ECLI:NL:GHARL:2018:492

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 januari 2018
Publicatiedatum
17 januari 2018
Zaaknummer
WAHV 200.208.820
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Beswerda
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van sanctiebeschikking wegens onduidelijkheid over de voorzijde van de aanhangwagen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam van 6 december 2016. De zaak betreft een administratieve sanctie die aan de betrokkene was opgelegd voor het rijden met een aanhangwagen waarvan de ondeelbare lading aan de voorzijde uitstak. De betrokkene ontkende de gedraging en voerde aan dat de voorzijde van de aanhangwagen de koppeling is en niet het kopschot. Het hof heeft de zaak behandeld op 3 januari 2018, waarbij de betrokkene aanwezig was en de advocaat-generaal niet. Het hof heeft vastgesteld dat de lading zich achter de koppeling bevond, maar tussen de koppeling en het kopschot. De centrale vraag was of de koppeling of het kopschot als de voorzijde van de aanhangwagen moet worden aangemerkt. Het hof oordeelde dat het hart van de koppeling als de voorzijde moet worden beschouwd, en dat de visie van de verbalisant onjuist was. Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter vernietigd, het beroep gegrond verklaard en de administratieve sanctie opgelegd door de officier van justitie vernietigd. Tevens is bepaald dat de door de betrokkene betaalde zekerheidstelling moet worden gerestitueerd en dat de advocaat-generaal de proceskosten van de betrokkene moet vergoeden.

Uitspraak

WAHV 200.208.820
17 januari 2018
CJIB 193862680
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam
van 6 december 2016
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
Bij het beroepschrift is verzocht om een behandeling ter zitting.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.
De zaak is behandeld ter zitting van 3 januari 2018. De betrokkene is verschenen. Als gemachtigde van de advocaat-generaal is verschenen mr. [B] .

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 140,- opgelegd ter zake van “met voertuig/samenstel rijden terwijl de lengte van de ondeelbare lading voor de voorzijde van de aanhangwagen uitsteekt”, welke gedraging zou zijn verricht op 27 november 2015 om 19.15 uur op de Verlengde Stellingweg te Amsterdam met het voertuig met het kenteken [00-YY-YY] .
2. De betrokkene ontkent de gedraging te hebben verricht en voert hiertoe aan dat de voorzijde van een aanhangwagen de koppeling van de dissel is en niet het kopschot van de aanhangwagen. De lading stak wel uit over het kopschot van de aanhangwagen, maar stak niet uit over de koppeling van de dissel.
3. Voormelde gedraging is een overtreding van artikel 15.18.13 lid 1 sub a onder 5 van de Regeling Voertuigen. Deze bepaling luidt als volgt:
“1. In afwijking van artikel 5.18.12 mag, voor zover niet op andere wijze op het voertuig of samenstel van voertuigen, of voor zover niet binnen de afmetingen van het voertuig of samenstel van voertuigen, kan worden geladen, bij het vervoer van in de lengte ondeelbare lading:
a. de lengte van de vervoerde lading meer bedragen dan ingevolge artikel 5.18.12, eerste lid, is toegestaan waarbij:
(…)
5°. de lading niet voor de voorzijde van de aanhangwagen, niet zijnde een oplegger, mag uitsteken;”
4. De verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB houdt onder meer het volgende in:
“Lading stak aan de voorzijde uit. Lading was aan de rechterzijde van de aanhangwagen geladen, wat resulteerde in forse uitsteek bij nemen van bocht naar links.”
5. Het dossier bevat ook een aanvullend proces-verbaal van 13 april 2016, waarin de verbalisant, voor zover relevant, het volgende verklaart:
“De reden waarom betrokkene hiervoor is geverbaliseerd ligt in het feit dat de lading hout aan de voorzijde van de aanhangwagen uitstak en wel aan de rechterzijde. Dit resulteert tot een forse uitzwaai van de lading indien het voertuig een bocht naar links nam. Lading lag niet ter hoogte van de dissel en stak dus voor het voertuig uit.
Indien de lading over de gehele voorkant zou mogen uitsteken tot het voorste punt van de dissel zou een voertuig geen draaibewegingen meer kunnen maken. (…) In geval van een aanhangwagen als waarmee betrokkene reed, levert uitstekende lading voor het kopschot van de aanhangwagen altijd gevaar op bij afslaan naar links of rechts.”
6. Op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting kan worden vastgesteld dat de lading van de aanhangwagen zich bevond achter de koppeling van de aanhangwagen, maar tussen die koppeling en het kopschot van de aanhangwagen. De lading was tussen een rek op het kopschot aan de rechterzijde van de aanhangwagen geplaatst.
7. De voorliggende vraag is of als voorzijde van de aanhangwagen moet worden aangemerkt de koppeling of het kopschot van de aanhangwagen.
8. In de Regeling Voertuigen is niet gedefinieerd wat als de voorzijde van een aanhangwagen moet worden aangemerkt.
9. Het hof is van oordeel dat het hart van de koppeling als voorzijde van de aanhangwagen heeft te gelden. Het is het hof ambtshalve bekend dat deze visie ook in het politieonderwijs wordt gedoceerd. De visie van de onderhavige verbalisant - daarin gesteund door de gemachtigde van de advocaat-generaal - is derhalve onjuist. Betrokkene heeft in casu terecht betoogd dat het kopschot van de aanhangwagen niet de voorzijde van de aanhangwagen markeert. Ook de wijze waarop lading voor het kopschot uitsteekt - zoals hier aan de rechterzijde van de aanhangwagen - is niet bepalend voor het antwoord op de vraag wat de voorzijde van de aanhangwagen is.
10. Gelet op vorenstaande is het hof van oordeel dat de gedraging niet is verricht.
11. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter daarom vernietigen en doen wat de kantonrechter had behoren te doen, te weten - met gegrondverklaring van het beroep daartegen - de beslissing van de officier van justitie en de inleidende beschikking vernietigen. De door de betrokkene betaalde zekerheidstelling dient te worden gerestitueerd.
12. Het hof acht termen aanwezig om een proceskostenvergoeding toe te kennen voor de verletkosten en de reiskosten die de betrokkene heeft gemaakt voor het bijwonen van de zitting van de kantonrechter en de zitting in hoger beroep
.Ter zitting heeft de betrokkene meegedeeld dat hij voor het bijwonen van de zitting van de kantonrechter 1 uur verlof heeft moeten opnemen en voor het bijwonen van de zitting van het hof 5 uren. Als uurtarief heeft de betrokkene opgegeven € 55,-. De verletkosten worden derhalve vastgesteld op een totaalbedrag van € 330,-. De reiskosten worden vergoed op basis van openbaar vervoer, laagste klasse, van [A] naar Amsterdam v.v. en van [A] naar Leeuwarden v.v., te weten (2 x € 4,63) + (2 x € 24,37) = € 58,-.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie en de inleidende beschikking waarbij onder CJIB-nummer 193862680 de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal aan hem wordt gerestitueerd.
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 388,-, over te maken op bankrekeningnummer [00000] .
Dit arrest is gewezen door mr. Beswerda, in tegenwoordigheid van mr. Stoop als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.