Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in het principaal hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
- [de minderjarige1] voornoemd, en
- [de minderjarige2] (verder te noemen: [de minderjarige2] ), geboren [in] 2008.
De kinderen zijn door de vader erkend. De moeder oefende tot daags na verzending van de bestreden beschikking alleen het ouderlijk gezag over beide kinderen uit.
4.De omvang van het geschil
primair(ten aanzien van het gezag) te bepalen dat uitsluitend de moeder is belast met (eenhoofdig) gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] en (ten aanzien van het hoofdverblijf) het hoofdverblijf van [de minderjarige1] bij de moeder te bepalen,
subsidiair(ten aanzien van het hoofdverblijf) de uithuisplaatsing van [de minderjarige1] te gelasten en haar te doen onderbrengen in een netwerkpleeggezin, te weten het gezin van de zuster van de moeder, onder gelijktijdige ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] , dan wel een door het hof in goede justitie te bepalen ander gezin. Voor het geval het hof voornemens is één of meer verzoeken af te wijzen verzoekt de moeder het hof
meer subsidiaireen bijzondere curator met een gedragswetenschappelijke achtergrond te benoemen voor [de minderjarige1] en mede op basis van het advies van de bijzondere curator die beslissingen te nemen die het hof rechtens juist en in het belang van [de minderjarige1] acht. Primair en subsidiair kosten rechtens.
- van maandag 7:30 uur tot dinsdag 18:00 uur bij de vader;
- van dinsdag 18:00 uur tot donderdag 7:30 uur bij de moeder;
- van donderdag 7:30 uur tot dinsdag 18:00 uur bij de vader;
- van dinsdag 18:00 uur tot donderdag 7:30 uur bij de moeder;
- van donderdag 7:30 uur tot donderdag 18:00 uur bij de vader;
- van donderdag 18:00 uur tot maandag 7:30 uur bij de moeder.
5.De motivering van de beslissing
- de werkzaamheden van de partner van de vader (verder: [B] ), te weten erotische (betaalde) verrichtingen achter de webcam vanuit de woning van de vader;
- het feit dat, zoals onder andere aangegeven in 5.3., de vader niet betrouwbaar lijkt in zijn uitlatingen en toezeggingen over de werkzaamheden van [B] en de (on-)zichtbaarheid van dit werk voor de kinderen. Dit volgt mede uit het rechercheonderzoek, waaruit naar voren komt dat, ondanks zijn toezegging en de door de rechtbank bepaalde voorwaarden, [B] werkt terwijl [de minderjarige1] bij haar en de vader is;
- het gebrek aan inzicht in wat de werkzaamheden van [B] in een woning waar kinderen opgroeien voor de (seksuele) ontwikkeling van kinderen kan betekenen, en het bagatelliseren van alle opgeworpen zorgen daarover, alsmede het ontbreken van zelf reflecterend vermogen van de vader daaromtrent;
Het hof is van oordeel dat de hiervoor omschreven omstandigheden (binnen het gezin van de vader) in pedagogisch opzicht voor beide kinderen niet wenselijk is en zorgvragen oproept. De zorgen die de moeder daarover uit begrijpt het hof dan ook. Echter het hof weegt deze zorgen niet zodanig dat er op dit moment aanleiding bestaat om de raad te verzoeken een nader onderzoek in te stellen. Voornoemde omstandigheden zullen worden meegewogen in de hierna te nemen beslissingen.
b. afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
Het hof deelt, niettemin, toch het oordeel van de rechtbank dat op dit moment onvoldoende gronden aanwezig zijn om het verzoek van de vader hem mede te belasten met het gezag over de kinderen af te wijzen. Immers de ouders hebben ieder voor zich verklaard het van belang te achten de onderlinge communicatie te verbeteren en met het oog daarop het traject [C] te willen volgen. Daarom kan naar het oordeel van het hof verwacht worden dat er binnen afzienbare tijd voldoende verbetering komt in de communicatie tussen de ouders en dat als gevolg van deze verbetering de situatie van ''klem of verloren" zich niet meer voordoet. Ook anderszins blijkt niet dat een afwijzing van het verzoek van de vader in het belang van de kinderen noodzakelijk is. In tegendeel, de kinderen zijn het meest gebaat bij ouders die in staat zijn samen vorm te geven aan het ouderschap. De kinderen zijn jarenlang woonachtig geweest binnen het gezin van de ouders en ook na het uiteengaan van de ouders is sprake geweest van intensieve contacten met hun vader. Het is bijzonder verdrietig dat het werk van een nieuwe partner en de wijze waarop daarmee is omgegaan debet is aan de verstoring van deze contacten. Vast staat dat de ouders al veel hulpverlening hebben gehad, maar dat dit steeds beperkt is gebleven tot het zetten van de eerste stappen, waarna er vervolgens werd afgehaakt. Van de ouders mag worden verwacht dat zij ditmaal ‘doorpakken’ en zich tot het uiterste zullen inspannen om het traject te laten slagen. Mocht dit traject onverhoopt niet succesvol worden afgerond dan kan dit een reden opleveren om een gezagsverzoek opnieuw te beoordelen, al dan niet na een (nader) onderzoek door de raad.
6.De slotsom
7.De beslissing
- elke dinsdag van 14:00 uur tot 19:00 uur;