Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[de vader],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, waarbij het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming om de minderjarige [de minderjarige] onder toezicht te stellen werd afgewezen. De Raad verzoekt het hof om deze beschikking te vernietigen en de minderjarige onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling (GI) voor de duur van een jaar. De moeder van de minderjarige verzet zich tegen dit verzoek en vraagt het hof om de Raad niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de minderjarige op 10 april 2018 is gehoord door een raadsheer-commissaris. Tijdens de mondelinge behandeling op 18 april 2018 zijn de betrokken partijen verschenen, waaronder de moeder, haar advocaat, de vertegenwoordiger van de GI en de vader. Het hof heeft vastgesteld dat de minderjarige ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd door de verstoorde relatie tussen de ouders, die geen contact met elkaar hebben en zich negatief over elkaar uitlaten. Dit leidt tot ernstige loyaliteitsproblemen voor de minderjarige, die klem zit tussen zijn ouders.
Het hof oordeelt dat de gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig zijn, omdat hulp in het vrijwillige kader onvoldoende blijkt te zijn. De ouders zijn niet in staat om de belangen van de minderjarige voorop te stellen, wat schadelijk is voor zijn ontwikkeling. Het hof besluit daarom om de bestreden beschikking te vernietigen en de minderjarige onder toezicht te stellen van de GI voor de duur van een jaar, met als doel de ontwikkelingsbedreigingen weg te nemen en de minderjarige te ondersteunen in zijn situatie.