ECLI:NL:GHARL:2018:4348

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 mei 2018
Publicatiedatum
14 mei 2018
Zaaknummer
21-000559-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van het vonnis met uitzondering van de beslissingen over de straf in een ontuchtzaak met een minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, een docent, was eerder veroordeeld voor ontuchtige handelingen met een leerling van 13/14 jaar. Het hof bevestigt het vonnis van de rechtbank, met uitzondering van de opgelegde straf. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en ambulante behandeling. De zaak draait om de bescherming van de minderjarige en de ernst van de gepleegde feiten. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een psychologische rapportage die een ziekelijke stoornis vaststelde. De verdachte had een relatie met het slachtoffer, die inmiddels 16 jaar is, en de slachtofferverklaring gaf aan dat zij geen slachtoffergevoelens heeft. Desondanks benadrukt het hof dat de gedragingen van de verdachte strafwaardig zijn en dat hij als leraar weerstand had moeten bieden aan zijn verlangens. De uitspraak benadrukt de noodzaak van bescherming van minderjarigen en de maatschappelijke impact van dergelijke feiten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000559-17
Uitspraak d.d.: 14 mei 2018
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 27 januari 2017 met parketnummer 18-830119-16 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 30 april 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde en veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren met daarbij een meldplicht en een behandelverplichting als bijzondere voorwaarden. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. W.M. Bierens, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 27 januari 2017, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, en een proeftijd van 2 jaren met daarbij een meldplicht en een behandelverplichting als bijzondere voorwaarden.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op juiste gronden heeft beslist en zal het vonnis bevestigen met uitzondering van de opgelegde straf. Ten aanzien van dit onderdeel van het vonnis komt het hof tot een andere beslissing dan de rechtbank. In zoverre zal het vonnis dan ook worden vernietigd. Het hof is van oordeel dat de rechtbank voor het overige op juiste gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist. Daarom zal het vonnis voor het overige worden bevestigd.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich – binnen een relatie - schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen, waaronder het seksueel binnendringen, met een aan zijn opleiding toevertrouwde leerling, destijds 13 - 14 jaar. Verdachte was werkzaam als docent en vertrouwenscontactpersoon op de school waar leerling [slachtoffer] onderwijs genoot. De ontuchtige handelingen hebben in een periode van circa 8 maanden meerdere malen plaatsgevonden. Dit is strafbaar.
In de geschonden strafbepalingen staat de bescherming van de minderjarige centraal. Minderjarigen moeten kunnen opgroeien in een veilige omgeving en zich veilig kunnen ontwikkelen, ook op seksueel gebied. Minderjarigen van die leeftijd (jonger dan 16 jaar) dienen (zo nodig) tegen zichzelf beschermd te worden, omdat zij de gevolgen van vroegtijdige seksuele contacten op langere termijn niet kunnen overzien. De inbreuk op de lichamelijke integriteit van het kind kan een normale en gezonde seksuele ontwikkeling belemmeren, alsmede schadelijke effecten hebben op de ontwikkeling van de persoonlijkheid van het kind in bredere zin. Het is een feit van algemene bekendheid dat zo'n inbreuk op de lichamelijke integriteit langdurige en ernstige schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid van het slachtoffer. Om die reden heeft de wetgever ervoor gekozen het plegen van ontuchtige handelingen met jeugdigen tussen de twaalf en zestien jaren strafbaar te stellen. Ook wanneer dat met wederzijds goedvinden heeft plaatsgevonden.
