ECLI:NL:GHARL:2018:3924

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 april 2018
Publicatiedatum
25 april 2018
Zaaknummer
K16/1028
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht ex artikel 12 Wetboek van Strafvordering inzake vuurwapengebruik door een medewerker van de Koninklijke Marechaussee

In deze zaak gaat het om een klacht van klager tegen de beslissing van de officier van justitie om geen strafvervolging in te stellen tegen beklaagde, een opperwachtmeester van de Koninklijke Marechaussee. Klager onttrok zich aan een aanhouding en reed tegen beklaagde aan, waarna beklaagde vier keer op het voertuig van klager schoot. Klager wenst vervolging van beklaagde. Het hof heeft het beklag gegrond verklaard en oordeelt dat de strafrechter zich ter openbare zitting moet uitspreken over de zaak. Het hof overweegt dat beklaagde niet zonder meer gerechtvaardigd kon concluderen dat er een dreiging van gevaar was, en dat het schieten op een rijdende auto ernstig wordt ontraden. De beslissing van het hof houdt in dat de officier van justitie een strafvervolging tegen beklaagde moet instellen.

Uitspraak

K16/1028
Beschikking
inzake

[klager] ,

domicilie kiezende ten kantore van zijn gemachtigde,
klager,
bijgestaan door mr. B. Roodveldt, advocate te Koog aan de Zaan,
tegen

[beklaagde] ,

opperwachtmeester van de Koninklijke Marechaussee,
domicilie kiezende ten kantore van zijn gemachtigde,
beklaagde,
bijgestaan door mr. K. Versteeg, advocate te Rotterdam.
Op 7 december 2016 is ter griffie van het hof een klaagschrift binnengekomen van klager. Het klaagschrift richt zich tegen de beslissing van de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland om tegen beklaagde geen strafvervolging in te stellen.
Het hof heeft kennisgenomen van het ambtsbericht van de hoofdofficier van justitie van het arrondissementsparket Oost-Nederland, het schriftelijk verslag van de advocaat-generaal en de overige op deze zaak betrekking hebbende stukken.
Op 12 januari 2018 en op 13 april 2018 is de zaak in raadkamer van dit hof behandeld. Bij de behandeling op 12 januari 2018 waren klager en zijn gemachtigde, alsmede de advocaat-generaal aanwezig. Bij de behandeling op 13 april 2018 waren beklaagde en zijn gemachtigde, alsmede de advocaat-generaal aanwezig. Allen zijn in raadkamer gehoord.
De advocaat-generaal heeft op beide zittingsdata, in overeenstemming met het schriftelijk verslag, geconcludeerd tot ongegrondverklaring van de klacht.

Het beklag

Klager heeft op 7 april 2016 aangifte gedaan van poging doodslag dan wel poging zware mishandeling, gepleegd door beklaagde op 30 maart 2016 te Beverwijk.
De officier van justitie heeft klager bij brief van 17 november 2017 meegedeeld dat beklaagde niet vervolgd zal worden, omdat het handelen van beklaagde wordt gerechtvaardigd door de wijze waarop klager zich aan een terechte aanhouding heeft proberen te onttrekken. Door de wijze waarop klager is weggereden, is een verdenking van poging tot doodslag ontstaan op een politieambtenaar, zodat op grond van de van toepassing zijnde Ambtsinstructie(s) het vuurwapengebruik gerechtvaardigd was.

