ECLI:NL:GHARL:2018:4071

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 april 2018
Publicatiedatum
30 april 2018
Zaaknummer
200.222.087/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake loonvordering van een uitzendkracht bij een regionale omroep

In deze tussenbeschikking van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gedateerd 26 april 2018, wordt de loonvordering van een uitzendkracht, [verzoeker], behandeld. De zaak betreft een WWZ-procedure waarin [verzoeker] een loonvordering heeft ingediend op basis van artikel 8 van de Waadi, met betrekking tot zijn werkzaamheden als archiefmedewerker en programmamaker bij de regionale omroep Omrop Fryslân. Het hof heeft eerder op 11 januari 2018 een beschikking gegeven waarin Tentoo, de werkgever, werd opgedragen om meer gegevens en een nadere onderbouwing te verstrekken. Na het indienen van diverse aktes door beide partijen, heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld.

Het hof concludeert dat [verzoeker] in 2011 voor zijn werkzaamheden als archiefmedewerker niet in een hogere schaal dan E ingedeeld kan worden, omdat de Omroep cao in dat jaar geen afwijkingen toestond. Voor zijn werkzaamheden als programmamaker heeft het hof vastgesteld dat hij in 2011 in schaal G had moeten worden ingeschaald, en het hof heeft een specifiek bedrag vastgesteld dat [verzoeker] voor deze werkzaamheden had moeten ontvangen. Het hof heeft partijen opgedragen om binnen zes weken na deze beschikking een nadere loonberekening te maken, met inbegrip van vakantietoeslagen en pensioenafdrachten. Indien partijen er niet uitkomen, moeten zij hun berekeningen indienen voor verdere beoordeling door het hof.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.222.087/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden nrs. 5334168, 5334224, 5334248, 5384996, 5385090 en 5384931, resp AR VERZ 16-183, 184, 185, 199, 200 en 201)
beschikking van 26 april 2018
in de zaak van
[verzoeker] ,
wonende te [A] ,
verzoeker in het principaal hoger beroep, tevens incidenteel verweerder,
in eerste aanleg: verzoeker,
hierna: [verzoeker] ,
advocaat: mr. K.E. de Vries te Leeuwarden,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Tentoo Collective Freelance & Flex B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
verweerster in hoger beroep, tevens incidenteel verzoekster,
in eerste aanleg: verweerster,
hierna: Tentoo,
advocaat: mr. W.O. Groustra te Amsterdam.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof neemt over hetgeen is overwogen en beslist in de beschikking van 11 januari 2018. Bij die beschikking is Tentoo opgedragen bij akte meer gegevens en een nadere onderbouwing van het daarmee samenhangende standpunt in het geding te brengen.
1.2
Tentoo heeft vervolgens een akte (met producties) ingediend, ter griffie binnengekomen op 22 februari 2018.
1.3
[verzoeker] heeft een antwoordakte (met producties) genomen, ter griffie binnengekomen op 15 maart 2018.
1.4
Tentoo is desgevraagd in staat gesteld om op die producties te reageren, hetgeen zij heeft gedaan bij akte, ter griffie binnengekomen op 29 maart 2018.
1.5
Vervolgens heeft het hof de datum voor de beschikking bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling in hoger beroep

