bepaalde eisen aan het proces en maakt dat het proces ook binnen rigoureuzere randvoorwaarden moet worden bedreven dan met bij een typische RWZI gewend is. Belangrijk is dat het proces zo constant wordt bedreven, met minimale fluctuaties anders zijn de wormen van slag en valt de afbraak terug.
(…)
Kortstondige dalingen van de zuurstofspanning onder de 0,5 mg/l resulteert in sterfte van de wormen.”
2.22
In een e-mailbericht van 21 mei 2010 heeft [appellant] bij het DB-lid [E] van Wetterskip onder meer aandacht gevraagd voor de mogelijkheden van een nieuwe (tweede) subsidie in het kader van het innovatieprogramma InnoWATER:
“Het afgelopen jaar zijn gesprekken gevoerd met [C] over hoe verder te gaan nu het huidige project op zijn einde loopt. Niettegenstaande de goede resultaten in Wolvega bestond de behoefte de technologie uit te testen in een geïntegreerde setting. Hierbij werd voorgesteld om dit te doen op de zuivering in Bergum, waar een vergister beschikbaar is. Een voorlopige projectstudie is begin dit jaar uitgevoerd.
Nu doet zich de mogelijkheid voor om in te schrijven op een nieuw Innowater project. Wij zouden daar graag aan mee doen samen met de vorige partners. (…) Doel van het project is op Demo-schaal de geïntegreerde combinatie wormen/vergisting toe te passen en aan te tonen. Hiervoor wordt er een wormenreactor gekoppeld aan de bestaande vergister en wordt er bij de vergister een slib/waterscheiding gebouwd [samen met Paques] om de hydraulische verblijftijd in de vergister los te kunnen koppelen van de slibverblijftijd.”
2.23
Bij e-mailbericht van 27 mei 2010 heeft de adjunct directeur van Wetterskip, ing. [F] , aan [appellant] geantwoord dat onder een aantal voorwaarden met de (tweede) subsidieaanvraag voor de InnoWATER-subsidie werd ingestemd. Het e-mailbericht luidt:
“Ik stuur u dit stuk en geef u toestemming om de aanvraag in te dienen onder een aantal voorwaarden. Deze zijn als volgt:
1. De aanvraag indienen betekent dat dit gebeurt zonder dat wij nu al op enigerlei wijze gebonden zijn aan het project. Het komt nu zo snel en onverhoeds tot een aanvraag, dat wij nu niet kunnen overzien welk het nut en de noodzaak is van dit innovatief project binnen ons totaalbeleid slibverwerking.
2. Als de STOWA niet meedoet in de aanvraag indienen en dus in deelname aan het project, dan beginnen wij er niet aan en heeft indienen van deze aanvraag voor deze tender geen zin. (...)
3. Wij houden ons te allen tijde het recht voor, om als blijkt dat een verbintenis aangaan met uw bedrijf niet (rechtstreeks) kan vanwege het rechtmatigheidsbeginsel Europese regelgeving op het gebied van aanbesteden en aangaan van contracten, dat we dan afhaken van het project.
4. Over de financiële verdeelsleutel moeten nadere afspraken worden gemaakt wie wat betaalt.
5. Wij achten deelname van Wetsus in dit project een belangrijke meerwaarde. Dit willen we graag samen met u onderzoeken.”
In de loop van 2010 heeft het Ministerie van Economische Zaken deze subsidieaanvraag afgewezen.
2.24
Na een gesprek met het Wetterskip op 8 juni 2010 heeft [appellant] Wetterskip bij e-mailbericht van 16 juni 2010 bericht:
“(…) bevestig ik dat [D] contact met je opneemt om een begin te maken met het opstellen van de business cases zoals we dat hebben besproken.(…) Doel is om samen met jullie te inventariseren hoe een wormenreactor gecombineerd met vergister het beste in gepast kan worden, zodat we iets op papier kunnen zetten dat aansluit met jullie wensen. We doen dit voor Burgum en Ameland. Op basis daarvan zullen we dan de cases uitwerken.”
Vervolgens heeft [appellant] in een e-mailbericht van 18 augustus 2010 aan Wetterskip bericht:
“Het is een tijdje stil geweest. [D] heeft zoals afgesproken contact gehad met [G] en de gegevens verzameld. Daarnaast hebben wij de calculaties voor de investeringen gemaakt. (...) Wij hebben ook twee partners gevonden die met ons de uitvoering willen doen voor dit en toekomstige projecten: GMB [voor de bouw] en Hollander Techniek [voor de W+E]. Op basis van de gegevens hebben we de Business cases doorgerekend. Alleen tav Ameland is er nog wat onduidelijkheid tav de besparingen op transport.”
Op verzoek van Wetterskip heeft [appellant] bij e-mailbericht van 20 augustus 2010 de twee business cases aan het Wetterskip toegezonden en deze als volgt toegelicht:
“* De eerste betreft een installatie van 1000 ton. (...) Wij denken dat een goede locatie Burgum zou kunnen zijn, maar dan gevoed met slib uit Dokkum en Damwoude.(...)
* Ameland is een apart geval. (...) Door één van de bestaande slibbuffers om te bouwen tot wormenreactor en een hele eenvoudige vergister te maken uit een Aligator tank bag, denken wij dat dit ook rendabel kan zijn.”
Op 23 augustus 2010 heeft een bespreking tussen [appellant] en Wetterskip plaatsgevonden. Op die bespreking zijn ook de vooraf toegezonden business cases voor Burgum en Ameland besproken.
2.25
In een e-mailbericht van 9 december 2010, verzonden om 11:26 uur, heeft [appellant] een twee dagen daarvoor gehouden telefoongesprek met de heer [H] van Wetterskip bevestigd. In dit e-mailbericht is onder meer opgenomen:
“2. Op 15 december neemt het bestuur een beslissing over het innovatieplan. Hierin is een bedrag ge-earmarked voor onderzoek naar de wormen. Dit is bedoeld voor ondersteuning. De eigenlijke innovatieprojecten [voor de wormen bijvoorbeeld Burgum, Wolvega of Ameland] moeten daarna nog wel goedkeuring van het bestuur krijgen.
