ECLI:NL:GHARL:2018:3927

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 april 2018
Publicatiedatum
25 april 2018
Zaaknummer
K17/210711
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake klacht ex artikel 12 Wetboek van Strafvordering met betrekking tot explosie in militair voertuig in Afghanistan

In deze tussenbeschikking van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gedateerd 25 april 2018, wordt een klacht behandeld die is ingediend door klager tegen de beslissing van de officier van justitie om geen strafvervolging in te stellen tegen beklaagde. De klacht betreft een explosie die op 7 maart 2010 plaatsvond in een militair voertuig, type Bushmaster, dat geparkeerd stond op een Nederlands kamp in Uruzgan, Afghanistan. Klager en beklaagde bevonden zich op het moment van de explosie in het voertuig en liepen lichte verwondingen op. Klager heeft aangifte gedaan van poging tot moord, poging doodslag of (zware) mishandeling door beklaagde. Het hof heeft kennisgenomen van verschillende stukken, waaronder een ambtsbericht van de hoofdofficier van justitie en een schriftelijk verslag van de advocaat-generaal. Tijdens de behandelingen op 12 januari en 13 april 2018 zijn klager, zijn gemachtigde en de advocaat-generaal gehoord.

Het hof concludeert dat het geschetste scenario van klager, waarin beklaagde de granaat van dichtbij heeft gegooid of gerold binnen de Bushmaster, niet kan worden uitgesloten op basis van het huidige dossier. Het hof ziet aanleiding voor nader onderzoek, omdat de verklaring van beklaagde aan zijn broer, waarin hij toegeeft de granaat te hebben gegooid, nieuwe bezwaren oplevert. Het hof verzoekt de advocaat-generaal om dit nader onderzoek binnen drie maanden uit te voeren en de resultaten aan het hof te rapporteren. De verdere behandeling van de zaak wordt aangehouden totdat het onderzoek is afgerond.

Uitspraak

K17/210711
Tussenbeschikking
inzake

[klager] ,

domicilie kiezende ten kantore van zijn gemachtigde,
klager,
bijgestaan door mr. S.M. Diekstra, advocaat te Leiden,
tegen

[beklaagde] ,

thans verblijvende in Vught PPC te Vught,
beklaagde.
Op 11 september 2017 is ter griffie van het hof een klaagschrift binnengekomen van klager. Het klaagschrift richt zich tegen de beslissing van de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland om tegen beklaagde geen strafvervolging in te stellen.
Het hof heeft kennisgenomen van het ambtsbericht van de hoofdofficier van justitie van het arrondissementsparket Oost-Nederland, het schriftelijk verslag van de advocaat-generaal en de overige op deze zaak betrekking hebbende stukken.
Op 12 januari 2018 en op 13 april 2018 is de zaak in raadkamer van dit hof behandeld. Bij de behandeling op 12 januari 2018 waren klager en zijn gemachtigde, alsmede de advocaat-generaal aanwezig. Bij de behandeling op 13 april 2018 was de advocaat-generaal aanwezig. Allen zijn in raadkamer gehoord.

Het beklag

De gemachtigde van klager heeft op 8 juni 2016 namens klager schriftelijk aangifte gedaan van poging moord, poging doodslag dan wel (zware) mishandeling, althans enig (militair) strafbaar feit, gepleegd door beklaagde op 7 maart 2010 te Uruzgan (Afghanistan).
In deze aangifte verzoekt klager, door tussenkomst van zijn gemachtigde, dat nieuw, althans aanvullend, onderzoek wordt verricht naar de toedracht van de explosie in de Bushmaster.
De officier van justitie heeft de gemachtigde van klager bij brief van 15 mei 2017 meegedeeld dat naar aanleiding van de aangifte van klager de Koninklijke Marechaussee een oriënterend onderzoek heeft ingesteld dat heeft bestaan uit dossier- en bronnenonderzoek, nader technisch/forensisch onderzoek, het houden van diverse interviews en het opnemen van een verklaring van klager en beklaagde. Uit dit onderzoek zijn geen nieuwe feiten of bezwaren naar voren gekomen op grond waarvan een heropening van het onderzoek kan worden gevorderd ex artikel 255 van het Wetboek van Strafvordering.

