ECLI:NL:GHARL:2018:5037

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 juni 2018
Publicatiedatum
4 juni 2018
Zaaknummer
21-005668-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van ambtsdwang en veroordeling voor belemmering van politieambtenaar

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor ambtsdwang, maar het hof heeft geoordeeld dat de verdachte niet de intentie had om de motoragent tot iets te dwingen. De vrijspraak voor het primair ten laste gelegde ambtsdwang (artikel 179 Sr) werd uitgesproken, omdat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte de motoragent daadwerkelijk heeft willen dwingen tot het nalaten van rechtmatige ambtsverrichtingen. Echter, het hof oordeelde wel dat de verdachte de agent opzettelijk heeft gehinderd in zijn werkzaamheden, wat leidde tot een veroordeling voor het subsidiair ten laste gelegde feit, namelijk het belemmeren van een politieambtenaar in de uitoefening van zijn functie (artikel 184 Sr). De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk belemmeren van de motoragent tijdens een achtervolging van een scooterrijder. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de omstandigheden van de verdachte en heeft een taakstraf van 20 uren opgelegd, naast 10 dagen jeugddetentie. Het hof heeft de artikelen 63, 77a, 77g, 77m, 77n en 184 van het Wetboek van Strafrecht toegepast, zoals deze golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005668-17
Uitspraak d.d.: 5 juni 2018
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland van 17 oktober 2017 met parketnummer 16-138091-17 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 22 mei 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot bevestiging van het vonnis van de kinderrechter. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. J.C. Hesen, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair:hij op of omstreeks 21 juli 2017 te Utrecht, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, door geweld of enig andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid, een ambtenaar, te weten [naam hoofdagent] , hoofdagent bij politie Eenheid Midden-Nederland, te dwingen tot het nalaten van rechtmatige ambtsverrichting(en), te weten het op heterdaad aanhouden van een (onbekend gebleven) verdachte, door toen aldaar opzettelijk voor die politieambtenaar (hinderlijk) te gaan en/of blijven staan en/of op die politieambtenaar af te rennen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:hij op of omstreeks 21 juli 2017 te Utrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk enige handeling, gedaan door [naam hoofdagent] , hoofdagent hij politie Eenheid Midden- Nederland, zijnde een (politie)ambtenaar belast met de uitoefening van enig toezicht en/of belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, ondernomen ter uitvoering van een wettelijk voorschrift, te weten het aanhouden van een of meerdere onbekend gebleven personen als verdacht van overtreding van artikel 60 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, heeft belet, belemmerd en/of verijdeld, door (telkens) voor die politieambtenaar (hinderlijk) te gaan en/of blijven staan en/of op die politieambtenaar af te rennen;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende.
Door de verdachte is aangevoerd dat hij van de straat de stoep op liep om zichzelf in veiligheid te brengen.
Op de camerabeelden is echter te zien dat verdachte, die op de zitting heeft verklaard dat hij zichzelf herkent als VE1, van de rechterkant van de straat naar de stoep aan de linkerkant rent als de scooter en motoragent een stuk verderop diezelfde stoep op rijden. Verdachte laat de scooter passeren en gaat dan met zijn armen wijd voor de aanrijdende motoragent staan.
Onder 'feitelijkheden', zoals genoemd in artikel 179 van het Wetboek van Strafrecht moet worden verstaan handelingen van zodanige aard dat zij onder de gegeven omstandigheden iemand kunnen dwingen, hem zijns ondanks brengen, tot hetgeen van hem wordt verlangd.
Naar het oordeel van het hof kan uit dat handelen van verdachte als zodanig niet worden afgeleid dat hij daarmee de bedoeling heeft gehad de motoragent tot iets te dwingen, laat staan dat kan worden vastgesteld tot wat hij de agent dan zou hebben willen dwingen. Van het primair tenlastegelegde dient verdachte te worden vrijgesproken.
Wel heeft verdachte met zijn handelingen de agent opzettelijk gehinderd en aldus belemmerd in zijn achtervolging van de scooterrijder.
Het hof is van oordeel dat het subsidiair ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
subsidiair:hij opof omstreeks21 juli 2017 te Utrecht,in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,opzettelijk enige handeling, gedaan door [naam hoofdagent] , hoofdagent hij politie Eenheid Midden- Nederland, zijnde een (politie)ambtenaar belast metde uitoefening van enig toezicht en/of belast met en/of bevoegd verklaard tothet opsporen en/ofonderzoeken van strafbare feiten, ondernomen ter uitvoering van een wettelijk voorschrift, te weten het aanhouden vaneen ofmeerdere onbekend gebleven personen als verdacht van overtreding van artikel 60 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, heeftbelet,belemmerden/of verijdeld,door(telkens)voor die politieambtenaar (hinderlijk) te gaanen/of blijvenstaan en/ofop die politieambtenaar af te rennen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk enige handeling, door een ambtenaar belast met het opsporen en onderzoeken van strafbare feiten ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift, belemmeren.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk belemmeren van een motoragent tijdens een achtervolging van een scooter. De verdachte heeft door zijn handelen blijk gegeven van een gebrek aan respect jegens politieambtenaren en heeft het hen lastiger gemaakt om hun werk te doen.
Bij de straftoemeting heeft het hof rekening gehouden met het de verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie van 20 april 2018 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk delict is veroordeeld.
Voorts heeft het hof aansluiting gezocht bij het rechterlijke oriëntatiepunt voor het niet voldoen aan een ambtelijk bevel, te weten een werkstraf van 20 uren.
Gelet op de aard en de ernst van hetgeen is bewezenverklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het hof oplegging van een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van de hierna aan te geven duur, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 63, 77a, 77g, 77m, 77n en 184 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen jeugddetentie.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter,
mr. M. Barels en mr. M.B.T.G. Steeghs, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. de Jong, griffier,
en op 5 juni 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. M.B.T.G. Steeghs is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 5 juni 2018.
Tegenwoordig:
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter,
mr. H. Wijbrandts, advocaat-generaal,
mr. B.P. Snijder, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.