ECLI:NL:GHARL:2018:487

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 januari 2018
Publicatiedatum
17 januari 2018
Zaaknummer
WAHV 200.204.423
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Beswerda
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging beslissing kantonrechter wegens ontbreken proces-verbaal en beoordeling van administratieve sanctie voor verkeerslichtovertreding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie vernietigd en het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard. De betrokkene, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. [B], heeft hoger beroep ingesteld omdat er geen proces-verbaal was opgemaakt van de zitting van de kantonrechter. Het hof heeft vastgesteld dat er geen processen-verbaal zijn van de zittingen op 5 juli 2016 en 24 oktober 2016, wat in strijd is met de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Hierdoor kon de beslissing van de kantonrechter niet in stand blijven.

Het hof heeft vervolgens het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie beoordeeld. De gemachtigde voerde aan dat het recht om te worden gehoord was geschonden. Het hof heeft vastgesteld dat het verzoek om te worden gehoord op juiste wijze was gedaan en dat er geen uitzonderingsgevallen waren. Het hof verklaarde het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en beoordeelde de inleidende beschikking, waarbij aan de betrokkene een administratieve sanctie van € 230,- was opgelegd voor het niet stoppen voor een rood verkeerslicht.

De betrokkene erkende de overtreding, maar voerde aan dat deze niet verwijtbaar was. Het hof oordeelde dat de omstandigheden die door de betrokkene waren aangevoerd geen aanleiding gaven om de sanctie te matigen of achterwege te laten. Het hof verklaarde het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond en kende proceskostenvergoeding toe aan de gemachtigde van de betrokkene. De beslissing van het hof was om de beslissing van de kantonrechter te vernietigen, het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond te verklaren en het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond te verklaren.

Uitspraak

WAHV 200.204.423
17 januari 2018
CJIB 189710535
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland
van 7 november 2016
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt mr. [B] ,
kantoorhoudende te [C] .
De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing gegrond verklaard, die beslissing vernietigd en het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard. Voorts heeft de kantonrechter het verzoek van de betrokkene tot vergoeding van kosten afgewezen.
Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Bij het beroepschrift is verzocht om een behandeling ter zitting. Tevens is verzocht om vergoeding van kosten.
Op 31 augustus 2017 zijn nadere gronden van het beroep ingediend door de gemachtigde.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting van 3 januari 2018. De betrokkene en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. Als gemachtigde van de advocaat-generaal is verschenen mr. [D] .