(...)
6. Wij zijn er van overtuigd dat met de kennis die we de afgelopen 4 jaar op gedaan hebben, de volgende stap het bouwen van een full-scale installatie moet zijn. Binnen het Wetterskip [Bonnie oa] zijn er die denken dat een tussenstap nodig is, maar naar onze mening is dat economisch/financieel gezien een slechte oplossing. Wij zijn, met onze partners Hollander Techniek en GMB, overigens bereid om de bouw en exploitatie op ons te nemen en zo de risico's af te dekken.
7. Wel zien wij nog de mogelijkheid om met een kleine aanpassing de installatie in Wolvega full-scale te maken en 300 ton slib per jaar af te breken. Dit levert in ieder geval onmiddellijk geld op dat dan in de verdere ontwikkeling kan worden gestoken.”
2.26
Bij (tweede) e-mailbericht van 9 december 2010 van 11:35 uur heeft [appellant] bij het DB-lid [E] van Wetterskip aandacht gevraagd voor de verdere samenwerking en “onze toekomst”. Hierover heeft [appellant] opgemerkt:
“We zijn nu ruim een jaar (..) met het Wetterskip in gesprek over het vervolg van dit project. Voor ons is dat cruciaal. Een onderneming zonder omzet heeft geen bestaansrecht. En in die situatie verkeren wij nu. Bovendien als het Wetterskip zou besluiten om niet verder te gaan, dan is, zoals U zult begrijpen, er zoveel uit te leggen naar de markt dat dit ons op een onoverkoombare achterstand zet.
Een volgende stap zou naar onze mening een full-scale installatie moeten zijn. Met onze partners, Hollander Techniek en GMB, zijn wij bereid in een dergelijke installatie te investeren en de exploitatie ter hand te nemen en zo het financieel risico op ons te nemen. Met de TU Delft, DHV en Alterra hebben wij een stuurgroep opgezet die de technische en technologische ontwikkeling begeleid. In combinatie zouden we een aangepaste versie op de eilanden Ameland, Terschelling kunnen inzetten. De hoge transportkosten maken dit financieel bijzonder aantrekkelijk [terugverdientijd < 1,5 jaar]. Maar juist ook de ecologische aspecten zijn in dit verband van belang.
Het subsidieprogramma Innowater loopt per 31 december op zijn einde. Dan moet er ook voor ons duidelijkheid ontstaan, al was het maar omdat de personeelscontracten aflopen en de overeenkomst over Wolvega vervalt.”
2.27
Op 14 december 2010 heeft het algemeen bestuur van Wetterskip het “Innovatieplan Wetterskip Fryslân”, opgesteld op 18 november 2010, goedgekeurd. Eén van de in het plan genoemde innovaties betreft de afbraak van slib met gebruik van wormen. In het innovatieplan zijn daarover de volgende passages opgenomen:
Wormenreactie op rwzi Wolvega
In 2006 heeft SR-Technologie samen met Wetterskip Fryslân in het kader van het subsidieprogramma Fryslân Fernijt van de Provincie Fryslân een testlocatie opgezet voor de vermindering van zuiveringsslib middels wormen. De wormenreactor heeft als doel om een afbraak van meer dan 50% te realiseren. Met een mobiele wormenreactor zal SR Technology bij diverse rwzi's in Nederland ook diverse slibsoorten gaan uittesten. Tijdens de studie bleek dat in combinatie met vergisting het rendement opgeschroefd kan worden naar 70%. Die uitbreiding op dit innovatieproject wordt bij de nieuwe projecten in dit innovatieplan voorgesteld.
(…)
Slibafbraak met wormen en vergisting (Demosite rwzi Leeuwarden)
Wormen zoals gebruikt bij de afbraak van slib op de rwzi Wolvega produceren enzymen die de celstructuur van bacteriën aantasten. Slib bestaat voor het grootste deel uit afgestorven bacteriën. Door slib door wormen te laten behandelen, wordt organische stof vrijgemaakt voor omzetting naar biogas (vergisting). Dit is een nieuwe processtap die uit het onderzoek op Wolvega voortvloeit. Een business case voor dit BOS-proces (Biodegradation of Oligochaete treated Sludge) heeft berekend dat dit een financieel haalbare techniek zou moeten zijn. Door de afbraak van slib en de productie van biogas kan er bespaard worden op de slibverwerkingskosten. Daarbij is het afbraakpercentage doorslaggevend. Middels onderzoek moet deze factor vastgesteld. Om dit goed te kunnen onderzoeken, vergt dit een investering in een full-scale installatie. Deze investering zal via een aparte kredietaanvraag worden aangevraagd.”
De kosten voor het project “Slibafbraak met wormen en vergisting” zijn in het plan gesteld op € 112.000,-, opgebouwd uit € 100.000,- voor kosten goederen en diensten en € 12.000,- voor inhuur uren.
2.28
Op 22 december 2010 heeft [C] (als hoofd van de afdeling Beheer Waterzuiveringen van Wetterskip) in een intern memo aan het bestuur van Wetterskip bericht:
“Binnenkort vindt overleg plaats tussen WF en SR Technology/TU Delft over de mogelijke investering in een wormenreactor met koude gisting op één van de rwzi's van Wetterskip Fryslân. Naar aanleiding hiervan is het STOWA rapport van de experimenten op rwzi Wolvega, alsmede onze eigen bedrijfsgegevens nog eens doorgespit.
Het STOWA rapport (...) beschrijft alleen de succesvolle metingen. Eén van de problemen van de wormenreactor is het stabiel laten functioneren. De wormengroei en sterfte leiden tot grote schommelingen in de afbraak van slib. (...) De gemiddelde afbraak van slib zal dus lager liggen dan de gemiddelde afbraakpercentages die tijdens de goede perioden zijn gemeten.