De beoordeling van het beklag

Klager kan als rechtstreeks belanghebbende worden beschouwd, zodat hijontvankelijk is in zijn beklag.
Ter zake van het feit waarop de klacht betrekking heeft, is door de Sectie Interne Onderzoeken van de Koninklijke Marechaussee (hierna: KMar) een onderzoek ingesteld waarvan de onderzoeksresultaten zijn gevoegd in het dossier.
Uit het dossier blijkt – kort samengevat – dat beklaagde in zijn hoedanigheid als opperwachtmeester van de KMar, gedurende de uitoefening van zijn functie, gebruik heeft gemaakt van zijn vuurwapen.
Incident op 30 maart 2016
Op 30 maart 2016 omstreeks 2:30 uur is klager op de snelweg A22 te Beverwijk staande gehouden door beklaagde en een collega van beklaagde, genaamd [getuige] . Tijdens deze staande houding werd aan klager medegedeeld dat hij te hard had gereden en het rijbewijs van klager werd gecontroleerd. Daarbij ontstond de verdenking van het in bezit hebben van een vals rijbewijs. Beklaagde deelde aan klager mede dat hij werd aangehouden ter zake het vermoedelijk overtreden van artikel 231 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht. Vervolgens onttrok klager zich aan de aanhouding door weg te rijden, waarbij klager volgens beklaagde en [getuige] tegen beklaagde aan is gereden. Beklaagde heeft vervolgens vier maal geschoten op het voertuig waarin klager zich verplaatste.
De verklaringen van klager
Klager heeft in zijn aangifte verklaard dat hij op de A9 in een Volkswagen Polo van een klant reed toen hij een stoptransparant achter op een voertuig van een marechaussee zag. Klager en de marechaussee stopten vervolgens op de vluchtstrook. Klager zag twee medewerkers van de marechaussee naar hem toe komen lopen. Klager hoorde en zag dat een van de medewerkers aan het deurportier van de bijrijderskant van de auto trok. Deze man had zich niet gelegitimeerd, maar klager herkende wel het voertuig als zijnde een voertuig van de politie of de KMar. Klager had de deuren en de ramen van het voertuig op slot c.q. dicht zitten. De man die aan het portier trok, hierna beklaagde genoemd, zei: ‘Oh, gaan we zo beginnen.’ Klager heeft zijn raam aan de bijrijderskant op een kiertje geopend en hij heeft zijn rijbewijs afgegeven, omdat dit werd gevraagd. Voordat klager zijn rijbewijs gaf, werd gezegd dat hij aan de kant was gezet, omdat hij meer dan 50 kilometer per uur te hard had gereden. Klager zag dat de andere man van de KMar, naar later bleek [getuige] , ook in de buurt van het voertuig waarin klager zat kwam staan. Na een paar minuten zag klager dat beklaagde zijn handschoenen aan deed en naar hem toe kwam lopen. Beklaagde zei dat klager was aangehouden wegens het hebben van een vals rijbewijs. Klager vond dit vreemd. Hij heeft zijn raam niet verder laten zakken dan een klein stukje, omdat beklaagde agressief op hem overkwam. Klager zag dat beklaagde het raam naar beneden probeerde te trekken. Beklaagde pakte het raam met beide handen vast. Klager heeft vervolgens het raam dicht gedaan. Klager zag dat beklaagde ergens naar greep, een wapen of zijn wapenstok. Omdat klager dacht dat het niet goed zou komen, heeft hij de auto gestart en is hij hard weg gereden. Klager reed de weg op, omdat het voertuig van beklaagde voor het voertuig van klager stond. Hij hoorde geluiden en hij zag de spiegel aan de bijrijderskant stuk gaan. Klager zag dat het achterraam stuk was geschoten. Klager heeft vijf of zes pistoolschoten gehoord. Klager is vervolgens naar het politiebureau van Zaandijk is gereden, waar zo’n twintig man klager stonden op te wachten.
Volgens klager werd hij tijdens de staande houding bang, toen beklaagde zijn wapen of wapenstok wilde pakken. Beklaagde kwam agressief op hem over, omdat hij aan de deur van zijn voertuig trok en zei dat hij de deur open moest maken. Klager heeft verklaard dat hij niets, ook niet beklaagde, heeft geraakt tijdens het wegrijden vanaf de vluchtstrook.
Klager heeft in zijn klaagschrift verklaard dat in ieder geval nader onderzoek gedaan dient te worden naar de vraag of het vuurwapengebruik onder deze omstandigheden gerechtvaardigd was en of dit in overeenstemming met de vuurwapeninstructie was.
Klager heeft, door tussenkomst van zijn gemachtigde, in raadkamer verklaard dat hij niet tegen beklaagde is aangereden op het moment dat hij weg reed.
Daarnaast is het volgende aangevoerd:
