ECLI:NL:GHARL:2018:4576

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 mei 2018
Publicatiedatum
18 mei 2018
Zaaknummer
21-006324-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van verkrachting en ontuchtige handelingen binnen de huiselijke kring

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is beschuldigd van verkrachting van zijn echtgenote en ontuchtige handelingen met zijn driejarige dochter. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zijn echtgenote, onder invloed van alcohol, met geweld heeft gedwongen tot geslachtsgemeenschap. De vrouw heeft verklaard dat zij door de verdachte is vastgepakt en gedwongen tot seksuele handelingen, waarbij zij pijn heeft ondervonden. De verdachte heeft dit incident niet als verkrachting ervaren, maar het hof oordeelt dat zijn handelingen evident de grenzen van de aanvaardbare gedragingen hebben overschreden.

Daarnaast heeft het hof vastgesteld dat de verdachte ook ontuchtige handelingen heeft gepleegd met zijn dochter, die op het moment van de feiten nog geen twaalf jaar oud was. De verdachte heeft erkend deze handelingen te hebben gepleegd. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank had eerder ook al een gevangenisstraf van vier jaar opgelegd, en het hof heeft deze straf bevestigd, waarbij het de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging heeft genomen. De verdachte is volledig toerekeningsvatbaar verklaard, ondanks zijn alcoholgebruik, en het hof heeft benadrukt dat dit geen verontschuldiging kan zijn voor zijn daden.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006324-17
Uitspraak d.d.: 18 mei 2018
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 20 november 2017 met parketnummer 18-830144-17 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
thans verblijvende in het Huis van Bewaring Zwolle, Huub van Doornestraat 15,
8013 NR Zwolle.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 7 mei 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis van de rechtbank, voor zover aan hoger beroep onderworpen, bewezenverklaring van het onder 1 en 3 primair ten laste gelegde en veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. K.B. Spoelstra, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde, de onder 1 en 3 primair ten laste gelegde zedendelicten bewezen verklaard en verdachte daarvoor veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van de tijd die door hem in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht.
Voor zover verdachte hoger beroep heeft willen instellen tegen de vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde wordt hij daarin niet-ontvankelijk verklaard.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover aan hoger beroep onderworpen - ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van mei 2016 tot en met juni 2016 te [plaats] , gemeente [gemeente] , in elk geval in Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , immers heeft hij, verdachte, zijn, verdachtes, vinger(s) en/of penis in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht en/of (vervolgens) heen en weer bewogen, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte toen aldaar (telkens):
- die [slachtoffer 1] (stevig) (met geweld) bij de hand heeft (vast)gepakt en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 1] in de kamer geduwd en/of
- (daarbij) die [slachtoffer 1] heeft toegevoegd dat het wel moest omdat zij zijn,
verdachtes, vrouw is en/of
- voorbij is gegaan aan het verbale en non-verbale verzet van die [slachtoffer 1]
en/of
- (aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van juni 2016 tot en met juli 2016 te [plaats] , gemeente [gemeente] , in elk geval in Nederland, (telkens) met [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum] 2012), zijnde zijn dochter, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal, (telkens):
- zijn, verdachtes, tong in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 2]
[slachtoffer 2] gebracht/geduwd en/of
- (vervolgens) aan de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 2]
gelikt en/of (aldus) die [slachtoffer 2] gebeft,
zulks terwijl dat feit werd begaan tegen zijn, verdachtes, kind;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van juni 2016 tot en met juli 2016 te [plaats] , gemeente [gemeente] , in elk geval in Nederland, (telkens) met [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum] 2012), zijnde zijn dochter, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal, (telkens):
- zijn, verdachtes, tong in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 2]
[slachtoffer 2] gebracht/geduwd en/of
- (vervolgens) aan de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 2]
gelikt en/of (aldus) die [slachtoffer 2] gebeft,
zulks terwijl dat feit werd begaan tegen zijn, verdachtes, kind;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen omtrent het bewijs voor het onder 1 ten laste gelegde