Het experiment in Wolvega heeft duidelijk gemaakt dat een economische wormenreactor voor afbraak van slib niet haalbaar is. Daarvoor is meer nodig, en dat wordt nu gepresenteerd door de aanvullende koude gisting van de uitgaande stroom van de wormenreactor. Deze koude gisting is echter een technische en technologische noviteit waardoor er risico's leven aan de opschaling naar een full scale reactor.
(…)
Er bestaan nog grote onzekerheden over het uiteindelijke afbraakpercentage. Dat geldt ook voor de verwachte investering en mogelijke subsidiegelden.”
2.29
Op 26 januari 2011 heeft er een bespreking plaatsgevonden tussen partijen. Ook professor [I] , die in het kader van het InnoWATOR project betrokken was geweest als verantwoordelijke bij projectpartner TU Delft en in de begeleidingscommissie van de STOWA had gezeten, was hierbij aanwezig.
2.3
In verband met een intern overleg bij Wetterskip op 8 februari 2011 heeft [appellant] bij e-mailbericht van 3 februari 2011 het volgende onder de aandacht van Wetterskip gebracht:
“Jullie zullen begrepen hebben dat het voor ons, en de toekomst van de wormen, cruciaal is dat we een formule vinden om door te gaan. Ik vind ook niet dat er nu mee stoppen recht doet aan de inspanningen die wij ons getroost hebben om van dit project een succes te maken en met de insteek waarmee we beide dit project begonnen zijn. (...) Zoals al eerder gezegd, als de launching customer afhaakt dan is er weinig toekomst en eindigt deze technologie op de afvalberg.”
2.31
Op 17 februari 2011 is de eindrapportage in het kader van de InnoWATOR-subsidie ingediend.
2.32
Op 3 maart 2011 heeft Wetterskip [appellant] mondeling verzocht de proefinstallatie in Wolvega binnen drie maanden te verwijderen.
2.33
In een brief van 18 maart 2011 heeft [appellant] namens SR Technologie B.V. Wetterskip als volgt bericht:
“Ik refereer naar ons gesprek van 3 maart jl. en Uw verzoek om het onderzoek op de wormenreactor op de RWZI Wolvega te beëindigen en de installatie binnen drie maanden te ontmantelen. Naar mijn mening doet dit geen recht aan onze samenwerking van de afgelopen jaren noch aan de rol van "launching customer" die het Wetterskip op zich heeft genomen toen we samen in het INNOWATOR traject zijn gestapt.
Het laatste jaar zijn er regelmatig gesprekken tussen het Wetterskip en SR Technologie geweest over toepassing van deze unieke technologie en zijn er plannen uitgewerkt voor toepassing op verschillende locaties. In december is er nog een budget in het innovatie programma van het Wetterskip voor onderzoek naar deze technologie goedgekeurd. Uw verzoek kwam dan ook geheel onverwachts.
Uw verzoek gaat voorbij aan de afspraken die indertijd gemaakt zijn en aan de intenties waaronder indertijd met dit project van start is gegaan. Uitgangspunt van deze afspraken was om bij gebleken economische rentabiliteit van het proces dit te gaan exploiteren. Dat er sprake is van een rendabel proces mogen blijken uit het Stowa rapport 2010-09. Het opdoeken van de wormenreactor betekent bovendien dat de wormenkweek verloren gaat en is daarmee (..) de facto[hof: het]
einde van deze technologie (...). Nu er een einde aan maken is vanuit alle oogpunten onlogisch en kan beide partijen alleen maar schade berokkenen. SR Technologie wil graag met U onderzoeken hoe deze schade voorkomen kan worden.”
2.34
In antwoord op de brief van 18 maart 2011 (...) en verwijzend naar het gesprek op
3 maart 2011 (...) heeft Wetterskip SR Technologie B.V. bij brief van 6 april 2011 laten weten:
“In de overeenkomst zoals wij die destijds met uw bedrijf zijn aangegaan zijn de wederzijdse rechten en verplichtingen van partijen vastgelegd. Op basis van genoemde overeenkomst constateren wij dat het onderzoeksprogramma is afgerond. Er is gebleken dat commerciële exploitatie uit economische of technische overwegingen niet rendabel is. Verder vormen de door u in bovengemelde brief aangevoerde argumenten voor ons onvoldoende reden om verdere voortzetting van de activiteiten van uw bedrijf op de rioolwaterzuiveringsinstallatie te Wolvega toe te staan.
Onder verwijzing naar het bepaalde in artikel 5 van genoemde overeenkomst getiteld verrekening tussen partijen bij een negatief resultaat van onderzoek hebben wij gelet op bepaalde in lid 2 van dit artikel besloten af te zien van het recht om de installatie tegen een nader over een te komen vergoeding zelf te exploiteren. Verder doen wij hierbij een beroep op hetgeen in artikel 5 lid 3 is overeengekomen en verzoeken wij uw bedrijf om binnen drie maanden na dagtekening van deze brief de installatie af te breken en het daarmee vrijkomende perceel weer in goede staat aan ons op te leveren.”
2.35
In een notitie van 16 mei 2011 voor het bestuur van Wetterskip heeft [C] “het vierjarig experiment met de afbraak van slib door middel van wormen op rwzi Wolvega” geëvalueerd. In deze – interne – notitie is onder meer opgemerkt:
“Uit deze risico-analyse blijkt dat een vervolgproject met het nieuwe ontwerp van een wormenreactor geen goede business case oplevert. Dit wordt vooral veroorzaakt door de onzekerheid rondom het afbraakpercentage. De initiatiefnemers waren niet bereid tot nader onderzoek met behulp van een pilotinstallatie naar deze afbraak op een kleine rwzi als Akkrum of Ameland. Met de initiatiefnemers is overeengekomen dat de huidige installatie per 31-12-2011 geheel is gedemonteerd en verwijderd.”
