Uitspraak
zaak 1te noemen),
zaak 2te noemen),
Ludinga Vastgoed,
de gemeente,
1.Het verloop van het geding in hoger beroep
zaak 2op 14 februari 2017 een tussenarrest gewezen waarin een comparitie van partijen is bevolen. In
zaak 1is op de rolzitting eveneens een comparitie van partijen bepaald. Deze comparitie heeft in beide zaken op 12 mei 2017 plaatsgevonden. Het hiervan opgemaakte proces-verbaal bevindt zich in afschrift bij de stukken.
zaak 1dat het hof het vonnis van de rechtbank van 2 september 2015 vernietigt en opnieuw rechtdoende:
- voor recht verklaart dat de gemeente jegens Ludinga Vastgoed toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de samenwerkingsovereenkomst tussen partijen van 8 oktober 2004;
- de gemeente veroordeelt om de schade die Ludinga Vastgoed daardoor heeft geleden, te vergoeden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
- de gemeente in de proceskosten in beide instanties veroordeelt.
principaalhoger beroep in
zaak 2dat het hof de vonnissen van de rechtbank van 10 juni 2015 en 6 januari 2016 vernietigt en opnieuw rechtdoende:
- voor recht verklaart dat artikel 6 van de samenwerkingsovereenkomst tussen partijen van 8 oktober 2004 zowel uitbreidings- als inbreidingsplannen betreft;
- voor recht verklaart dat de gemeente in strijd met deze bepaling heeft gehandeld;
- de gemeente veroordeelt tot vergoeding van de daardoor ontstane schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
- de gemeente veroordeelt tot betaling aan Ludinga Vastgoed van € 137.696,92;
- de gemeente veroordeelt in de proceskosten in beide instanties.
zaak 2in
incidenteelhoger beroep, samengevat, dat het hof de vonnissen van de rechtbank van 10 juni 2015 en 6 januari 2016 deels vernietigt en opnieuw rechtdoende en rekening houdend met de wijziging van eis in reconventie in hoger beroep alsmede de vermindering van eis bij akte na comparitie:
- Ludinga Vastgoed veroordeelt om de opvaart in het noordelijk plangedeelte (ten noorden van bouwvlek 13 vanaf de Pollendam in noordelijke richting) tot aan het artikel 11 WRO-uitleggebied en vervolgens ook in dat nog te realiseren gebied aan te leggen met een waterlijnbreedte van 20 meter, met bepaling dat dit binnen drie maanden dient te zijn uitgevoerd, nadat het bestemmingsplan is gewijzigd en onherroepelijk is geworden en de voor deze aanleg benodigde gronden eigendom zijn geworden van Ludinga Vastgoed en/of de gemeente;
- Ludinga Vastgoed veroordeelt tot betaling aan de gemeente van € 85.811,71, met rente, met ingang van 9 juli 2016 voor een bedrag van € 85.506,79 en van 6 oktober 2016 voor een bedrag van € 304,92;
- de bestreden vonnissen voor het overige bekrachtigt;
- Ludinga Vastgoed veroordeelt in de proceskosten in het hoger beroep.
2.De vaststaande feiten
10 december 2001 een eerste concept is opgesteld van een samenwerkingsovereenkomst.
Artikel 6de zin
"gemeente zal met de middelen die haar ter beschikking staan, voorkomen dat er strijdigheden c.q. markttechnische conflicten ontstaan tussen de ontwikkeling van Ludinga en eventuele andere ontwikkelingen binnen de grenzen van de gemeente"komt in zijn geheel te vervallen. (….). Geconcludeerd wordt dat hiermee alle nog openstaande punten zijn afgehandeld, en partijen het eens zijn geworden. Dit wordt met een ferme handdruk tussen college en directie van Ludinga Vastgoed BV bezegeld. Ter afhandeling wordt het volgende afgesproken. B&W accorderen dit verslag. Vervolgens maakt (….) notaris E. Heeres op basis van dit en voorgaande verslag een eindconcept van de overeenkomst. Deze wordt besproken met (….) Woltjer. Na akkoord bevinden kan vervolgens tot ondertekening worden overgegaan."
Achtergrond
Ludinga B.V.