De werkzaamheden als archiefmedewerker
2.1
Nadat het hof in de tussenbeschikking van 11 januari 2018 al een aantal beslissingen had genomen, dient het hof nog de vragen te beantwoorden of [verzoeker] voor zijn werkzaamheden als archiefmedewerker had moeten worden ingedeeld in schaal F van de Omroep cao (in plaats van in schaal E op grond van welke indeling al nabetalingen hebben plaatsgevonden) en vervolgens op welk niveau binnen de toepasselijke schaal. Tussen partijen staat niet ter discussie dat deze werkzaamheden volgens de Omroep cao vallen onder schaal E. [verzoeker] heeft betoogd dat Omrop Fryslân systematisch archiefmedewerkers in een hogere schaal plaatste en dat hij op grond van artikel 8 van de Waadi ook recht heeft op die hogere inschaling.
2.2
Het hof overweegt dat geen der partijen - en ook het hof niet in de tussenbeschikking van 11 januari 2018 - heeft onderkend dat de vorderingen van [verzoeker] in deze verzoekschriftprocedure gestoeld zijn op artikel 8 Waadi zoals dat artikel luidt sedert 27 april 2012 en dat op het door [verzoeker] aan zijn vorderingen ten grondslag gelegde aanvangsmoment van 22 juni 2011 nog de wettekst gold zoals die luidde sedert 1 juli 1998 (Stb 1998, 306). Artikel 8 Waadi (oud) kende een derde lid, dat bepaalde dat de loonverhoudingsnorm van het eerste lid niet van toepassing was indien op de onderneming bij welke de ter beschikkingstelling plaats vindt, een collectieve arbeidsovereenkomst van toepassing is, die bepalingen bevat op grond waarvan de werkgever zich ervan moet verzekeren dat aan arbeidskrachten die aan zijn onderneming ter beschikking zijn gesteld loon en overige vergoedingen worden betaald overeenkomstig de bepalingen van die collectieve arbeidsovereenkomst.
2.3
Het hof stelt vast dat de Omroep cao die gold in 2011 in artikel 1 bepaalde dat het een standaardcao betreft (wat betekent dat daar noch ten voordele noch ten nadele van de werknemer van mocht worden afgeweken) en dat deze cao in artikel 13, zesde lid, een bepaling bevatte als bedoeld in artikel 8, derde lid van de Waadi (oud). Dit betekent dat [verzoeker] over 2011 geen aanspraak kan maken op indeling in een hogere schaal dan de toepasselijke schaal E.
Het hof acht op grond van de nader overgelegde stukken ook niet door [verzoeker] aannemelijk gemaakt dat Omrop Fryslân na 27 april 2012 archiefmedewerkers systematisch boven de Omroep cao heeft betaald. Het hof heeft in de tussenbeschikking al in rov. 5.7 overwogen dat mw. [B] niet maatgevend is voor de inschaling van de archiefmedewerker. Ook uit de nog overgelegde gegevens van de "meiwurkers PPA" blijkt niet dat deze voor hun archiefwerkzaamheden hoger beloond werden dan de Omroep cao bepaalt.
2.4
Tentoo heeft thans in appel betoogd dat [verzoeker] als archiefmedewerker in 2011 op het minimumniveau van schaal E had moeten worden ingedeeld. Dit standpunt kan het hof niet volgen omdat Tentoo in eerste aanleg (zie de akte van 24 februari 2017) zelf een ander standpunt heeft ingenomen en verder vaststaat dat [verzoeker] deze werkzaamheden vanaf 1 september 1999 heeft verricht en uit niets blijkt dat ook kritiek is uitgeoefend op de wijze waarop [verzoeker] deze werkzaamheden heeft verricht. Derhalve diende [verzoeker] in 2011 ingeschaald te worden met inachtneming van deze ervaringsjaren sedert 1999. Dat de loonvordering van [verzoeker] voor zover betrekking hebbende op de jaren voor 22 juni 2011 is verjaard, betekent niet dat er van moet worden uitgegaan dat hij op die datum op het cao-minimum moet worden ingeschaald, zoals het hof in de tussenbeschikking ook al heeft verwoord. Nu de Omroep cao geen tredesysteem kent maar een jaarlijkse verhoging gebaseerd op de beoordeling - die in geval van [verzoeker] niet heeft plaatsgevonden - en bij gebreke van loongegevens over andere, wel vergelijkbare, archiefmedewerkers in dienst van Omrop Fryslan, zal het hof het toepasselijke maandloon per juni 2011 vaststellen vergelijkbaar met de methodiek toegepast door bureau Van Els en Oosterbaan, door uit te gaan van het laagste loon in schaal E in 2011, (€ 1871,41 per maand), te verhogen met 11 jaarlijkse verhogingen van 2,5 % , zijnde het percentage dat de Omroep cao voorschrijft bij neutraal functioneren. Het hof stelt dit bedrag, afgerond, vast op € 2400 per maand.(bij een full time dienstverband van 36 uur). Nu Tentoo in haar akte van 24 februari 2017 is uitgegaan van een bruto maandloon per 2011 voor de archiefwerkzaamheden van € 2.045,93 per maand, slagen de grieven op dit onderdeel ten dele.