2.36
In het Chemisch Weekblad is op 20 juni 2011 een artikel geplaatst over het in Amsterdam gehouden achtste internationale congres “Leading Edge Conference on Water and Wastewater Technologies”. In dat artikel wordt onder meer ingegaan op de betrokkenheid van TU Delft bij het project over het gebruik van wormen voor het minimaliseren van zuiveringsslib:
“Een ander opvallend project van de TU Delft was het gebruik van wormen om zuiveringsslib bij rwzi's te minimaliseren. In juni 2010 publiceerde het blad WaterForum nog een artikel over de pilotinstallatie in Wolvega, waar het slib niet alleen door de wormen die deze afvalstof ‘begraasden’ werd afgebroken, maar ook nog eens beter vergistte. In het artikel loofde [appellant] van SR Technology, een bedrijf dat meewerkte aan de proef in Wolvega, de wormenreactor nog. Uit navraag bij Wetterskip Fryslan bleek echter dat de pilotinstallatie intussen ontmanteld is, omdat deze "niet opleverde wat ervan werd verwacht", aldus Marjan Hoogeveen, woordvoerder van het waterschap.”
2.37
In reactie op een brief van de advocaat van SR Technologie B.V. heeft Wetterskip bij brief van 24 juni 2011 laten weten:
“Een en ander is zorgvuldigheidshalve voor ons nog aanleiding geweest om een business case uit te voeren. Uit deze analyse is gebleken dat het vervolgen van het project geen goede business case oplevert. Dit wordt veroorzaakt door de onzekerheid rondom het afbraakpercentage, en de hoge energiekosten maar mede ook door de onzekerheid rond het gehele project/principe/mensen/bedrijfszekerheid en het uiteindelijke effect op de werking van de rioolwaterzuiveringsinstallatie waar het slib wordt verwijderd. Dit effect zou weggenomen worden door naar een kleinere rwzi uit te wijken.
(...)
Voorts wijzen wij u er op dat door ons waterschap aan uw cliënt het aanbod is gedaan om nader onderzoek toe te staan op een kleine rioolwaterzuiveringsinstallatie zoals in Akkrum of Ameland. Dit aanbod is echter door uw cliënt van de hand gewezen.
Ter aanvulling op onze brief van 6 april jl. wijzen wij u er op dat in artikel 6 lid 3 van de overeenkomst is bepaald dat indien partijen het niet eens kunnen worden over de commerciële voorwaarden van exploitatie van de proefinstallatie de installatie dan dient te worden afgebroken. Het mag duidelijk zijn dat partijen gelet op het voorgaande het niet eens zullen worden over de commerciële voorwaarden van exploitatie van de installatie. Wij wensen dan ook (...) dat de installatie wordt afgebroken.”
2.38
Bij brief van 28 juli 2011 heeft de advocaat van [appellant] onder meer het volgende aan de juridisch adviseur van Wetterskip medegedeeld:
“Op 22 juli jl. heeft een bespreking plaatsgevonden. (...) Het komt erop neer dat partijen met name een verschil van mening hebben over de behaalde resultaten over de afgelopen jaren. We hebben met elkaar vastgesteld dat hoewel er een geschil is tussen partijen als bedoeld in art. 14 van de tussen partijen bestaande overeenkomst, voorlopig partijen wensen te streven naar een oplossing.
In dit verband is door mijn cliënt genoemd voortzetting van het project te Wolvega. Daarbij is uitgangspunt dat dit project voor Wetterskip budgettair neutraal is. In de bijlage bij deze brief staat in het kort dit vervolgtraject beschreven. Mijn cliënt heeft inmiddels een afspraak gemaakt om op 2 augustus a.s. de beschikbare cijfers te bekijken en te analyseren. Cliënt is ervan overtuigd en met hem enkele hoogleraren (zij bijlage), dat hetgeen in Wolvega de afgelopen jaren ontdekt is m.b.t. de anaerobe afbraak uniek is en hoopt dat het Wetterskip het vervolgtraject op een nog nader af te spreken basis zal ondersteunen om samen te onderzoeken hoe deze ontdekking tot toepassing kan leiden. Zoals in het gesprek naar voren kwam, zou een dergelijke techniek ook voor het Wetterskip een interessante optie zijn. Mijn cliënt streeft ernaar medio augustus het plan/voorstel bij u in te dienen.”
In de bijlage bij deze brief is onder meer het volgende vermeld:
“Vervolgproject Wolvega
(...)
Op de proefopstelling in Wolvega wordt de capaciteit uitgebreid door de plaatsing van een 6.500 m3 bufferzak. Deze bufferzak dient ervoor om de capaciteit van de anaerobe stap naar de wormenreactor te vergroten zodat al het slib van de zuivering verwerkt kan worden. (...) Hoewel het onderzoek er op gericht is om de economische rentabiliteit en technisch/technologische haalbaarheid van slibreductie dmv predatie door wormen in combinatie met anaerobe afbraak aan te tonen, is de verwachting dat dit tevens zal leiden tot inzichten om het rendement van vergistingprocessen, en in het bijzonder vergisting van secondaire slib, significant te verhogen.”
2.39
Bij brief van 1 augustus 2011 heeft Wetterskip onder meer het volgende aan (de advocaat van) [appellant] medegedeeld:
“Verder zijn wij bereid op basis van een via tussenkomst van uw cliënt op te stellen onderzoeksvoorstel na te gaan of via inbreng van nieuwe technologie tot verder slibreductie kan worden gekomen. De proefnemingen zouden op een voor het waterschap kosteloze wijze dienen te geschieden via een ander bedrijf dan dat van uw cliënt en op een andere locatie dan de rioolwaterzuiveringsinstallatie te Wolvega. (...) Het hiervoor gestelde laat overigens onverlet dat zij nog steeds van opvatting zijn dat de huidige installatie ongeacht de uitkomsten van onze besluitvorming over het toestaan van nadere proefnemingen uiterlijk per 31 december 2011 moet worden verwijderd onder hiervoor gemelde condities.”