Gemeente
Openbaar gebied
Nutsvoorzieningen
Bestuursrechtelijke (planologische) procedures
Planschade
Kwaliteit grond
Bepalingen
Intermediair
30 november 2007 op 24 januari 2008 voor akkoord ondertekend. Hij heeft de volgende tekst aan de brief toegevoegd:
1. Opening
zaak 1). In die procedure heeft de gemeente in reconventie vorderingen ingesteld ter zake van - kort gezegd - de breedte van de opvaart, de persleiding, verrekeningen over en weer, bouwvolumes (informatieverplichting, depotrekening), depotrekening planschade, de driehoek nabij De Batting, het koop- en pachtrecht van [E] en het onderhoud en woonrijp maken van het openbaar gebied. Tevens is een drietal procedures ter zake het plan Kimswerda bij de rechtbank aanhangig gemaakt.
- het verlenen van planologische medewerking aan woningbouwprojecten, strijdig met artikel 6 van meerbedoelde overeenkomst;
- het weigeren tot overdracht aan cliënte over te gaan van een perceel grond nabij de Batting;
- het weigeren woonrijp gemaakt gebied in eigendom, beheer en onderhoud over te nemen;
- het weigeren medewerking te verlenen aan de overdracht aan uw gemeente van een
- het niet in procedure brengen van een uitwerkingsplan ex art 11 van de WRO;
- het niet voor woondoeleinden bestemmen van gronden, gelegen in fese 2 van het plangebied;
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
zaak 1gevorderd, samengevat, dat de rechtbank voor recht verklaart dat de gemeente door het opschorten van het mondeling overleg toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de samenwerkingsovereenkomst tussen partijen en de gemeente veroordeelt tot vergoeding aan Ludinga Vastgoed van de door haar daardoor geleden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, met veroordeling van de gemeente in de proceskosten.
zaak 2in conventie gevorderd, samengevat, dat de rechtbank voor recht verklaart dat artikel 6 van de samenwerkingsovereenkomst tussen partijen zodanig moet worden uitgelegd dat daaronder niet alleen uitbreidingsplannen vallen, maar ook inbreidingsplannen binnen de gemeente, dat de gemeente in de nakoming daarvan toerekenbaar is tekortgeschoten en dat de rechtbank de gemeente veroordeelt tot vergoeding aan Ludinga Vastgoed van schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
- de opvaart, met uitzondering van een nader aangeduid stuk van circa 120 meter, over de hele (gerealiseerde en nog te realiseren) lengte te verbreden tot en aan te leggen met een waterlijnbreedte van 20 meter en hiermee binnen vier weken na het vonnis te beginnen en het werk binnen twee maanden na het vonnis op te leveren, subsidiair uiterlijk bij de oplevering van fase 1 van woonplan Ludinga;
- tot het medewerken aan het verlijden van de notariële akte met betrekking tot de persleiding, overeenkomstig het concept daarvan van 25 augustus 2009, met uitzondering van art. IX daarvan;
- tot betaling aan de gemeente van € 73.792,40 met rente;
- tot betaling aan de gemeente van in totaal € 30.115,83 voor kosten van onderhoud van het openbare gebied met verklaring voor recht dat Ludinga Vastgoed gehouden is dat openbare gebied te onderhouden zo lang dat niet aan de gemeente is overgedragen;
- tot betaling aan de gemeente van de kosten voor het woonrijp maken van de Pollendam, in totaal bedragende € 289.839,13 plus rente, onder bepaling dat Ludinga Vastgoed zich ter zake niet mag beroepen op verrekening met de door haar gestelde “opschortingsschade”;
- tot betaling aan de gemeente van de kosten van het woonrijp maken van de “Noordelijke stadsuitleg Fase 2”, in totaal bedragende € 584.296,83, plus rente, onder bepaling dat Ludinga Vastgoed zich ter zake niet mag beroepen op verrekening met de door haar gestelde “opschortingsschade”;
- tot overdracht aan de gemeente van een nader omschreven perceel grond (deel van de Pollendam), op straffe van de verbeurte van een dwangsom;
- tot betaling van de proceskosten.
