ECLI:NL:GHARL:2018:4074

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 april 2018
Publicatiedatum
1 mei 2018
Zaaknummer
21-005142-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep wegens gebrek aan bewijs bij weigering bloedproef

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Utrecht. De verdachte, geboren in 1965 en woonachtig in [woonplaats], was in eerste instantie veroordeeld voor het niet meewerken aan een ademonderzoek en het weigeren van een bloedonderzoek, zoals voorgeschreven in de Wegenverkeerswet 1994. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte behandeld na een zitting op 6 april 2018, waar de advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte, mr. A.M.P.M. Adank, hun standpunten hebben toegelicht.

Het hof heeft vastgesteld dat het vonnis waarvan beroep niet voldeed aan de wettelijke eisen, omdat het proces-verbaal van de zitting niet de benodigde uitwerking van de bewijsmiddelen bevatte. Hierdoor kon het hof het vonnis niet bevestigen en besloot het om opnieuw recht te doen. De tenlastelegging betrof het handelen in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij de verdachte niet had meegewerkt aan een ademonderzoek en geen toestemming had gegeven voor een bloedonderzoek.

Na het onderzoek ter zitting heeft het hof geconcludeerd dat er onvoldoende wettige bewijsmiddelen waren om de verdachte te veroordelen. De verdachte had immers niet zijn medewerking verleend aan het ademonderzoek, waardoor niet kon worden bewezen dat zijn weigering tot een voltooid ademonderzoek had geleid. Het hof heeft daarom de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde feit. De beslissing van het hof vernietigt het eerdere vonnis en verklaart dat de verdachte niet schuldig is aan de hem ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005142-17
Uitspraak d.d.: 20 april 2018
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Utrecht van 10 mei 2011 met parketnummer 96-282528-10 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1965,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 6 april 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen namens de verdachte door zijn raadsman, mr. A.M.P.M. Adank, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen reeds omdat het vonnis niet voldoet aan de wettelijke eis dat het proces-verbaal van zitting, naast de uitwerking van de aantekening mondeling vonnis, tevens een uitwerking van de gehanteerde bewijsmiddelen dient te bevatten. Aldus leent dat vonnis zich niet voor bevestiging. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 december 2010 te Maarssen als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een bedrijfsauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en zijn door een opsporingsambtenaar bevolen medewerking aan een ademonderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van genoemde Wet, niet had geleid tot een voltooid ademonderzoek, nadat hij de door een opsporingsambtenaar aan hem gevraagde toestemming tot het verrichten van een bloedonderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van genoemde Wet, niet had verleend, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie of een daartoe bij regeling van de Minister van Justitie aangewezen ambtenaar van politie, zich aan dat bloedonderzoek te onderwerpen en geen medewerking daaraan heeft verleend.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. De verdachte heeft immers niet zijn medewerking verleend aan het ademonderzoek. Daardoor kan niet worden bewezen dat de medewerking van de verdachte niet tot een voltooid ademonderzoek heeft geleid.
Het hof zal de verdachte daarom vrijspreken van het tenlastegelegde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. J.A.W. Lensing, voorzitter,
mr. A. van Waarden en mr. M.S. Groenhuijsen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.W.P. Soons, griffier,
en op 20 april 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Soons is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 20 april 2018.
Tegenwoordig:
mr. J.A.W. Lensing, voorzitter,
mr. J.W.M. Grimbergen, advocaat-generaal,
mr. J.G. Bresser, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.