2.4
De advocaat van SR Technologie heeft bij brief van 23 augustus 2011 aan Wetterskip het voorstel met betrekking tot “Vervolgonderzoek afbraak secundaire slib op RWZI Wolvega” toegezonden.
2.41
Wetterskip heeft de advocaat van SR Technologie B.V. bij brief van 6 oktober 2011 laten weten dat het Wetterskip bereid is “te overwegen” SR Technologie B.V. een alternatieve locatie aan te bieden op één van de Friese Waddeneilanden. In de brief wordt daaraan toegevoegd:

Andere geschikte locaties op het vasteland die een goede business case voor het waterschap opleveren, zijn naar ons oordeel op termijn niet beschikbaar.”
SR Technologie wordt uitgenodigd “per ommegaande” te laten weten of zij aan een dergelijk initiatief op één van de Friese Waddeneilanden haar medewerking wil verlenen.
2.42
In een e-mailbericht van 25 november 2011 heeft [appellant] bij het DB-lid [E] van Wetterskip blijkens het onderwerp van dat e-mailbericht aandacht gevraagd voor de besprekingen over de voortgang van het wormenproject. [appellant] verwijst naar een brief van 6 oktober 2011 waarin Wetterskip zou hebben voorgesteld om in plaats van een voortzetting van het project in Wolvega een project op de eilanden te doen. Volgens [appellant] heeft het project op de eilanden “alles in zich om voor beide partijen een win-win te creëren.” In dat verband merkt [appellant] op:
“* Voor Ameland en Terschelling kunnen wij de kosten van € 1000/ton ds terugbrengen tot minder dan € 450/ton. Om dat te bewijzen zijn wij bereid voor eigen rekening en risico meer dan € 500.000 te investeren. Nadat bewijs is geleverd zal indien gewenst de installatie aan het Wetterskip worden overgedragen. In de aanloop daartoe accepteren wij de verantwoordelijkheid voor alle eventuele risico's.
(...)
* Tegelijkertijd kan het project nieuwe inzichten verschaffen in de mechanismen die aan de verhoogde afbraak ten grondslag liggen. (...)
Het is mijn intentie de technologie onder te brengen bij een marktpartij die deze zou kunnen vercommercialiseren. Gesprekken over een nieuwe onderneming hiervoor zijn gaande met bestaande projectpartners, maar een en ander kan echter pas concreet worden gemaakt als overeenstemming is over het project. Het eilanden-project is met deze partijen besproken en zij zijn eventueel bereid garant te staan.”
2.43
De proefopstelling in Wolvega is begin 2013 ontmanteld.
2.44
Alle vorderingen die SR Technologie B.V. op Wetterskip had of zou krijgen - uit welke hoofde dan ook - zijn bij akte van cessie van 9 februari 2013 aan [appellant] overgedragen. Vervolgens is SR Technologie B.V. op 15 februari 2013 opgeheven en geliquideerd.
2.45
In een brief van gedeputeerde staten van de provincie Fryslân van 24 september 2013, verzonden op 1 oktober 2013, naar aanleiding van een brief van (de advocaat van) [appellant] is onder meer het volgende vermeld:
“Op 28 juni 2006 hebben wij SR Technologie per brief (...) laten weten dat we een subsidie verleenden van maximaal € 200.000 (...). Op 18 december 2007 hebben wij SR Technologie per brief (...) meegedeeld dat wij op basis van de ingediende afrekening de subsidie hebben vastgesteld op 200.000 euro (...). Op grond van de eindrapportage kon het project in het kader van Fryslân Fernyt als succesvol worden bestempeld. De subsidierelatie is hiermee beëindigd. Er zijn geen voorwaarden of verplichtingen vanuit de provincie tot voortgangsrapportages over en/of implementatie van ontwikkelde technologie, diensten of producten. De vermarkting door de technologieontwikkelaar en aankoop door (eerste) klanten is een zaak die door de marktpartijen wordt bepaald. De provincie Fryslân ziet hierin geen rol voor zichzelf. Wij zijn daarom niet voornemens om onderzoek te doen naar de rol en de besluitvorming van Wetterskip Fryslân in het ontwikkelingstraject van de technologie van S.R. Technologie.”

3.De vorderingen en beoordeling in eerste aanleg

3.1
[appellant] heeft na wijziging van eis, samengevat, bij de rechtbank gevorderd:
primair en subsidiair: voor recht te verklaren dat Wetterskip tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen jegens [appellant] ;
meer subsidiair: voor recht te verklaren dat Wetterskip onrechtmatig jegens [appellant] heeft gehandeld;
primair, subsidiair en meer subsidiair: Wetterskip te veroordelen tot betaling van schadevergoeding van € 34.866.527,16, althans de schadevergoeding nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet onder toekenning van een voorschot van € 1.000.000,-;
meer meer subsidiair: voor recht te verklaren dat Wetterskip onrechtmatig jegens [appellant] heeft gehandeld met veroordeling van Wetterskip tot betaling van € 34.866,527,16, althans € 215.207,-, aan schadevergoeding, althans de schadevergoeding op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet onder toekenning van een voorschot van € 1.000.000,-;
uiterst subsidiair: Wetterskip te veroordelen tot betaling van € 215.207,- aan schadevergoeding;
primair tot en met uiterst subsidiair: Wetterskip te veroordelen tot betaling van € 6.422,- aan buitengerechtelijke incassokosten en van de proceskosten.
