ECLI:NL:GHARL:2018:4784

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 mei 2018
Publicatiedatum
28 mei 2018
Zaaknummer
200.223.613/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning extra beloning aan bijzondere curator in familiezaken met betrekking tot minderjarigen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de toekenning van een extra beloning aan de bijzondere curator die is aangesteld voor twee minderjarigen. De zaak betreft een verzoek van de man, vertegenwoordigd door mr. M.C. Braak, en de vrouw, vertegenwoordigd door mr. A.R.H. Baas, die beiden betrokken zijn in een conflict over de zorgregeling voor hun kinderen. De bijzondere curator, die de minderjarigen vertegenwoordigt, heeft in haar rapportage aangegeven dat de kinderen lijden onder de aanhoudende strijd tussen de ouders en heeft geadviseerd om de huidige zorgregeling te continueren, waarbij de kinderen van woensdag uit school tot maandag bij de vrouw verblijven en daarna weer anderhalve week bij de man. De ouders hebben ingestemd met deze regeling, maar de vrouw heeft kanttekeningen geplaatst bij de wensen van de kinderen en de mogelijkheid van een co-ouderschap. Het hof heeft de ouders aangespoord om te werken aan hun onderlinge communicatie en de interactie met de kinderen te verbeteren. Tevens heeft het hof bepaald dat de kosten van de bijzondere curator, tot een maximum van € 2.000,-, ten laste van de rijksoverheid komen. De beschikking van de rechtbank Noord-Nederland van 20 juni 2017 is vernietigd en de zorgregeling is opnieuw vastgesteld. De beschikking van 19 april 2016 is bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.223.613/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/18/164394 / FA RK 16-180)
beschikking van 22 mei 2018
inzake
[verzoeker],
wonende te [A] ,
verzoeker in het hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. M.C. Braak te Groningen,
en
[verweerster],
wonende te [B] ,
verweerster in het hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. A.R.H. Baas te Groningen.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[de bijzondere curator] ,
kantoorhoudende te [C] ,
in haar hoedanigheid van bijzondere curator van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] ,
verder te noemen: de bijzondere curator.

1.1. Het procesverloop

1.1
Het hof verwijst naar zijn tussenbeschikking in deze zaak van 19 oktober 2017. Hierbij is [de bijzondere curator] benoemd tot bijzondere curator over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] en is iedere verdere beslissing aangehouden.
1.2
Op 30 november 2017 is het verslag van de bijzondere curator bij het hof ingekomen.
Bij journaalbericht van 20 december 2017 met productie(s) heeft mr. Braak daarop gereageerd.
Mr. Baas heeft bij journaalbericht van 22 december 2017 met productie(s) gereageerd.
Bij journaalbericht van 2 januari 2018 heeft mr. Baas een zin in haar reactie gecorrigeerd.
Bij journaalbericht van 23 maart 2018 van mr. Baas productie(s) ingediend, alsmede bij journaalbericht van 3 april 2018.
1.3
De mondelinge behandeling heeft op 5 april 2018 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Tevens zijn verschenen mevrouw [D] namens de raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad) en de bijzondere curator. Namens de vrouw zijn pleitaantekeningen in het geding gebracht.
1.4
[de minderjarige2] is op 17 april 2018 door het hof gehoord buiten aanwezigheid van de ouders en hun advocaten. Partijen hebben er ter zitting van het hof mee ingestemd dat het hof alleen indien daarvoor aanleiding zou zijn dat gesprek met [de minderjarige2] nog bij brief aan hen zou terugkoppelen en zij daarop zouden mogen reageren. Nu daar evenwel geen aanleiding voor is, is die terugkoppeling achterwege gelaten.