De werkzaamheden als programmamaker.
2.5
Voor deze werkzaamheden staat vast dat [verzoeker] in 2011 naar schaal G van de Omroep cao uitbetaald had moeten worden. Dat is ook door Tentoo zelf aangegeven in haar meermalen genoemde akte van 24 februari 2017. Die akte vormt weer het uitgangspunt voor de eindbeschikking van de kantonrechter waarvan appel. Voor zover het betoog van Tentoo in haar akte van 22 februari 2018 moet worden opgevat dat [verzoeker] in 2011 voor deze werkzaamheden overeenkomstig schaal F had moeten worden beloond, is dit betoog tardief (zo het al niet moet worden aangemerkt als een nieuwe grief die op een ontijdig moment is ingesteld) en daarmee tevergeefs. Ter discussie staat nog slechts op welk niveau binnen schaal G [verzoeker] in 2011 had moeten worden ingeschaald. Ook hier geldt, zoals het hof in rov. 5.11 van de tussenbeschikking al heeft overwogen, dat het feit dat een deel van de loonvordering is verjaard, niet maakt dat daarmee [verzoeker] in 2011 (fictief) op het laagste niveau kan worden ingeschaald.
2.6
Tentoo heeft een overzicht van de loongegevens van alle programmakers (aangeduid als redacteur/verslaggever) in het geding gebracht. Het hof is van oordeel dat [verzoeker] in 2011 ingeschaald had moeten worden op een niveau gelijk aan programmamakers bij Omrop Fryslân die rond de zelfde tijd als [verzoeker] - in 2006 - met dergelijke werkzaamheden zijn begonnen. Het hof zal aansluiten bij het loon dat de heer [C] in 2011 ontving, zijnde de laagst ingeschaalde programmamaker die ook in 2006 is begonnen bij Omrop Fryslân. Ook [verzoeker] heeft aangegeven dat zijn werkzaamheden met die van hem vergelijkbaar zijn. [verzoeker] heeft geen deugdelijke gronden aangegeven waarom hij op een hoger loon aanspraak zou kunnen maken dan [C] . Derhalve stelt het hof het maandloon waarop [verzoeker] in 2011 voor deze werkzaamheden (bij een 36-urige werkweek) had moeten zijn ingeschaald vast op € 2.778,82 per maand.
2.7
Ook dit bedrag is hoger dan het bedrag van € 2.642,64 per maand waarvan Tentoo in haar akte van 24 februari 2017 - en in navolging daarvan de kantonrechter - is uitgegaan, zodat de grieven in zoverre slagen. Het bedrag is evenwel aanzienlijk minder dan het bedrag € 3.084,12 dat het uitgangspunt vormt van de vorderingen van [verzoeker] .
Loonberekeningen
2.8
Het hof gaat ervan uit dat partijen op grond van deze vaststellingen en hetgeen het hof reeds in de tussenbeschikking van 11 januari 2018 heeft in staat zijn een nadere loonberekening te maken, met inbegrip van vakantietoeslagen, pensioenafdrachten en verdere in geschil zijnde emolumenten, alsmede de vaststelling van het uurloon per juli 2016.
2.9
Indien deze veronderstelling onverhoopt niet opgaat, dienen partijen binnen zes weken na heden, onder overlegging van inzichtelijke berekeningen (in een duidelijk leesbaar lettertype) van de hoogte van de loonvordering, bij akte aan te geven op welke punten nog een nadere beslissing van hof noodzakelijk is.
De slotsom
2.1
Het hof zal, voor het geval partijen op grond van deze beschikking niet tot een vergelijk komen, de meest gerede partij opdragen binnen zes weken na heden bij akte een berekening als bedoeld in rov. 2.9 over te leggen, waarop de andere partij vervolgens binnen drie weken dient te reageren.

3.3. Het hof, beschikkende in hoger beroep:

draagt de meest gerede partij op om binnen zes weken na heden de onder 2.9. bedoelde akte met onderliggende berekeningen in het geding te brengen;
bepaalt dat andere partij daarop vervolgens binnen drie weken nadien mag reageren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.H. Kuiper en A.E.B. ter Heide en O.E. Mulder
en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 26 april 2018.