3.2
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de stukken, waarop [appellant] zich heeft beroepen, niet worden afgeleid dat Wetterskip zich heeft verplicht om de door [appellant] ontwikkelde technologie breed toe te passen. Bovendien is het de rechtbank niet gebleken dat een dergelijke verplichting is te herleiden naar een uitlating van een daartoe bij Wetterskip bevoegde medewerker. Voorts zijn er volgens de rechtbank geen afspraken over de commerciële voorwaarden van de exploitatie van de technologie gemaakt. Daarmee heeft de rechtbank de primaire vordering van [appellant] afgewezen.
Voor de beoordeling van de subsidiaire vordering heeft de rechtbank artikel 6 van de overeenkomst uitgelegd. Volgens de rechtbank kan uit die bepaling niet worden afgeleid dat partijen met die overeenkomst ook wilsovereenstemming hebben bereikt over een veel bredere inzet van de in Wolvega toegepaste technologie. Voorts strekt de in artikel 6 lid 2 van de overeenkomst opgenomen onderhandelingsplicht naar het oordeel van de rechtbank niet zo ver dat die onderhandelingsplicht ook ziet op andere installaties dan de proefinstallatie in Wolvega. De rechtbank heeft daaraan toegevoegd dat onvoldoende is gesteld en gebleken dat [appellant] zelf destijds tot commerciële exploitatie van de proefinstallatie in Wolvega wenste over te gaan en dit vervolgens ook aan Wetterskip heeft laten weten. Hierdoor is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een toerekenbaar tekortschieten van Wetterskip in de onderhandelingsverplichting.
De meer subsidiaire vordering heeft de rechtbank afwezen wegens het ontbreken van het causaal verband tussen een veronderstellenderwijs aangenomen schending van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en de gevorderde schade. De rechtbank overweegt daartoe dat die algemene beginselen van behoorlijk bestuur niet meebrengen dat Wetterskip verplicht is de door [appellant] ontwikkelde technologie breed toe te passen.
Bij de beoordeling van de meer meer subsidiaire vordering heeft de rechtbank overwogen dat partijen op ambtelijk niveau slechts hebben gesproken over mogelijke vervolgprojecten in het kader van nader onderzoek naar een BOS-installatie, een nog nooit gebouwd prototype van een installatie met weer andere technologische aspecten dan de proefinstallatie in Wolvega. De rechtbank gaat er verder vanuit dat partijen niet over de essentialia van een overeenkomst, strekkende tot de commerciële toepassing van de technologie op één of meerdere rwzi’s, hebben onderhandeld. Van enig gerechtvaardigd vertrouwen in het totstandkomen van een dergelijke overeenkomst is geen sprake geweest. Hierdoor is er geen sprake van een onrechtmatige afbreking van de onderhandelingen tussen partijen door Wetterskip.
De uiterst subsidiaire grondslag wordt ook door de rechtbank verworpen. [appellant] heeft volgens de rechtbank de keuze gemaakt om de exploitatie van de proefinstallatie in Wolvega nog enige tijd voort te zetten en heeft er niet gerechtvaardigd van uit mogen gaan dat tussen partijen een overeenkomst zou worden gesloten omtrent de commerciële exploitatie van de technologie. Hierdoor is van ongerechtvaardigde verrijking aan de zijde van Wetterskip geen sprake en volgt een verplichting tot betaling van enige vergoeding evenmin uit de aanvullende werking van redelijkheid en billijkheid.
De rechtbank heeft de vorderingen van [appellant] afgewezen en hem in de proceskosten veroordeeld.

4.De beoordeling in hoger beroep

eiswijziging
4.1
[appellant] heeft bij eerste gelegenheid in hoger beroep bij memorie van grieven zijn eis verminderd en gewijzigd. Tegen deze eiswijziging heeft Wetterskip geen bezwaar gemaakt en de wijziging is ook niet in strijd met de goede procesorde, zodat van de gewijzigde eis in hoger beroep zal worden uitgegaan.
grieven
4.2
Hiervoor is reeds beslist dat [appellant] bij de behandeling van
grief Igeen belang meer heeft doordat het hof met inachtneming van deze grief de feiten opnieuw heeft vastgesteld.
4.3
[appellant] bestrijdt met de
grieven II t/m VIde rechtsoverwegingen 4.2.3. t/m 4.2.5., 4.3.3., 4.3.4., 4.4.3., 4.5.3. en 4.5.4. van het bestreden vonnis waarin de rechtbank de stellingen van [appellant] - dat op Wetterskip een verplichting rustte de door [appellant] ontwikkelde technologie op alle geschikte rzwi’s van Wetterskip toe te passen, dat Wetterskip toerekenbaar tekort is geschoten in het schenden van de onderhandelingsplicht en dat Wetterskip met het schenden van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur onrechtmatig heeft gehandeld - heeft verworpen.
4.4
Met
grief VIIkomt [appellant] op tegen het oordeel van de rechtbank in rechtsoverweging 4.6.3. van het bestreden vonnis waarin de vordering tot vergoeding van schade wegens ongerechtvaardigde verrijking is afgewezen.
grondslag verweer tegen onrechtmatig handelen
4.5
Na te hebben gewezen op de omstandigheden van het geval, mede gezien de bijzondere (door de eisen van redelijkheid en billijkheid beheerste) rechtsverhouding tussen partijen in het kader van hun samenwerking vanaf 2006, het door Wetterskip bij [appellant] gewekte vertrouwen en diens gerechtvaardigde verwachtingen vordert [appellant] dat voor recht wordt verklaard dat Wetterskip jegens [appellant] onrechtmatig heeft gehandeld. Aan deze vordering heeft [appellant] (feitelijk) ten grondslag gelegd dat Wetterskip in januari /maart 2011 de gesprekken met [appellant] op lichtvaardige, althans op onjuiste of geveinsde, gronden heeft afgebroken en de samenwerking heeft beëindigd.