2.De motivering van de beslissing

2.1
In haar rapport heeft de bijzondere curator beschreven dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] zorgen hebben over de aanhoudende strijd tussen partijen en hieronder lijden. Partijen hebben het traject [E] voortijdig beëindigd. De bijzondere curator acht het van groot van belang voor de kinderen dat partijen opnieuw gaan werken aan verbetering van hun oudercommunicatie. Gezien de gesprekken met de kinderen acht de bijzondere curator het voorts van belang dat er door de vrouw aandacht wordt gegeven aan haar wijze van contact en/of communicatie met de kinderen. Hierin is voor [de minderjarige1] vooral van belang dat ze elkaar begrijpen, dat er geen ruzie is en dat de vrouw eerlijk doet bij ruzie tussen [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . Voor [de minderjarige2] is het belangrijk dat de vrouw niet meer scheldt. [de minderjarige2] heeft aangegeven behoefte te hebben aan een vertrouwenspersoon; een kindbehartiger lijkt de bijzondere curator een goed idee. Voor [de minderjarige1] kunnen beter het PMT traject en de dyslexie onderzoeken worden afgewacht. De bijzondere curator heeft op basis van haar bevindingen - en evenzo de raad ter zitting van het hof - geadviseerd om de zorgregeling zoals partijen die thans uitvoeren, te continueren. Die zorgregeling houdt in dat de kinderen van woensdag uit school tot maandag naar school bij de vrouw verblijven, daarna weer bijna anderhalve week bij de man verblijven en dat de vakantie- en feestdagen over de ouders evenredig worden verdeeld, waarbij de ouders dit in onderling overleg dienen te regelen. De man heeft bij journaalbericht van 20 december 2017 en ter zitting van het hof aangegeven het eens te zijn met het advies van de bijzondere curator. De vrouw heeft kanttekeningen bij het advies kenbaar gemaakt. Zij vraagt zich af of hetgeen de kinderen nu als wens uiten, ook hun daadwerkelijke behoefte/wens is. Eerder hebben zij immers gezegd naar een 7/7 regeling te willen. Bovendien is de vrouw evenzeer als de man geschikt als opvoeder en dat komt met een co-ouderschapregeling beter tot uitdrukking. Een gelijke zorgverdeling kan er tevens voor zorgen dat het loyaliteitsconflict bij de kinderen afneemt. Ondanks deze kanttekeningen heeft de vrouw zowel bij journaalbericht van 22 december 2017 als desgevraagd ter zitting van het hof kenbaar gemaakt zich toch neer te leggen bij voortzetting van de huidige regeling.
2.2
De ouders zijn het verder op de zitting van het hof erover eens geworden dat ze in het kader van de verdeling van de zorgtaken het welzijn en de wensen van de kinderen leidend zullen laten zijn. Beide ouders hebben aangegeven dat zij aan de kinderen de ruimte zullen geven voor - wanneer de kinderen dat willen - extra contactmomenten met de vrouw, waarbij ze dan één-op-één tijd met de vrouw doorbrengen. Het is aan de ouders om dat in onderling overleg te regelen.
2.3
In navolging van het advies van de bijzondere curator hebben de ouders aangegeven opnieuw te zullen gaan werken aan verbetering van hun onderlinge verstandhouding en communicatie (met behulp van mediation dan wel een daartoe geëigend hulpverleningstraject) en de moeder tevens aan de interactie tussen haar en de kinderen.
2.4
Het hof zal deze overeenstemming vastleggen en daartoe de beschikking van 20 juni 2017 voor zover die de zorgregeling betreft, vernietigen. Het hof zal opnieuw rechtdoende de huidige zorgregeling vastleggen. Het hof zal daartoe de (oorspronkelijke) zorgregeling die is vastgelegd in de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland van 20 januari 2015 wijzigen omdat die enigszins anders luidt dan de zorgregeling die de ouders nu uitvoeren. De verdere overeenstemming van partijen zal het hof eveneens opnemen in het dictum.
2.5
Het hof zal de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland van 19 april 2016 waarvan beroep bekrachtigen, nu de grieven van de man dan wel de overeenstemming van partijen het dictum van die (tussen)beschikking niet raken.
2.6
Het hof wil in dit kader tot slot aan de ouders meegeven dat [de minderjarige2] in het kindgesprek bij het hof heeft laten weten - kort gezegd - dat zij het eens is met de huidige zorgregeling, alsmede dat zij het lastig vindt dat de ouders zo strijden en dat ze het fijn zou vinden en het haar rust zou geven als zij af en toe bij opa en oma moederszijde zou kunnen logeren.
Kosten van de bijzondere curator
2.7
Gelet op de complexiteit van de onderhavige zaak en de omvang van de door de bijzondere curator reeds verrichte werkzaamheden, die het hof noodzakelijk acht, zal het hof bepalen dat voor zover op basis van de verkregen toevoeging een lager bedrag dan € 2.000,- (inclusief verschotten en omzetbelasting) aan de bijzondere curator wordt vergoed, het meerdere, tot een maximaal bedrag van € 2.000,- (inclusief verschotten en omzetbelasting), ten laste van het rijk zal komen. De bijzondere curator dient te declareren aan de hand van een tijdsverantwoording en op basis van een uurtarief (of een gedeelte daarvan) van € 85,- per uur, exclusief omzetbelasting.

3.De slotsom

Op grond van het voorgaande zal het hof beslissen als na te melden.

4.De beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 20 juni 2017 voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen,
en in zoverre opnieuw beschikkende:
wijzigt de bij beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 20 januari 2015 vastgestelde zorgregeling en bepaalt dat de minderjarigen [de minderjarige1] (roepnaam: [de minderjarige1] ), geboren [in] 2006, en [de minderjarige2] (roepnaam: [de minderjarige2] ), geboren [in] 2008, eens per twee weken van woensdag uit school tot maandag naar school bij de vrouw verblijven, daarna weer anderhalve week bij de man verblijven en dat de vakantie- en feestdagen evenredig over de ouders worden verdeeld, waarbij de ouders dit in onderling overleg dienen te regelen;
verstaat dat de ouders in het kader van de verdeling van de zorgtaken het welzijn en de wensen van de kinderen leidend zullen laten zijn;
verstaat dat de ouders faciliteren dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] , wanneer hij of zij dit aangeeft, een extra één-op-één contactmoment met de vrouw zullen hebben;
verstaat dat de ouders zullen gaan werken aan verbetering van hun onderlinge verstandhouding en communicatie en aan de interactie tussen de moeder en de kinderen;
bepaalt dat de kosten van de bijzondere curator ten laste van 's Rijks kas zullen komen tot een maximaal bedrag van € 2.000,-, inclusief verschotten en omzetbelasting, een en ander met inachtneming van het hiervoor in rechtsoverweging 2.7 bepaalde;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 19 april 2016;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.G. Idsardi, A.W. Beversluis en J.L. Roubos, bijgestaan door mr. E.L.K. Bijma als griffier, en is op 22 mei 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.