De tussenbeoordeling van het beklag

Klager kan als rechtstreeks belanghebbende worden beschouwd en is derhalve ontvankelijk in zijn beklag.
Op 7 maart 2010 heeft een ongecontroleerde explosie plaatsgevonden in een militair voertuig, type Bushmaster, dat geparkeerd stond op een Nederlands kamp in de provincie Uruzgan in Afghanistan. Kort voor en tijdens de explosie bevonden zich twee militairen, te weten klager en beklaagde, in de Bushmaster. Ten gevolge van de explosie liepen zij lichte verwondingen op.
Klager heeft in zijn aangifte verklaard dat hij met een andere invalshoek naar het incident in de Bushmaster is gaan kijken naar aanleiding van de veroordeling van beklaagde op 24 november 2015 (in eerste aanleg) in een andere zaak. Beklaagde heeft namelijk tegenover zijn broertje, genaamd [naam broer beklaagde] , verklaard dat hij de bewuste handgranaat heeft gegooid. Beklaagde is op een later moment op deze bekentenis teruggekomen.
Naar aanleiding van de aangifte van klager heeft de Koninklijke Marechaussee (hierna: KMar) een oriënterend onderzoek, genaamd analyserapport Haines d.d. 15 februari 2017, uitgevoerd. De conclusie van dit onderzoek luidt als volgt:
Hoewel in de aangifte sprake lijkt van een andere visie of inzicht op het incident, wordt dit niet, althans onvoldoende, ondersteund met (nieuwe) feitelijkheden. Klager benoemt feitelijkheden die al eerder bekend waren en zijn onderzocht. Dit levert in juridische zin dan ook geen nieuw feit op. Op basis van de thans onderzochte stukken van overtuiging wordt derhalve geconcludeerd dat geen nieuwe omstandigheden zijn gevonden en dat geen sprake is van hernieuwde feiten of nieuwe bezwaren.
Klager en zijn gemachtigde hebben zich op het standpunt gesteld dat er geen enkele reden bestaat om te twijfelen aan het waarheidsgehalte van de vrijwillig afgelegde bekentenis van beklaagde tegenover [naam broer beklaagde] . Deze bekentenis betreft een nieuw feit dat nog niet eerder bekend was en levert als zodanig nieuwe bezwaren op. Gelet op de korte tijdspanne tussen het zien rollen van de granaat, het aanroepen van klager en het verlaten van de Bushmaster, kan het bijna niet anders zijn dan dat beklaagde de persoon is geweest die de granaat (onderhands) heeft gegooid dan wel heeft gerold. Gelet op alle bekende feiten en omstandigheden en de nieuwe bezwaren is er thans een redelijk vermoeden dat beklaagde betrokken is geweest bij de aanslag op het leven van klager.
Klager heeft in raadkamer verzocht om nader onderzoek. Hij heeft de wens geuit om te laten onderzoeken of beklaagde in zijn eentje de granaat tot ontploffing heeft kunnen brengen.
Tussenbeslissing van het hof
Het hof is van oordeel dat het door klager en zijn gemachtigde geschetste scenario -te weten het van dichtbij (onderhands) gooien dan wel rollen van de granaat door beklaagde bínnen de Bushmaster- op grond van het huidige dossier, inclusief de kleurenfoto's, niet per definitie kan worden uitgesloten. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de technische rapportages die zich thans in het dossier bevinden van een ander scenario zijn uitgaan. Daarbij komt dat beklaagde tegenover zijn broer [naam broer beklaagde] heeft verklaard dat hij de granaat heeft gegooid.
Naar het oordeel van het hof kan op grond van deze verklaring, het geschetste scenario van klager en zijn gemachtigde en het thans voorliggende dossier worden gesproken van nieuwe bezwaren in de zin van artikel 255 van het Wetboek van Strafvordering. Dat beklaagde zijn verklaring dat hij de granaat heeft gegooid op een later moment heeft ingetrokken, doet daaraan niet af.
Het hof ziet in het vorenstaande redenen om nader onderzoek te gelasten in die zin dat het voornoemde scenario door het openbaar ministerie onderzocht dient te worden.
Het hof is van oordeel dat het onderzoek niet volledig dan wel uitputtend is geweest en dat het voor een goede beoordeling van de klacht noodzakelijk is dat in ieder geval de volgende onderzoekshandelingen dienen te worden verricht:
- Het horen van de broer van beklaagde, genaamd [naam broer beklaagde] , eveneens verblijvende in Vught PPC te Vught, door de raadsheer-commissaris (mr. J.P. Bordes of mr. R.H. Koning);
- het doen van nader onderzoek door het openbaar ministerie dan wel de KMar, waarbij de aannemelijkheid van het scenario dat beklaagde van dichtbij de granaat heeft gegooid dan wel onderhands heeft geworpen of gerold ín de Bushmaster centraal staat;
- alle overige onderzoekshandelingen, die het openbaar ministerie dan wel de KMar, al dan niet naar aanleiding van de hiervoor genoemde onderzoekshandelingen, nuttig en wenselijk oordeelt.
De advocaat-generaal wordt verzocht dit nader onderzoek door het openbaar ministerie dan wel de KMar dan wel de politie te doen plaatsvinden binnen drie maanden na dagtekening van deze beschikking. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

Tussenbeslissing

Het hof:
- verzoekt de advocaat-generaal het nadere onderzoek, zoals hiervoor omschreven te doen plaatsvinden binnen drie maanden na dagtekening van deze beschikking;
- verzoekt de advocaat-generaal zorg te dragen de resultaten van voornoemd onderzoek onverwijld aan dit hof te verschaffen;
- stelt de stukken in handen van de raadsheer-commissaris, teneinde [naam broer beklaagde] als getuige te horen.
- houdt de verdere behandeling van deze zaak aan.
Deze tussenbeschikking is gegeven door mr. J.P. Bordes, voorzitter,
mr. R.H. Koning, raadsheer en brigadegeneraal (tit.) mr. drs. M. Nooijen, militair lid,
in tegenwoordigheid van mr. H.A.C. Peters, griffier,
op en ondertekend door de voorzitter en de griffier.