4.6
In eerste aanleg heeft Wetterskip hiertegen onder meer het verweer gevoerd dat het na januari/maart 2011 nog (steeds) bereid was (onder nadere voorwaarden) mee te werken aan verder onderzoek naar de technologie van [appellant] en ten behoeve van dat verdere onderzoek mee wilde werken aan het plaatsen van een nieuwe (BOS) installatie op één van zijn rwzi-locaties.
4.7
Indien de
grieven II t/m VIslagen heeft het hof in het kader van de devolutieve werking van het hoger beroep (alsnog) te beslissen op alle in eerste aanleg verworpen en/of niet behandelde verweren van Wetterskip. Uit doelmatigheidsoverwegingen zal het hof eerst het hiervoor onder 4.6 samengevatte verweer, op welk verweer de rechtbank niet heeft beslist, behandelen.
4.8
Het hof stelt voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat de overeenkomst tussen Wetterskip en SR Technologie B.V. van 1 december 2006 op 1 januari 2011 wegens tijdsverloop is geëindigd. Die overeenkomst was aanvankelijk aangegaan voor drie jaar en is in onderling overleg na de verlening van de InnoWATOR-subsidie eind 2007 verlengd tot
1 januari 2011.
4.9
Wetterskip heeft ter onderbouwing van zijn verweer het volgende aangevoerd. Het oorspronkelijke onderzoek van SR Technologie B.V. was gericht op afbraak van slib met behulp van borstelwormen in een wormenreactor. Voor dat onderzoek is in 2006 een wormenreactor op de rwzi in Wolvega geplaatst. De uitkomst van dat onderzoek was dat de afbraak van het slib in de wormenreactor onvoldoende was. Bovendien was geen sprake van een stabiel proces. Volgens Wetterskip is de exploitatie van een wormenreactor van het type dat in Wolvega was geplaatst daarmee economisch en technisch niet rendabel. Dit heeft Wetterskip SR Technologie B.V., onder meer, bij brief van 6 april 2011 (rechtsoverweging 2.34) laten weten.
Op de rwzi in Wolvega was in 2006 niet alleen een wormenreactor geplaatst, maar ook een slibbuffer (sedimentatietank). Na de behandeling van het slib in de wormenreactor kwam het slib (zonder de wormen) in de slibbuffer. Tijdens het onderzoek in Wolvega werd de ontdekking gedaan dat het slib in de slibbuffer verder substantieel werd afgebroken en dat daarbij biogas vrij kwam. Naar dit zogeheten BOS-proces (Biodegradation of Oligochaete treated Sludge) in de slibbuffer was volgens Wetterskip verder onderzoek noodzakelijk en aan dat verdere onderzoek wilde het ook zijn medewerking verlenen. In zijn (eerste) Innovatieplan Wetterskip Fryslân, vastgesteld op 14 december 2010, heeft Wetterskip een bedrag van € 112.000,- voor dat onderzoek gereserveerd. Daarbij is in het innovatieplan de aantekening gemaakt dat voor een goed onderzoek “een investering in een full-scale installatie” nodig is. Voor de investering in die full-scale installatie is geen bedrag in het innovatieplan gereserveerd, maar de opmerking gemaakt dat daarvoor een aparte kredietaanvraag moet worden gedaan. Dit was volgens Wetterskip bij SR Technologie B.V. ook bekend gezien de e-mail van [appellant] die op 9 december 2010 om 11:26 uur is verzonden (rechtsoverweging 2.25).
Wetterskip vond de installatie in Wolvega voor dat vervolgonderzoek naar het BOS proces niet geschikt, zodat die installatie sowieso verwijderd diende te worden. Nu de overeenkomst op basis waarvan die installatie in Wolvega was geplaatst eind 2010 was geëindigd, heeft Wetterskip dat ook van SR Technologie B.V. gevraagd (rechtsoverweging 2.32).
Wetterskip heeft aan SR Technologie B.V. het aanbod gedaan het vervolgonderzoek naar het BOS-proces op een kleinere rwzi locatie uit te voeren. Daarbij heeft Wetterskip in de brief van 24 juni 2011 (rechtsoverweging 2.37) aan de toenmalige advocaat van SR Technologie B.V. eerst gewezen op de rwzi-locaties in Akkrum en Ameland. Op dat voorstel is een bespreking gevolgd op 22 juli 2011, waarbij ook de mogelijkheden van een BOS- installatie op de rwzi-locaties op de eilanden Ameland en Terschelling zijn besproken.
Hoewel SR Technologie B.V. in de eerste maanden van 2011 ermee kon instemmen de installatie in Wolvega voor het vervolgonderzoek niet te gebruiken, kwam SR Technologie B.V. op de bespreking van 22 juli 2011 daarop terug en stelde zij voor de installatie op de rwzi in Wolvega te behouden en uit te breiden. Dit voorstel is door de advocaat van SR Technologie B.V. bij brief van 28 juli 2011 bevestigd (rechtsoverweging 2.38). Wetterskip heeft dat voorstel bij brief van 1 augustus 2011 (rechtsoverweging 2.39) afgewezen. Wetterskip bleef van mening dat de afbraak van slib in de wormenreactor onvoldoende was, de wormenreactor in Wolvega economisch niet rendabel was, deze voor het vervolgonderzoek niet geschikt was en dat die wormenreactor en de slibbuffer in Wolvega verwijderd dienden te worden. Verder bleef Wetterskip bereid bij te dragen in de nieuwe technologie (BOS-proces). De voorwaarde van Wetterskip in de brief van 1 augustus 2011, dat de proefnemingen in het kader van het BOS-proces door een ander bedrijf dan SR Technologie B.V. diende te worden gedaan, heeft Wetterskip later afgezwakt. Dat is onder meer gedaan in de brief van 6 oktober 2011 (rechtsoverweging 2.41). In die brief heeft Wetterskip (nogmaals) de rwzi-locaties op de Waddeneilanden Ameland en Terschelling aangeboden. Op dat voorstel is SR Technologie B.V. bij e-mail van 25 november 2011 ingegaan (rechtsoverweging 2.42).
