Uitspraak
[appellante],
[geïntimeerde],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding betreffende de verhuizing van de moeder met haar minderjarige kinderen naar Zwitserland zonder toestemming van de vader, die gezamenlijk gezag heeft over de kinderen. De moeder, appellante, heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld om de door de vader, geïntimeerde, gelegde executoriale beslagen op te heffen en de aan haar opgelegde dwangsommen te matigen. De voorzieningenrechter heeft deze vorderingen afgewezen, wat de moeder heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan.
De procedure in hoger beroep is gestart met een dagvaarding waarin de moeder haar vorderingen heeft herhaald. Het hof heeft vastgesteld dat de vader executoriaal beslag heeft gelegd op de woningen van de moeder om betaling van verbeurde dwangsommen te verkrijgen. De moeder heeft in hoger beroep betoogd dat de minderjarige kinderen in Nederland zijn gebleven en onderwijs volgen aan de IVIO Wereldschool, terwijl de vader stelt dat de moeder met de kinderen in Zwitserland verblijft.
Het hof heeft vastgesteld dat er onduidelijkheid bestaat over het feitelijke verblijf van de moeder en de kinderen. Er zijn verklaringen overgelegd die de stelling van de moeder ondersteunen, maar ook vragen oproepen over de situatie van de kinderen. Het hof heeft besloten om een comparitie van partijen te gelasten om meer duidelijkheid te krijgen over het verblijf van de moeder en de kinderen, en om te onderzoeken of partijen het op bepaalde punten met elkaar eens kunnen worden. De comparitie zal plaatsvinden in het paleis van justitie in Leeuwarden, waarbij partijen en hun advocaten aanwezig moeten zijn. Het hof houdt iedere verdere beslissing aan.