ECLI:NL:GHARL:2018:4153
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake beloning en kosten van bewindvoerders met betrekking tot rechthebbende
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van bewindvoerders tegen een beschikking van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, van 9 augustus 2017. De bewindvoerders, [bewindvoerder 1] en [bewindvoerder 2], zijn benoemd tot bewindvoerders over de goederen van de rechthebbende, die onder bewind staat sinds 1987. De bewindvoerders zijn in hoger beroep gekomen tegen de beslissing van de kantonrechter die hen had opgedragen een bedrag van € 2.298,98 terug te storten op de bankrekening van de rechthebbende. De grieven van de bewindvoerders betreffen het beginsel van hoor en wederhoor, de terugbetaling van administratiekosten en de reiskosten die zij voor hun bezoeken aan de rechthebbende hebben gedeclareerd.
Het hof heeft vastgesteld dat de kantonrechter de bewindvoerders ten onrechte niet in de gelegenheid heeft gesteld om hun rekening en verantwoording mondeling toe te lichten, wat een schending van het beginsel van hoor en wederhoor inhoudt. Desondanks heeft het hof geoordeeld dat dit verzuim niet leidt tot vernietiging van de beschikking, omdat de bewindvoerders en de rechthebbende in hoger beroep zijn gehoord.
Wat betreft de administratiekosten heeft het hof geoordeeld dat de bewindvoerders geen grieven hebben ingediend tegen de herberekening van de vergoeding door de kantonrechter. De bewindvoerders hebben niet aangetoond dat er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden die een hogere vergoeding rechtvaardigen. De kantonrechter heeft terecht geoordeeld dat de bewindvoerders € 814,98 teveel hebben ontvangen en dat zij dit bedrag moeten terugstorten.
Ten aanzien van de reiskosten heeft het hof geoordeeld dat de bewindvoerders vooraf geen machtiging hebben gevraagd voor de gedeclareerde reiskosten, wat in strijd is met de Aanbevelingen. Echter, gezien de bijzondere omstandigheden van de zaak, waarbij de rechthebbende afhankelijk is van familiebezoek, heeft het hof de reiskosten als gerechtvaardigd beoordeeld. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd en de bewindvoerders opgedragen een bedrag van € 814,98 terug te storten op de rekening van de rechthebbende.