4.De verdere beoordeling van de grieven en de vordering
zaak 1aan de orde, nu de beslissing ten aanzien van de vordering in die zaak gevolgen heeft voor de beoordeling van één van de vorderingen van Ludinga Vastgoed in de andere zaak.
grief Ibetoogt Ludinga Vastgoed dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat Ludinga Vastgoed in strijd heeft gehandeld met artikel 21 Rv. door het overleggen van het verslag van de vergadering van het technisch overleg van 6 maart 2013 dat afwijkt van het verslag dat daarvan door de gemeente is opgesteld, zonder dat Ludinga Vastgoed daarbij heeft vermeld dat de inhoud van dat verslag nog in discussie tussen partijen was.
Grief IIricht zich tegen overweging 4.4.4 e.v. van het bestreden vonnis waarin de rechtbank oordeelt dat de gemeente niet toerekenbaar is tekortgeschoten noch onrechtmatig heeft gehandeld door het overleg met Ludinga Vastgoed op te schorten. Deze opschorting stond volgens Ludinga Vastgoed niet in een redelijke verhouding met de beweerdelijk niet door Ludinga Vastgoed nagekomen afspraken. Het mondeling overleg was immers belangrijk voor de realisatie van woonplan Ludinga waarin de bouw van meer dan 400 woningen en 300 appartementen is voorzien. In
grief IIImaakt Ludinga Vastgoed bezwaar tegen de overweging van de rechtbank dat zij niet de indruk heeft dat er in die vijf jaren helemaal geen overleg tussen partijen heeft plaatsgevonden. Tussen partijen is volgens Ludinga Vastgoed in de periode van mei 2008 tot maart 2013 wel gesproken over een integrale oplossing in de vorm van een gemeenschappelijke grondexploitatie van het woonplan Ludinga en de ontwikkeling van het detailhandelscentrum aan de Kimswerderweg te Harlingen, maar niet over de uitwerking van het woonplan Ludinga, waar dat wel nodig was. In
grief IVvoert Ludinga Vastgoed aan dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat Ludinga Vastgoed in onvoldoende mate haar stelling heeft onderbouwd dat als gevolg van de opschorting de ontwikkeling van woonplan Ludinga in de periode van mei 2008 tot maart 2013 grotendeels stil is komen te liggen. Het was volgens Ludinga Vastgoed niet mogelijk om de ontwikkeling van het woonplan Ludinga voort te zetten zonder mondeling overleg met de gemeente. Daardoor is er stagnatie in de ontwikkeling van dat plan ontstaan.
Grief Vis een veeggrief waarmee Ludinga Vastgoed het geschil in volle omvang aan het hof wenst voor te leggen.
grief Igeen behandeling behoeft, nu het falen of slagen daarvan niet relevant is voor de inhoudelijke beoordeling van de zaak. Hierbij is van belang dat de rechtbank aan haar conclusie dat Ludinga Vastgoed artikel 21 Rv. heeft geschonden slechts de gevolgtrekking heeft verbonden dat zij geen acht zou slaan op het bij productie 8 bij inleidende dagvaarding door Ludinga Vastgoed overgelegde verslag van het overleg tussen partijen op 6 maart 2013. De gemeente heeft nog betoogd dat Ludinga Vastgoed dezelfde onjuiste informatie ook in hoger beroep heeft aangevoerd en dat haar vorderingen reeds op die grond integraal moeten worden afgewezen. Gelet op hetgeen het hof hierna zal overwegen, heeft de gemeente geen belang bij een bespreking van deze stelling. De tussen partijen naar aanleiding van deze grief gevoerde discussie over (de juistheid van) het verslag van het technisch overleg van 6 maart 2013 kan in dit kader dan ook verder buiten beschouwing blijven.
