Verder dient beoordeeld te worden of ten aanzien van de vrouw en [persoon 1] sprake is geweest van een gemeenschappelijke huishouding en wederzijdse verzorging. Op grond van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is van wederzijdse verzorging slechts sprake indien de samenwonenden in feite elk hetzij bijdragen in de kosten van de gezamenlijke huishouding dan wel op andere wijze in elkaars verzorging voorzien. Uit de getuigenverklaringen blijkt dat [persoon 1] enkele malen, maar in ieder geval twee keer, een bedrag aan de vrouw heeft betaald. In dit verband heeft [persoon 1] verklaard:
“(…) Toen ik het huis in [plaatsnaam] nog had, had ik zo veel kosten dat ik weinig kon bijdragen in de huishouding met [verweerster] . Als ik wat heb bijgedragen, zullen dat boodschappen zijn geweest. Dit veranderde toen ik mijn huis had verkocht. Ik heb vanaf toen gedurende drie maanden rond de € 1.000,- per maand betaald aan [verweerster] als bijdrage in de kosten. Het ging om kosten van het huis, gas, water, licht, eten en dergelijke. Ik weet niet of het de helft van de kosten was, het bedrag was in elk geval acceptabel. (…).
De vrouw heeft als getuige verklaard:
“(…) Vóór de vakantie regelde ik de boodschappen. [persoon 1] ging wel eens mee. In de maanden juni en juli heeft hij in totaal twee keer een bedrag van € 1.028,- naar mij overgemaakt. (…). Het bedrag van € 1.028,- is gebaseerd op de vaste lasten van de woning en op het aandeel van [persoon 1] , dus wat hij van de boodschappen gebruikte. (…) Toen [persoon 1] nog niet bij mij woonde, die twee maanden, ging hij wel eens mee boodschappen doen en betaalde hij die wel eens. (…)”.
Nu niet dan wel onvoldoende inzicht is verschaft in de toenmalige maandelijkse uitgaven van de vrouw en [persoon 1] , is het hof niet in staat om te beoordelen in hoeverre ieder heeft bijgedragen in de kosten van de gezamenlijke huishouding. Het hof is evenwel op grond van de geciteerde verklaringen waaruit blijkt dat [persoon 1] - in ieder geval twee keer - bedragen aan de vrouw heeft overgemaakt voor de kosten van de huishouding en dat hij daarnaast ook wel eens boodschappen heeft betaald, van oordeel dat de vrouw en [persoon 1] in financieel opzicht in elkaars verzorging hebben voorzien.
Voorts is uit de verklaring van de vrouw gebleken dat de vrouw en [persoon 1] in de zomer van 2015 met de twee kinderen van de vrouw op vakantie zijn geweest en dat de kosten van die vakantie door de vrouw en [persoon 1] zijn gedeeld. Daarnaast is op grond van hun verklaringen komen vast te staan dat de vrouw en [persoon 1] regelmatig samen, al dan niet met de kinderen van de vrouw, hun wederzijdse families bezochten en dat zij samen in de woning van de vrouw die families ook op bezoek kregen. Ook vergezelde [persoon 1] de vrouw wel eens bij het bezoeken van (sport-)activiteiten van de kinderen van de vrouw. Tijdens de affectieve relatie, maar in ieder geval tijdens de samenwoning, hebben de vrouw en [persoon 1] diverse huishoudelijke taken, zoals schoonmaken en stofzuigen, samen uitgevoerd. De vrouw kookte voor [persoon 1] en deed voor hem de was. Er werd gezamenlijk gegeten. [persoon 1] heeft, al dan niet samen met de vrouw, diverse klusjes in en rond de woning van de vrouw verricht, zoals het maaien van het gras, het ombouwen van een speelhuisje tot konijnenhok en het opknappen van een kinderkamer. [persoon 1] kreeg voor deze klusjes van de vrouw geen financiële vergoeding.
Uit de hierboven genoemde feiten en omstandigheden is naar het oordeel van het hof voldoende aannemelijk geworden dat bij de vrouw en [persoon 1] sprake is geweest van een gemeenschappelijke huishouding en wederzijdse verzorging.