Uiteindelijk hebben partijen geen overeenstemming bereikt. Volgens Wetterskip bleek SR Technologie B.V. onvoldoende lange adem te hebben en niet de investeerders te kunnen aantrekken om de BOS-technologie verder te ontwikkelen en in de praktijk te testen. Weliswaar heeft SR Technologie B.V. in de onderhandelingen met Wetterskip concrete investeerders genoemd, maar bij navraag bleek Wetterskip dat die niet daadwerkelijk bereid waren de nodige investeringen te doen.
4.1
Dit verweer tegen de feitelijke grondslag van de vordering van [appellant] dat de onderhandelingen in januari/maart 2011 door Wetterskip op lichtvaardige, althans op onjuiste of geveinsde gronden, zijn afgebroken en daardoor de samenwerking werd beëindigd, heeft [appellant] onvoldoende gemotiveerde betwist. Daarmee heeft [appellant] haar vordering onvoldoende onderbouwd en dient de vordering, waarbij Wetterskip de schade op grond van onrechtmatig handelen heeft te vergoeden, op die grond (in ieder geval) te worden afgewezen. [appellant] heeft daarmee geen belang bij de behandeling van de
grieven II t/m VI.
ongerechtvaardigde verrijking
4.11
[appellant] heeft voorts gevorderd Wetterskip te veroordelen tot vergoeding van de door [appellant] ten gevolge van ongerechtvaardigde verrijking van Wetterskip geleden schade.
Aan deze vordering heeft [appellant] het volgende ten grondslag gelegd. Begin 2011 was de samenwerking tussen partijen effectief verbroken, maar zijn de wormenreactor en slibbuffer tot begin 2013 op de rwzi in Wolvega ten voordele van Wetterskip en op kosten van [appellant] /SR Technologie B.V. in bedrijf gebleven. [appellant] schat dat in de periode vanaf begin 2011 tot begin 2013 met de begrazing door de borstelwormen in de wormenreactor en de vergisting in de slibbuffer ruim 200 ton slib is afgebroken. Dit heeft geleid tot een vermogensverschuiving ten voordele van Wetterskip. De kosten van de exploitatie van de wormenreactor en de slibbuffer zijn - behoudens de energiekosten - door [appellant] betaald. Daardoor is [appellant] verarmd en Wetterskip zonder redelijke grond verrijkt. De verrijking is ongerechtvaardigd, omdat deze vermogensverschuiving niet is beoogd en niet berust op een rechtshandeling of krachtens wet door de verkrijger (Wetterskip) mag worden behouden.
De rechtbank heeft deze vordering afgewezen, waartegen [appellant] met
grief VIIopkomt.
4.12
Het hof stelt voorop dat op grond van artikel 6:212 lid 1 BW degene die ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van een ander, verplicht is diens schade tot het bedrag van zijn verrijking te vergoeden.
Uit de brief van SR Technologie B.V. van 18 maart 2011 (rechtsoverweging 2.33) blijkt dat Wetterskip vrij snel na de beëindiging van de overeenkomst van 2006 SR Technologie BV heeft verzocht de installatie op de rwzi in Wolvega af te breken en te verwijderen. Een verwijdering van de installatie zou onder meer voor SR Technologie B.V. tot gevolg hebben dat de wormen in de wormenreactor zouden afsterven. Om deze schade te voorkomen - en kennelijk in de verwachting dat de verdere gesprekken met Wetterskip tot een nieuwe overeenkomst zouden leiden waarbij de wormenpopulatie naar een andere rwzi-locatie kon worden verplaatst - heeft SR Technologie B.V. Wetterskip verzocht - zonder daarbij enige vergoeding te verlangen - de installatie nog langer op de rwzi in Wolvega te mogen laten staan en te gebruiken. Aan dit verzoek heeft Wetterskip gevolg gegeven. Eerst begin 2013 is met instemming van SR Technologie B.V. de installatie te Wolvega afgebroken en is de wormenpopulatie verloren gegaan.
Uit het voorgaande volgt dat Wetterskip met het aanbieden van slib ter verwerking door de installatie van SR Technologie B.V. gevolg heeft gegeven aan een verzoek van SR Technologie B.V. om schade voor SR Technologie B.V. te voorkomen. Daarmee heeft Wetterskip met toestemming van SR Technologie B.V. gehandeld. De (mogelijke) verrijking van Wetterskip is daardoor het gevolg van een rechtshandeling en dus niet ongerechtvaardigd. Bovendien is gehandeld om schade - verloren gaan van de wormenpopulatie - aan de zijde van SR Technologie B.V. te voorkomen, zodat niet zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt in te zien dat sprake is van verarming aan de zijde van SR Technologie B.V./ [appellant] . De omstandigheid dat de kennelijk door [appellant] gemaakte inschatting dat de wormenpopulatie naar een andere locatie zouden worden verplaatst achteraf bezien onjuist is gebleken, komt voor haar risico.
Grief VIIslaagt daardoor evenmin.
voorschot en buitengerechtelijke kosten
4.13
Nu de door [appellant] ingestelde vorderingen uit onrechtmatige daad en ongerechtvaardigde verrijking worden afgewezen, ontbreekt de grond voor toewijzing van een voorschot op de schadevergoeding en vergoeding van buitengerechtelijke kosten.

5.Slotsom

De grieven falen. Het hof zal het bestreden vonnis bekrachtigen. [appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, waarbij het salaris van de advocaat zal worden gesteld op 2 punten, tarief II.
De beslissing
Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
bekrachtigt onder aanvulling van gronden het vonnis van 6 april 2016;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van Wetterskip tot aan deze uitspraak vastgesteld op € 5.213,- voor griffierecht en op € 2.148,- voor salaris van de advocaat overeenkomstig het liquidatietarief;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mr. D.H. de Witte, mr. H. de Hek en mr. D.J. Keur en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 12 juni 2018.