17 november 2008 (zie overweging 2.32) blijkt dit nog eens duidelijk. Om die reden is in februari 2009 een gesprek gevoerd tussen Scheffer en mr. Sleijfer, eveneens zonder succes, zoals blijkt uit de brief van 5 maart 2009 van mr. Sleijfer aan de gemeente. Hierin schrijft mr. Sleijfer dat Ludinga Vastgoed een andere uitleg aan artikel 6 van de samenwerkingsovereenkomst geeft dan de gemeente, kondigt hij daarom aan rechtsmiddelen te zullen aanwenden en vervolgt hij zijn brief als volgt:
zaak 2aan de orde, maar behoeven voor de beantwoording van de vraag of de gemeente het bedoelde overleg mocht opschorten geen beantwoording, zoals hierna zal blijken uit de beoordeling door het hof van de door Ludinga Vastgoed gestelde causaliteit tussen de opschorting en de door haar gestelde stagnatie en gepretendeerde schade.
zaak 2. Ten slotte heeft de gemeente gewezen op de negatieve gevolgen van de crisis voor de bouw, welke crisis in 2008 is begonnen en jaren heeft voortgeduurd. Dat is volgens de gemeente een belangrijke oorzaak van de daling van het aantal gebouwde woningen in de betrokken periode.
zaak 2inhoudelijk oordelen. Voor de onderhavige procedure kan worden volstaan met de constatering dat door Ludinga Vastgoed niet is gesteld dat zij er schriftelijk bij de gemeente op heeft gewezen dat het bouwrijp maken van kavels en de aanleg van infrastructuur achterbleef en dat daardoor de ontwikkeling van woonplan Ludinga nadelig werd beïnvloed, noch dat zij in dat verband schriftelijk heeft aangedrongen op nader overleg daarover. De gemeente heeft in dit verband onbetwist gesteld dat de bestektekeningen voor het bouw- en woonrijp maken van het openbaar gebied al ver voor de opschorting in mei 2008 gereed waren en dat die nog steeds bruikbaar waren en alleen moesten worden bijgesteld wegens inmiddels gewijzigde voorschriften ten aanzien van het asfalteren. Bij dit alles komt dan nog dat Ludinga Vastgoed de door haar gestelde verslechtering van het aanzien van dat openbaar gebied als oorzaak van de door haar gestelde schade niet heeft onderbouwd en geheel is voorbijgegaan aan de stelling van de gemeente dat als gevolg van de crisis in die periode de woningbouw sterk is teruggelopen.
- dat er in die periode bij diverse gelegenheden inhoudelijk, mondeling overleg tussen partijen heeft plaatsgevonden over de ontwikkeling van woonplan Ludinga in verband met de (in aantal toenemende) verschillen van inzicht tussen partijen daarover;
- dat het conflict tussen partijen daarover in diezelfde periode is geëscaleerd waarbij met name de uitleg en betekenis van artikel 6 van de samenwerkingsovereenkomst een geschilpunt vormde, hetgeen voor Ludinga Vastgoed een breekpunt vormde en haar ertoe heeft bewogen om diverse gerechtelijke procedures tegen de gemeente te beginnen;
- dat al die tijd schriftelijke communicatie mogelijk is geweest;
- dat niet is gesteld of gebleken dat Ludinga Vastgoed heeft getracht de gemeente te bewegen het technisch overleg dan wel ander inhoudelijk overleg over concrete bouwplannen te hervatten;
- dat niet is gesteld of gebleken dat Ludinga Vastgoed de gemeente schriftelijk heeft gewezen op het achterblijven van het bouw- en woonrijp maken van het openbaar gebied dan wel op overleg daarover heeft aangedrongen;
grief 1betoogt Ludinga Vastgoed dat de rechtbank in haar tussenvonnis van 10 juni 2015 een onjuiste uitleg heeft gegeven van artikel 6 van de samenwerkingsovereenkomst tussen partijen van 8 oktober 2004. Een juiste uitleg van deze bepaling houdt volgens Ludinga Vastgoed in dat daaronder niet alleen uitbreidingsplannen van de gemeente worden begrepen, maar ook inbreidingsplannen. De betreffende passage bevat twee onderdelen: de contingentering en daarnaast de verplichting voor de gemeente om te voorkomen dat zich binnen de stadsgrenzen bouwontwikkelingen voordoen die concurreren met woonplan Ludinga. Alleen als het aan Ludinga Vastgoed toegewezen contingent door Ludinga Vastgoed niet wordt gerealiseerd, kan dat aan een ander project worden toegewezen, aldus Ludinga Vastgoed. Ludinga Vastgoed had deze bescherming ook nodig, omdat zij grote financiële risico’s liep met woonplan Ludinga. De door de rechtbank genoemde “side-letter” van 6 september 2004 (zie hiervoor onder de feiten overweging 2.15) maakt dat niet anders, nu de in die brief bedoelde woningbouwplannen geheel los staan van woonplan Ludinga.
