Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster,
1.[de pleegouders] ,
3.de gecertificeerde instelling
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om de uithuisplaatsing van een minderjarige, die in eerste aanleg door de rechtbank Noord-Nederland is bevolen. De moeder van de minderjarige, die in Duitsland woont, heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank aangevochten. De moeder heeft vijf grieven ingediend, waaronder de bevoegdheid van de rechtbank en de ondertoezichtstelling van de minderjarige. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder de minderjarige zonder toestemming van de pleegouders naar Duitsland heeft overgebracht, wat als ongeoorloofde overbrenging wordt beschouwd onder artikel 10 van de Verordening Brussel II-bis. Het hof oordeelt dat de Nederlandse rechter bevoegd blijft, ondanks dat de minderjarige inmiddels in Duitsland woont. De moeder heeft de zorg voor de minderjarige in het verleden niet adequaat kunnen waarborgen, wat heeft geleid tot de beslissing van het hof om de uithuisplaatsing te bekrachtigen. Het hof concludeert dat de pleegouders de nodige stabiliteit en zorg bieden die de minderjarige nodig heeft, en dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor zijn ontwikkeling. De moeder heeft ook verzocht om een nader onderzoek, maar het hof ziet hier geen aanleiding voor, gezien de huidige situatie van de minderjarige. De beslissing van het hof is om de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen en het meer of anders verzochte af te wijzen.