- Het onderzoek naar de plaats delict is vrij summier geweest;
- beklaagde heeft de vermeende aanrijding niet direct aan de meldkamer gemeld als reden voor het vuurwapengebruik;
- de verklaring van beklaagde over zijn vermeende angstgevoelens is niet eenduidig;
- beklaagde heeft tegenstrijdig verklaard over de antecedenten van klager, waarvan hij door de meldkamer op de hoogte zou zijn gesteld.
Hierdoor dienen vraagtekens te worden geplaatst bij de betrouwbaarheid van de verklaringen van beklaagde. Volgens klager heeft beklaagde het inrijden op beklaagde door klager opgeworpen ter rechtvaardiging van het schieten.
De verklaringen van beklaagde
Beklaagde is op 3 mei 2016 als getuige gehoord. Hij heeft verklaard dat hij met zijn collega [getuige] op de A9 reed toen een Volkswagen Polo hen opviel door zijn hoge snelheid. De bestuurder van het desbetreffende voertuig reed 66 kilometer per uur te hard. Beklaagde en [getuige] hebben de bestuurder staande gehouden middels het stop-transparant aan de achterzijde van het KMar voertuig. Beklaagde heeft verklaard dat hij is uitgestapt en naar de bijrijderskant is gelopen, waar het raam van de Volkswagen Polo een klein stukje open stond. Beklaagde noemde zijn naam en zei dat hij van de marechaussee was. Beklaagde heeft de bestuurder, hierna klager, verzocht om het raam verder te openen om gemakkelijker te kunnen communiceren. Klager gaf beklaagde te kennen dat hij dat niet wilde. Beklaagde voelde aan het portier aan de bijrijderszijde dat dit op slot zat. Beklaagde vroeg nogmaals om het raam verder te openen, maar klager gaf geen gehoor aan zijn verzoek. Beklaagde liep naar de bestuurderszijde en zag dat het raam aan deze zijde nog minder geopend was. Klager werkte niet mee, waarna beklaagde nogmaals heeft verzocht om het raam iets verder te openen. Klager gaf beklaagde te kennen dat hij het raam niet verder zou openen en dat hij beklaagde voldoende verstond. Beklaagde besloot verder te gaan en deelde de reden voor de staande houding mede en vorderde het rijbewijs en later ook het kentekenbewijs van klager. Klager had zijn rijbewijs in zijn hand, maar beklaagde moest na de vordering nogmaals drie of vier keer vragen om het rijbewijs voordat klager dit gaf. Klager gaf zijn kentekenbewijs, na vordering, niet. Direct na overhandiging van het rijbewijs voelde beklaagde dat dit anders dan andere rijbewijzen voelde. Collega [getuige] kreeg ook de indruk dat het rijbewijs niet echt was. Voorts kwam de foto op het rijbewijs niet overeen met klager; klager was donkerder dan de persoon op de foto. De meldkamer gaf aan dat klager veelvuldig voorkwam in het politiesysteem, maar dat er geen bijzonderheden waren. Na deze reactie besloten beklaagde en [getuige] om klager aan te houden vanwege het vermoeden van het hebben van een vervalst rijbewijs. Beklaagde deelde klager de aanhouding mede en vorderde hem om uit te stappen. Klager zei dat hij niet ging uitstappen, waarna beklaagde dit nogmaals vorderde. Vervolgens heeft beklaagde klager medegedeeld dat klager moest meewerken en dat er anders geweld gebruikt zou worden. Beklaagde zag klager licht glimlachen en voor zich uit staren. Beklaagde probeerde het raam naar beneden te forceren. Beklaagde trok zijn handschoenen aan en trachtte opnieuw het raam naar beneden te trekken, wat niet lukte. Klager sloot vervolgens het raam. Beklaagde gaf een klap op het raam en vervolgens twee klappen met zijn elleboog. Beklaagde wilde vervolgens zijn zaklamp pakken om hiermee het raam in te slaan. Beklaagde heeft verklaard dat hij zijn zaklamp aan zijn linkerzijde draagt en zijn vuurwapen aan zijn rechterzijde. Beklaagde zag de hand van klager naar de versnellingspook gaan en hij hoorde dat gas werd gegeven. Klager draaide het stuur met twee handen helemaal naar links. Beklaagde stond tegen het voertuig, met zijn linkerzijde ter hoogte van de linker buitenspiegel. Beklaagde voelde vervolgens de auto naar voren bewegen en hij voelde dat de auto hem hard raakte op zijn linker bovenarm ter hoogte van zijn schouders. Beklaagde voelde de tik en bewoog zich zijwaarts. Als hij dit niet had gedaan, was hij onder het achterwiel van de auto terecht gekomen. Beklaagde heeft verklaard dat klager de ruimte had om eerst rechtdoor te rijden. Nadat de auto beklaagde raakte, heeft hij zijn vuurwapen getrokken en vier maal op het voertuig geschoten. Beklaagde heeft verklaard dat hij tijdens het schieten laag op de auto heeft gericht. Beklaagde had de intentie om klager tot stoppen te dwingen door de auto te raken. Beklaagde heeft verklaard dat hij nooit de intentie heeft gehad om klager te raken.
