ECLI:NL:GHARL:2018:4074
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in hoger beroep wegens gebrek aan bewijs bij weigering bloedproef
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Utrecht. De verdachte, geboren in 1965 en woonachtig in [woonplaats], was in eerste instantie veroordeeld voor het niet meewerken aan een ademonderzoek en het weigeren van een bloedonderzoek, zoals voorgeschreven in de Wegenverkeerswet 1994. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte behandeld na een zitting op 6 april 2018, waar de advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte, mr. A.M.P.M. Adank, hun standpunten hebben toegelicht.
Het hof heeft vastgesteld dat het vonnis waarvan beroep niet voldeed aan de wettelijke eisen, omdat het proces-verbaal van de zitting niet de benodigde uitwerking van de bewijsmiddelen bevatte. Hierdoor kon het hof het vonnis niet bevestigen en besloot het om opnieuw recht te doen. De tenlastelegging betrof het handelen in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij de verdachte niet had meegewerkt aan een ademonderzoek en geen toestemming had gegeven voor een bloedonderzoek.
Na het onderzoek ter zitting heeft het hof geconcludeerd dat er onvoldoende wettige bewijsmiddelen waren om de verdachte te veroordelen. De verdachte had immers niet zijn medewerking verleend aan het ademonderzoek, waardoor niet kon worden bewezen dat zijn weigering tot een voltooid ademonderzoek had geleid. Het hof heeft daarom de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde feit. De beslissing van het hof vernietigt het eerdere vonnis en verklaart dat de verdachte niet schuldig is aan de hem ten laste gelegde feiten.