Aan verdachte is onder 1 ten laste gelegd dat hij aangeefster [slachtoffer 1] , zijn echtgenote, heeft verkracht. Uit haar aangifte komt naar voren dat verdachte haar, thuiskomend van zijn toenmalige werkzaamheden in het vuilniswezen, ongewassen en in aanzienlijke mate onder invloed van alcohol, met kracht wegtrok van de computer waarachter zij zat en haar dwong tot geslachtsgemeenschap. Aan haar verzet gaf verdachte geen gehoor. Zij was zijn vrouw, zou hij hebben gezegd, en dus moest zij wel. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij bij die gelegenheid meerdere vingers in haar vagina heeft gebracht, door welke handeling zij - ook dagen nadien - pijn heeft ondervonden.
Verdachte heeft verklaard dat hij het door aangeefster bedoelde incident - voor zover hij zich dit kan herinneren - niet beschouwt, althans in elk geval op het moment zelf niet heeft ervaren, als een verkrachting. Verdachte zegt nadien wel van zijn kennelijk ongewenste optreden te zijn geschrokken en te hebben betreurd dat hij aangeefster daarbij pijn heeft gedaan.
De raadsman heeft - zo begrijpt het hof - betoogd dat niet valt in te zien waaruit de voor een bewezenverklaring vereiste dwang heeft bestaan, maar refereert zich overigens aan het oordeel van het hof.
Het hof overweegt hierover het navolgende. Aangeefster heeft haar ten overstaan van verbalisanten afgelegde verklaring met betrekking tot de door verdachte uitgeoefende dwang bevestigd ten overstaan van de rechter-commissaris op 20 oktober 2017. Het hof acht het evident dat verdachte in een zodanige mate haar ook voor verdachte kenbaar te veronderstellen grenzen heeft overschreden, dat het ten laste gelegde incident moet worden aangemerkt als een verkrachting als bedoeld in artikel 242 van het wetboek van strafrecht. Dat verdachte zijn handelingen niet als zodanig heeft ervaren doet daaraan niet af. Extreem alcoholgebruik noch 'bezetenheid door demonen', op welk laatstgenoemd element verdachte zich in een eerder stadium van het opsporingsonderzoek heeft beroepen, kan in de weg staan aan zijn verantwoordelijkheid, ook in strafrechtelijke zin, voor het incident. Uit het vorenstaande volgt dat het hof wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Nu verdachte heeft erkend het onder 3 primair ten laste gelegde te hebben begaan en er ook overigens wettig en overtuigend bewijs daarvoor voorhanden is, behoeft dit feit geen nadere bespreking.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de periode van mei 2016 tot en met juni 2016 te [plaats] , gemeente [gemeente] , door geweld of andere feitelijkheden, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , immers heeft hij, verdachte, zijn, verdachtes, vingers en penis in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht en heen en weer bewogen, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheden hierin dat verdachte toen aldaar:
- die [slachtoffer 1] met geweld bij de hand heeft gepakt en
- vervolgens die [slachtoffer 1] in de kamer geduwd en
- daarbij die [slachtoffer 1] heeft toegevoegd dat het wel moest omdat zij zijn,
verdachtes, vrouw is en
- voorbij is gegaan aan het verbale en non-verbale verzet van die [slachtoffer 1]
en
- aldus voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
3.
hij op tijdstippen in juni 2016 te [plaats] , gemeente [gemeente] , telkens met [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum] 2012), zijnde zijn dochter, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte, meermalen:
- zijn, verdachtes, tong in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 2]
[slachtoffer 2] gebracht/geduwd en
- aan de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 2]
gelikt en aldus die [slachtoffer 2] gebeft,
zulks terwijl dat feit werd begaan tegen zijn, verdachtes, kind;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
verkrachting.
Het onder 3 primair bewezen verklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen zijn kind, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Het hof heeft kennis genomen van de over de persoon van verdachte uitgebrachte psychologische rapportage van J.M. de Jonge, GZ-psycholoog, van 20 juli 2017. Daaruit blijkt dat er bij verdachte ernstige problemen zijn waar het gaat om alcoholgebruik. Er is weliswaar een vermoeden van de aanwezigheid van achterliggende psychopathologie dan wel een persoonlijkheidsstoornis, maar vanwege het vermijdende gedrag van verdachte was het niet mogelijk om daarover duidelijkheid te verkrijgen. Geconstateerd is dat verdachte weet wat de invloed van alcohol is/kan zijn op zijn gedrag. In dat licht wordt geadviseerd hem volledig toerekeningsvatbaar te verklaren. Het hof neemt dat advies over.
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een tweetal zedendelicten, begaan binnen de huiselijke kring. Hij heeft - zoals nader uiteengezet in de overwegingen omtrent het bewijs - zijn echtgenote verkracht en tevens vergaande seksuele handelingen gepleegd met hun beider, toen driejarige dochter, zoals nader geëxpliciteerd in de bewezenverklaring. Het spreekt voor zich dat verdachte daarmee een grove inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en, meer in het bijzonder, de seksuele integriteit van zijn vrouw en dochter. Hij heeft het vertrouwen dat zijn gezin in hem als echtgenoot en vader dient te kunnen hebben op ultieme wijze beschaamd en het aan hen verschuldigde respect met voeten getreden. Zoals verdachte zelf ook weet, is overvloedig alcoholgebruik een eigen keuze en kan een dergelijke onmatigheid nimmer een verontschuldiging of zelfs maar een verklaring opleveren voor een daarmee gepaard gaand controleverlies van deze aard en ernst.
Het hof heeft voorts gelet op het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 april 2018. Daaruit blijkt dat er weliswaar sprake is van eerdere veroordelingen voor strafbare feiten van diverse aard, doch niet van zedendelicten.
De rechtbank heeft verdachte, zoals gezegd, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren. De advocaat-generaal heeft overeenkomstig gevorderd. Mede gelet op de richtlijnen van het LOVS voor strafbare feiten als hetgeen hier ter beoordeling staat en de eerder genoemde volledige toerekeningsvatbaarheid van verdachte, acht ook het hof die afdoening passend en geboden. De ernst van het bewezen verklaarde laat geen andere of gematigder optie toe. Wellicht is een behandeling voor verdachtes mogelijke persoonlijkheidsproblematiek en zijn - thans in detentie in remissie zijnde - alcoholmisbruik in de rede liggend, temeer daar verdachte zelf de noodzaak daarvan inziet. Deze behandeling kan te zijner tijd plaatsvinden in het kader van zijn detentiefasering, dan wel als voorwaarde bij zijn voorwaardelijke invrijheidsstelling, hetgeen op dat moment ter beoordeling staat van de penitentiaire inrichting en de reclassering.
Uit het vorenstaande volgt dat het hof aan verdachte een gevangenisstraf zal opleggen voor de duur van vier jaren, met aftrek van de tijd die door hem in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 57, 242, 244 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep, voor zover dit gericht is tegen de vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 3 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. J.A.A.M. van Veen, voorzitter,
mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo en mr. J.S. van Duurling, raadsheren,
in tegenwoordigheid van J.B. Schwerzel, griffier,
en op 18 mei 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. J.S. van Duurling is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.