Het hof heeft bij het bepalen van de straf rekening gehouden met een verdachte betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 27 maart 2018, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op het reclasseringsrapport van 9 december 2016 en op de Pro Justitia rapportage van 24 november 2016 waarin geadviseerd wordt de ten laste gelegde feiten verdachte in verminderde mate toe te rekenen. Uit het rapport van de psycholoog komt naar voren dat er bij verdachte ten tijde van het plegen van het bewezen verklaarde sprake is geweest van een ziekelijke stoornis, te weten een sterke hang naar spanning en avontuur en een zwakke sociale intuïtie. Gelet op de inhoud van dit rapport rekent het hof, net als de rechtbank, verdachte het ten laste gelegde licht verminderd toe.
Ook heeft het hof acht geslagen op hetgeen ter terechtzitting van het hof omtrent de persoonlijke omstandigheden van verdachte naar voren is gekomen. Verdachte heeft verklaard dat hij sinds medio 2017 in behandeling is bij de AFPN. Daar zijn persoonlijkheidsaspecten naar voren gekomen waar verdachte zich niet van bewust was. Hij heeft last van impulsief gedrag. Hij dient proactief aan zijn problemen te werken. Hij zal nog geruime tijd behandeling nodig hebben.
Voorts is ter terechtzitting van het hof gebleken dat thans opnieuw sprake is van een relatie tussen verdachte en [slachtoffer] - die inmiddels zestien jaar is. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring die [slachtoffer] ter terechtzitting van het hof heeft voorgelezen blijkt dat zij destijds bewust de keuze heeft gemaakt om een relatie met verdachte aan te gaan en seksueel contact met hem te hebben en dat zij thans nog steeds achter die beslissingen staat. [slachtoffer] voelt zich geen slachtoffer. Dat verdachte en [slachtoffer] nu samen zijn en met elkaar verder willen bewijst dit. [slachtoffer] heeft verzocht om geen gevangenisstraf aan verdachte op te leggen.
Hoewel uit de slachtofferverklaring blijkt dat [slachtoffer] op dit moment geen psychische problemen ondervindt van het gedrag van verdachte is niet uitgesloten - gelet op jonge leeftijd van [slachtoffer] - dat deze problemen zich later alsnog openbaren. Verdachte had als leraar weerstand moeten bieden aan zijn gevoelens en verlangens, nu hij wist dat zijn gedragingen strafwaardig waren. In plaats van hulp te zoeken, heeft verdachte zich bewust met [slachtoffer] ingelaten. Daarmee heeft hij niet alleen strafwaardig gedrag vertoond maar heeft hij ook de naam van de school in een kwaad daglicht gesteld. Dergelijke feiten veroorzaken veel beroering in de maatschappij. Ook dat wordt verdachte kwalijk genomen.
In een zaak als de onderhavige is in beginsel een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. Het hof heeft bij het bepalen van de straf enerzijds acht geslagen op de hierboven genoemde omstandigheden, met name ook het huidige standpunt van [slachtoffer] . Anderzijds kan het hof, gelet op de ernst en op de aard van de feiten en de rol van verdachte daarbij, niet om een straf heen die vrijheidsbeneming met zich brengt. Het hof zal uiteindelijk een lagere straf opleggen dan de rechtbank heeft gedaan en dan de advocaat-generaal in hoger beroep heeft gevorderd.
Alles afwegend en in onderling verband bezien acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, passend en geboden. Het hof zal aan het voorwaardelijk deel een proeftijd van 3 jaren verbinden met een meldplicht en een ambulante behandelverplichting als bijzondere voorwaarden.

Beslag

Het hof gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een mobiele telefoon (Samsung);
- Toshiba computer;
- Coolemaster computer en een
- Apple Ipad.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22b, 57, 245, 247 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
10 (tien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich binnen 1 week na het einde van zijn detentie zal melden bij de Reclassering Nederland, op het adres Springerlaan 21 te Groningen en zich zo vaak zal blijven melden als de reclassering nodig vindt.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich onder ambulante behandeling zal (blijven) stellen met betrekking tot zijn stoornis en (de relatie met) zijn delinquent gedrag bij de AFPN of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die de veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar worden gegeven.
Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een mobiele telefoon (Samsung)
- Toshiba computer
- Coolemaster computer
- Apple Ipad.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door
mr. H.J. Deuring, voorzitter,
mr. A.J. Rietveld en mr. Z.J. Oosting, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Dörholt, griffier,
en op 14 mei 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.