Beoordeling

1. De gemachtigde van de betrokkene heeft in hoger beroep onder meer aangevoerd dat van het verhandelde ter zitting van de kantonrechter geen proces-verbaal is opgemaakt. De gemachtigde verwijst in dit verband naar het arrest van het hof van 31 maart 2016 (gepubliceerd op rechtspraak.nl onder ECLI:NL:GHARL:2016:2589).
2. Het hof stelt vast dat het dossier twee processen-verbaal bevat gedateerd 19 juli 2016 en 7 november 2016. In deze processen-verbaal zijn de beslissingen van de kantonrechter weergegeven naar aanleiding van behandelingen ter zitting op respectievelijk 5 juli 2016 en 24 oktober 2016. In de processen-verbaal wordt naar de behandeling ter zitting verwezen.
3. Zoals het hof in het genoemde arrest heeft bepaald moet uit het derde lid van artikel 13 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv), in verband met het tweede lid van dat artikel en artikel 12 van die wet worden afgeleid dat van elke zitting die krachtens de Wahv wordt gehouden, een proces-verbaal behoort te worden opgemaakt. Bij de stukken bevinden zich geen processen-verbaal van de zittingen van de kantonrechter op 5 juli 2016 en 24 oktober 2016, zodat het ervoor moet worden gehouden dat deze niet zijn opgemaakt.
4. Het hof stelt vast dat er is gehandeld in strijd met artikel 13, tweede en derde lid van de Wahv juncto artikel 12 van de Wahv. Het verweer van de gemachtigde treft derhalve doel. Het voorgaande brengt mee dat de beslissing van de kantonrechter niet in stand kan blijven. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter vernietigen. Nu de beslissing van de kantonrechter wordt vernietigd, behoeven de overige bezwaren tegen die beslissing geen bespreking meer. Het hof zal vervolgens het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie beoordelen.
5. De gemachtigde heeft in het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie aangevoerd dat het recht om te worden gehoord is geschonden. Het hof heeft vastgesteld dat het verzoek daartoe in administratief beroep op juiste wijze is gedaan en dat zich geen uitzonderingsgevallen voordoen. Het hof zal op basis van deze grond - in het licht van bestendige, bekende en derhalve niet nader te bespreken vaste rechtspraak van het hof op dit punt - het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaren en het beroep tegen de inleidende beschikking beoordelen.
6. De gemachtigde voert verweer tegen de inleidende beschikking waarbij aan de betrokkene als kentekenhouder een administratieve sanctie van € 230,- is opgelegd ter zake van “niet stoppen voor rood licht: driekleurig verkeerslicht”, welke gedraging zou zijn verricht op 14 mei 2015 om 15.26 uur op de N525 Larenseweg te Hilversum met het voertuig met het kenteken [YY-YY-00] .
7. De gemachtigde erkent dat de betrokkene door rood is gereden, maar voert aan dat de gedraging niet verwijtbaar is verricht. De voorganger van de betrokkene remde net na de stopstreep, omdat hij verkeerd was voorgesorteerd. Na enige tijd wachten op het verkeer van rechts, is die auto alsnog rechts afgeslagen. In de tijd dat de betrokkene werd gehinderd door zijn voorganger om door groen te rijden, is het verkeerslicht op rood gesprongen. Dit heeft de betrokkene vanuit zijn positie, vlak voor de stopstreep, niet meer kunnen waarnemen. Door deze situatie is de betrokkene door rood gereden, dit heeft hij niet gewild.
8. Onderhavige gedraging betreft een overtreding van artikel 62 juncto artikel 68 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990), waarin - voor zover van belang - is bepaald dat een weggebruiker moet stoppen bij een driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalt. Het stoppen dient in dat geval te geschieden voor de voor de bestuurder bestemde stopstreep (artikel 79 van het RVV 1990).
9. Uit de eerste foto van de gedraging blijkt dat het voertuig van de betrokkene zich vóór de stopstreep bevond toen het verkeerslicht 0,5 seconden rood licht uitstraalde. Op de tweede foto bevindt het voertuig van de betrokkene zich voorbij de stopstreep en het verkeerslicht. Tevens is te zien dat de voorganger van de betrokkene rechts af wil slaan en zich daarom heeft begeven naar een middenstuk van de weg, dat niet behoort tot de rijstrook van de betrokkene.
10. Gelet op de verklaring van de verbalisant, de foto's van de gedraging en in aanmerking genomen dat de gedraging wordt erkend, staat vast dat de gedraging is verricht.
11. De omstandigheden die namens de betrokkene zijn aangevoerd, geven geen aanleiding tot het achterwege laten van de sanctie of het matigen van de hoogte van de sanctie. De betrokkene had moeten stoppen voor de stopstreep. Omstandigheden die zich voordoen nadat de betrokkene de stopstreep is gepasseerd, kunnen zodoende geen verontschuldiging opleveren voor het niet stoppen voor het rode licht en de daartoe bestemde stopstreep. Het beroep tegen de beschikking zal ongegrond worden verklaard.
12. De gemachtigde heeft verzocht om toekenning van proceskosten.
Het hof zal bepalen dat aan de gemachtigde een proceskostenvergoeding wordt toegekend voor de procedure bij het hof en de procedure bij de kantonrechter. Voor het indienen van de beroepschriften dienen twee punten te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 501,- en gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 501,-.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt die beslissing;
verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond.
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 501,-.
Dit arrest is gewezen door mr. Beswerda, in tegenwoordigheid van mr. Stoop als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.