Grief 2richt zich op de betekenis van het verslag van een overleg tussen de gemeente en Ludinga Vastgoed van 30 augustus 2006 waarin wordt vermeld dat burgemeester Scheffer opmerkt dat artikel 6 alleen op uitbreidingen en niet op inbreidingen ziet. Ludinga Vastgoed heeft dat verslag wel ondertekend, maar dat betekent slechts dat zij daarmee bevestigde dat de burgemeester dit heeft gezegd en niet dat zij deze uitleg van artikel 6 onderschreef. In
grief 3richt Ludinga Vastgoed zich tegen de rentetoewijzing door de rechtbank vanaf 28 juni 2008 over het door de rechtbank toegewezen bedrag van € 31.070,39, aangezien de vertraging in de betaling niet aan haar was te wijten. De gemeente vorderde aanvankelijk immers een groter bedrag waarmee Ludinga Vastgoed het niet eens was en welk bedrag ook niet door de rechtbank is toegewezen. In g
rief 4bestrijdt Ludinga Vastgoed het oordeel van de rechtbank dat de verbreding van de opvaart tot 20 meter waterlijnbreedte planologisch is toegestaan. In het zuidelijk plandeel kan een dergelijke breedte niet worden gerealiseerd, omdat de daarin opgenomen opvaart een breedte krijgt van 20 meter inclusief de oevers, terwijl in het noordelijk plandeel niet eens is voorzien in een opvaart. Dit geldt ook voor het herziene bestemmingsplan van 2015. Ludinga Vastgoed bestrijdt dat oordeel en meent dat de door de gemeente afgedwongen afspraak hierover op onaanvaardbare wijze het bestaande planologische regime doorkruist. Bovendien heeft Wetterskip Fryslân de hiervoor aangevraagde vergunning geweigerd en is deze verbreding voor een belangrijk deel feitelijk onmogelijk.
Grief 6richt zich tegen de veroordeling door de rechtbank van Ludinga Vastgoed in de proceskosten in reconventie. Ludinga Vastgoed wijst erop dat de gemeente in de loop van de procedure in eerste aanleg een groot deel van haar vorderingen in reconventie heeft ingetrokken, omdat daarover tussen partijen een regeling is getroffen dan wel de gemeente inzag dat die vorderingen niet houdbaar waren. Uiteindelijk zijn slechts twee vorderingen in reconventie overgebleven welke door de rechtbank zijn toegewezen. Ludinga Vastgoed meent dat onder die omstandigheden de rechtbank de gemeente in de proceskosten in reconventie had moeten veroordelen dan wel had moeten oordelen dat iedere partij de eigen kosten zou dragen.
grief Iaan dat de rechtbank in de beide bestreden vonnissen ten onrechte heeft geoordeeld dat de bewuste passage van artikel 6 deel uitmaakt van de samenwerkingsovereenkomst. De gemeente is van oordeel dat partijen zijn overeengekomen dat die passage werd geschrapt. In
grief IIvoert de gemeente aan dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat Ludinga Vastgoed niet gehouden is tot betaling van € 37.842,- voor de afvoer van asbest, alsmede € 5.240,02 voor het zeven van puinhoudende grond. De gemeente heeft Ludinga Vastgoed bij brief van 10 januari 2008 de kosten hiervoor in rekening gebracht, met welke brief Ludinga Vastgoed zich bij brief van 24 januari 2008 uitdrukkelijk akkoord heeft verklaard. In het kader van haar incidenteel hoger beroep heeft de gemeente verder haar eis in reconventie vermeerderd.
