ECLI:NL:GHARL:2018:4325

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 mei 2018
Publicatiedatum
9 mei 2018
Zaaknummer
21-000276-15
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake winkeldiefstal

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1978, had hoger beroep ingesteld tegen een veroordeling tot zes weken gevangenisstraf voor twee gevallen van winkeldiefstal. De diefstallen vonden plaats in oktober 2014, waarbij de verdachte samen met een ander blikken babyvoeding had weggenomen uit winkels. Tijdens de zitting op 26 april 2018 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die veroordeling tot zes weken gevangenisstraf vroeg. De verdediging voerde aan dat er sprake was van een onherstelbaar vormverzuim, maar het hof oordeelde dat het verweer niet voldeed aan de eisen van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en verklaarde de verdachte schuldig aan de tenlastegelegde feiten. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn tussen het instellen van het hoger beroep en de uitspraak, matigde het hof de straf tot vijf weken gevangenisstraf. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000276-15
Uitspraak d.d.: 9 mei 2018
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 16 januari 2015 met parketnummer 18-236835-14 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1978] ,
wonende te [adres]

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 26 april 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van de feiten 1 en 2 tot een gevangenisstraf voor de duur van zes weken. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman,
mr. P.D. Popescu, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1:
hij in of omstreeks de periode van 22 oktober 2014 tot en met 24 oktober 2014 te [plaats] , (althans) in de gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in of uit een winkel/pand (gelegen aan of bij de [straat 1] , aldaar) heeft weggenomen (een) blik(ken) Nutrilon babyvoeding, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het (winkel)bedrijf [berdrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
2:
ij op of omstreeks 24 oktober 2014 te [plaats] , (althans) in de gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in of uit een winkel/pand (gelegen aan of bij de [straat 2] , aldaar) heeft weggenomen (een) blik(ken) babyvoeding, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het (winkel)bedrijf [berdrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1:
hij in de periode van 22 oktober 2014 tot en met 24 oktober 2014 te [plaats] , in de gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in of uit een winkel/pand (gelegen aan de [straat 1] ) heeft weggenomen blikken Nutrilon babyvoeding, toebehorende aan het (winkel)bedrijf [berdrijf] ;
2:
hij op 24 oktober 2014 te [plaats] , in de gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in of uit een winkel/pand (gelegen aan de [straat 2] ) heeft weggenomen blikken babyvoeding, toebehorende aan het (winkel)bedrijf [berdrijf] .
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan twee winkeldiefstallen. Hij heeft door zijn handelen een inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de betreffende winkeliers.
Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte - blijkens een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 27 maart 2018 – niet eerder is veroordeeld wegens soortgelijke feiten.
Ter zitting heeft de raadsman naar voren gebracht dat er sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv en heeft verzocht om daarom een geheel voorwaardelijke straf op te leggen. Het hof beschouwt dit als een verzoek tot strafvermindering. Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Vooropgesteld zij dat gelet op de beoordelingsfactoren als bedoeld in artikel 359a, tweede lid Sv het wettelijk stelsel aldus moet worden opgevat dat een vormverzuim in de zin van dat artikel niet steeds behoeft te leiden tot een van de daar omschreven rechtsgevolgen.
Indien de rechter op grond van de hiervoor bedoelde weging en waardering van de wettelijke beoordelingsfactoren en aan de hand van alle omstandigheden van het geval tot het oordeel komt dat niet kan worden volstaan met de vaststelling dat een onherstelbaar vormverzuim is begaan, maar dat het verzuim consequenties moet hebben, zal hij daaraan een van de in artikel 359a, eerste lid Sv genoemde rechtsgevolgen verbinden, te weten strafvermindering, bewijsuitsluiting of niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging.
Strafvermindering komt slechts in aanmerking, indien aannemelijk is dat (a) de verdachte daadwerkelijk nadeel heeft ondervonden, (b) dit nadeel is veroorzaakt door het verzuim, (c) het nadeel geschikt is voor compensatie door middel van strafvermindering, en (d) strafvermindering ook in het licht van het belang van het geschonden voorschrift en de ernst van het verzuim gerechtvaardigd is. Met het oog daarop mag van de verdediging die een beroep doet op schending van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv, worden verlangd dat duidelijk en gemotiveerd aan de hand van die factoren wordt aangegeven tot welk in art. 359a Sv omschreven rechtsgevolg dit dient te leiden. Alleen op een zodanig verweer is de rechter gehouden een met redenen omklede beslissing te geven. Het hof stelt vast dat het door de raadsman gevoerde verweer niet voldoet aan de eisen zoals hiervoor uiteengezet. Gelet hierop zal het hof op het verweer van de raadsman niet verder reageren.
Gelet op voorgaande acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van zes weken in beginsel passend en geboden. Het hof houdt echter rekening met de overschrijding van de redelijke termijn welke is gelegen tussen het moment van instellen van het hoger beroep op 16 januari 2015 en de einduitspraak van het hof op 9 mei 2018. Deze overschrijding is niet aan de verdediging te wijten. Het hof zal daarom de op te leggen straf matigen tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf weken. Het hof zal die straf aan verdachte opleggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. J. Hielkema, voorzitter,
mr. K. Lahuis en mr. H.L. Stuiver, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Zevenhuizen, griffier,
en op 9 mei 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Stuiver is buiten staat dit arrest te ondertekenen.