Uitspraak
[appellant],
de Ontvanger,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De verdere beoordeling
3.De vordering en beslissing in eerste aanleg
4.Beoordeling van de grieven
grieven I, III, IV en VIIIkomt [appellant] op tegen de wijze waarop de rechtbank zijn inkomensschade heeft berekend. Hij heeft aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte is uitgegaan van de winst- en verliesrekening over 2002 die in de stukken is aangeduid als WVR-1, omdat daarin de schade als gevolg van de gedwongen bedrijfsbeëindiging is verdisconteerd. De rechtbank had haar oordeel dienen te baseren op het rapport van het in de branche van visverwerkende bedrijven gespecialiseerde accountantskantoor Vivan, dat is uitgegaan van een genormaliseerde winst, waarbij rekening is gehouden met de cijfers uit de branche en de door belastingadvies- en boekhoudkantoor [B] opgestelde winst- en verliesrekening over 2002 die in de stukken is aangeduid als WVR-2. Volgens [appellant] heeft de rechtbank dan ook ten onrechte zijn vordering van € 155.000,- aan inkomensschade afgewezen.
"Loonbel./Soc. Lasten"en
"Afschrijvingen"(rechtsoverweging 4.5.5 en 4.5.6 van het vonnis van 2 april 2014). De post
"Loonbel./Soc. Lasten"is door de rechtbank van € 52.951,- teruggebracht naar € 12.510,- (rechtsoverweging 2.6 van het vonnis van 3 september 2014), terwijl de post
"Afschrijvingen"is gecorrigeerd van € 24.012,- naar € 7.506,- (rechtsoverweging 2.7 van het vonnis van 3 september 2014). Uitgaande van de door Vivan in haar rapport van 9 november 2012 mede op basis van haar kennis van de visverwerkingsbranche berekende toegevoegde waarde over de periode van 1 januari 2002 tot en met 31 oktober 2002 van € 107.834,-, gecorrigeerd met 10% van de omzet in verband met de arbeidsongeschiktheid van [appellant] naar € 84.162,-, bedraagt de toegevoegde waarde over het gehele jaar 2002 (10/12 x € 84.162,- =) € 100.994,-.
"Loonbel./Soc. Lasten"en
"Afschrijvingen"gecorrigeerd zoals hiervoor is overwogen, resteert een genormaliseerde winst over 2002 van € 16.757,-.
grief IIheeft [appellant] aangevoerd dat de Belastingdienst zijn administratie in beslag heeft genomen en niet heeft terug gegeven. Daarom had volgens hem het ontbreken van de administratie geen rol mogen spelen bij de oordeelsvorming van de rechtbank. De rechtbank had het naar de mening van [appellant] moeten doen met de informatie die partijen hebben aangedragen, meer in het bijzonder met de van een deugdelijke onderbouwing voorziene schadeberekening van Vivan. De rechtbank heeft ten onrechte heeft geoordeeld dat het ontbreken van de boekhouding voor zijn risico komt, aldus [appellant] .
grief VIkeert [appellant] zich tegen de afwijzing van zijn vordering tot vergoeding van de kosten van [B] in het kader van de herstart van zijn onderneming, welke kosten hij heeft begroot op € 2.436,- (bijlage IV bij het rapport van Vivan van
grieven IX, X en XIkomt [appellant] op tegen de afwijzing van zijn vordering van € 5.000,-, het bedrag van de lening die hij in het kader van het opnieuw starten van zijn onderneming in 2003 was aangegaan bij [D] . Het betreft volgens [appellant] redelijke kosten ter voorkoming van verdere schade na de beslaglegging als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 onder a BW. Naar de mening van [appellant] heeft de rechtbank hem ten onrechte bewijs opgedragen van zijn stelling dat hij € 5.000,- van [D] heeft geleend, omdat de Ontvanger deze post volgens hem heeft erkend. Daarnaast heeft de rechtbank in zijn opvatting het bijgebrachte bewijs niet op de juiste wijze gewaardeerd.
"opstarten"in de brief van 17 januari 2005 verwijst naar de doorstart van de onderneming in 2003. Met het opstarten van de onderneming is volgens hem bedoeld het starten van de onderneming door [appellant] in 2002. Gelet op de gemotiveerde betwisting van de stelling van [appellant] door de Ontvanger heeft naar het oordeel van het hof de rechtbank terecht een bewijsopdracht verstrekt aan [appellant] .
"Overzicht gedeclareerde en te declareren verrichtingen"van Machiels Advocaten van 16 februari 2016 overgelegd.
"Overzicht gedeclareerde en te declareren verrichtingen"geen onderscheid is gemaakt tussen de verschillende werkzaamheden. Daarom is niet na te gaan of en zo ja in hoeverre [appellant] kosten van juridische bijstand heeft gemaakt die niet vallen onder de hiervoor bedoelde nakosten of de in artikel 241 Rv bedoelde proceskosten en op grond van artikel 6:96 lid 2 BW als schade voor vergoeding in aanmerking zouden komen.