grieven 1 en 2 in het principaal hoger beroepen in de daarop door Ludinga Vastgoed gegeven toelichting ten aanzien van de uitleg van artikel 6 in essentie evenmin andere relevante stellingen of verweren dan die reeds in eerste aanleg waren aangevoerd en door de rechtbank in haar tussenvonnis van 10 juni 2015 gemotiveerd zijn verworpen. Het hof is van oordeel dat de rechtbank in rechtsoverweging 4.5.1 van het bestreden vonnis van 10 juni 2015 van het juiste criterium is uitgegaan. De rechtbank verwijst daarbij onder meer naar het arrest van de Hoge Raad van 5 april 2013 in de zaak Lundiform – Mexx (ECLI:NL:HR:2013:BY8108), waarin de Hoge Raad met betrekking tot de wijze van uitleggen van een overeenkomst onder meer het volgende heeft bepaald:
24 januari 2008 jegens de gemeente heeft verbonden om over de volledige planlengte een opvaart met een waterlijnbreedte van 20 meter aan te leggen, met uitzondering van een (hierna niet ter zake doend) deel van de oever van 120 meter lengte. De gemeente betoogt dat Ludinga Vastgoed tegen deze overweging geen grief heeft gericht, waardoor dit ook het uitgangspunt in hoger beroep moet zijn.
grief 4treft in zoverre doel.
grief 3 in het principaal hogeralleen voor zover het de vordering tot betaling van de wettelijke handelsrente betreft en faalt zij voor het overige.
zaak 1, hiervoor weergegeven in overweging 4.21. Het hof is daarbij immers tot de conclusie gekomen dat eventuele vertragingsschade, waaronder ook de hier bedoelde kosten moeten worden begrepen, niet aan de gemeente kan worden toegerekend.
21 maart 2016 zijn goedgekeurd. Verder dient volgens de gemeente met een creditnota van Nota Infra van 15 september 2016 ten bedrage van € 2.755,17 rekening te worden gehouden. Volgens de gemeente heeft Ludinga Vastgoed daarnaast van de nota’s van Interra een factuur van € 965,58 en één van € 304,92 nog niet betaald, welke nota’s ook door [G] zijn goedgekeurd. Ten slotte heeft Groenaanleg de gemeente op 24 juni 2016 een eindafrekening gestuurd ten bedrage van € 38.173,64, welke op 20 augustus 2016 door [G] akkoord is bevonden. Rekening houdend met de door Ludinga Vastgoed gedane betalingen, resteert dan een bedrag van € 85.811.71, met welk bedrag de gemeente haar reconventionele vordering vermeerdert.
in zaak 1heeft overwogen, heeft Ludinga Vastgoed deze vordering onvoldoende onderbouwd, op grond waarvan het hof de grieven tegen het in die zaak bestreden vonnis van 2 september 2015 van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft verworpen. Van verrekening kan daarom geen sprake zijn, zoals het hof ook al in overweging 4.39 heeft geoordeeld.
5.De slotsom
- in zaak 1falen de grieven; het bestreden vonnis van 2 september 2015 zal worden bekrachtigd;
- in zaak 2slagen
in het principaal hoger beroepgrief 4 (voor zover niet ingetrokken) en grief 3, deels, terwijl de overige grieven falen.
In het incidenteel hoger beroepfaalt grief I en slaagt grief II, terwijl de vermeerderde eis in reconventie zal worden toegewezen. Dit zal moeten leiden tot vernietiging van de bestreden vonnissen van 15 juni 2015 en 6 januari 2016, maar uitsluitend voor zover de rechtbank daarbij de vordering van de gemeente met betrekking tot de aanleg van de opvaart in noordelijke richting heeft toegewezen, de vordering van de gemeente met betrekking tot de kosten van de asbestverwijdering en het zeven van puinhoudende grond heeft afgewezen en de vordering van de gemeente tot betaling van de wettelijke handelsrente over een bedrag van € 31.070,39 heeft toegewezen.
zaak 1zal het hof Ludinga Vastgoed in de kosten van het hoger beroep in die zaak veroordelen. In
zaak 2hebben partijen ten aanzien van de opvaart deels een regeling getroffen en zijn zij voor het overige over en weer in het gelijk en in het ongelijk gesteld, waarin het hof aanleiding ziet om de proceskosten in hoger beroep, zowel in het principaal als in het incidenteel hoger beroep, te compenseren, zodanig dat iedere partij de eigen kosten dient te dragen.
zaak 1aan de zijde van de gemeente zullen worden vastgesteld op:
€ 1.788,-( 2 punten x tarief II)