In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot machtiging tot betaling van een vordering van € 50.000,- door de bewindvoerder van de rechthebbende. De verzoekster, die als bewindvoerder optreedt, had eerder toestemming gevraagd aan de kantonrechter om deze kosten te verrekenen met de verkoopopbrengst van de recreatiewoning van de rechthebbende. De kantonrechter had dit verzoek afgewezen, waarop de verzoekster in hoger beroep ging. Tijdens de mondelinge behandeling op 5 april 2018 is de verzoekster verschenen, bijgestaan door haar advocaat, terwijl de rechthebbende niet aanwezig was. Het hof heeft vastgesteld dat de vordering van de verzoekster is vastgelegd in een notariële akte en dat deze vordering door de andere belanghebbende is erkend. Het hof oordeelde dat de bewindvoerder bevoegd is om de betaling van de vordering te doen, gezien de financiële situatie van de rechthebbende en de noodzaak om de vordering te voldoen. Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter vernietigd en de bewindvoerders machtiging verleend om het bedrag van € 50.000,- uit het vermogen van de rechthebbende aan de verzoekster te betalen, met de verklaring dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is.