Beklaagde heeft aangifte gedaan van poging doodslag, gepleegd door klager op 30 maart 2016, omdat klager bij het wegrijden opzettelijk op beklaagde zou zijn ingereden. De gemachtigde van beklaagde heeft ter terechtzitting verklaard dat klager hiervoor is vervolgd voor poging tot zware mishandeling.
Beklaagde is op 8 mei 2017 door de rechter-commissaris als getuige gehoord. Beklaagde heeft verklaard dat hij door de toedracht twee à drie weken uit de roulatie is geweest, omdat hij een kneuzing aan zijn linker schouder had en een zenuwbeknelling bij zijn nek en schouder. Beklaagde heeft verklaard dat hij in de nacht van het incident een proces-verbaal van bevindingen heeft opgemaakt, dat hij op een later tijdstip heeft aangevuld.
Beklaagde heeft op 13 april 2018 in raadkamer een geneeskundige verklaring van zijn huisarts, opgemaakt op 1 april 2016, overgelegd.
Beklaagde heeft in raadkamer verklaard dat hij er niet over na heeft gedacht om in zijn dienstvoertuig te springen om achter klager aan te rijden, maar dat hij in een split second de beslissing heeft genomen om zijn vuurwapen te pakken en te schieten. Klager moest aangehouden worden, omdat zij niet wisten wie hij was. Omdat hij eerder gevaarlijk rijgedrag had vertoond door zo hard te rijden, was het gevaarlijk om hem weg te laten rijden.
Beklaagde heeft verklaard dat het schieten op een rijdende auto niet wordt getraind tijdens de opleiding, ook niet tijdens oefeningen in een simulator.
In totaal had beklaagde vijftien patronen in zijn dienstwapen zitten.
De gemachtigde van beklaagde heeft, kort en zakelijk weergegeven, in raadkamer verklaard dat vervolging niet haalbaar en opportuun is. Er was geen sprake van opzet in de zin van het Wetboek van Strafrecht. Subsidiair is aangevoerd dat beklaagde succesvol een beroep kan doen op de strafuitsluitingsgrond genoemd in artikel 42 van het Wetboek van Strafrecht, het wettelijk voorschrift. Beklaagde heeft voldaan aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit; beklaagde kon de auto niet op een andere wijze doen stoppen en hij heeft getracht de auto zo laag mogelijk te raken. Daarnaast is het niet opportuun om beklaagde te vervolgen, omdat hij in een split second heeft moeten beslissen en hij een lange carrière zonder incidenten bij de KMar heeft. Voorts kan gesproken worden van medeschuld aan de zijde van klager.
Getuigenverklaring
Getuige [getuige] , wachtmeester van de KMar en collega van beklaagde, is op 4 mei 2016 als getuige gehoord. Hij heeft verklaard dat beklaagde en hij een Volkswagen Polo zagen rijden die 66 kilometer per uur te hard reed. Zij besloten het rijbewijs van de bestuurder in te gaan vorderen op basis van de forse overschrijding van de maximum snelheid. Nadat een stopteken aan klager is gegeven, zijn allen gestopt op de vluchtstrook. Volgens de getuige stond hun voertuig ongeveer tien meter voor de Volkswagen Polo stil. Samen met beklaagde liep hij naar de Volkswagen Polo. De getuige zag dat het raam aan de bijrijderszijde vier à vijf centimeter open stond en dat beklaagde aan deze zijde van het voertuig ging staan. De getuige hoorde dat beklaagde aan klager vroeg of hij het raam wat verder wilde openen, zodat de communicatie wat gemakkelijker zou verlopen. De getuige zag het raam niet verder omlaag gaan. Beklaagde vroeg dit meerdere malen. Beklaagde en hij zijn naar de bestuurderszijde gelopen, waar vervolgens hetzelfde gebeurde. Klager gaf hen te kennen dat hij het raam niet verder wilde openen. Beklaagde vroeg twee maal om het rijbewijs van klager, maar klager weigerde dit af te geven en zei dat hij niet te hard had gereden. Klager gaf uiteindelijk zijn rijbewijs. Beklaagde had contact met de meldkamer en de getuige hoorde beklaagde zeggen dat de auto niet op naam stond van de persoon die op het rijbewijs stond. De getuige nam het rijbewijs over van beklaagde en voelde dat dit totaal anders aanvoelde dan een normaal rijbewijs. Voorts kwam de foto op het rijbewijs niet overeen met het uiterlijk van de persoon in de auto, zijnde klager. Beklaagde gaf het RTID (Real Time Intelligence desk) te kennen dat zij klager zouden aanhouden, omdat het RTID aangaf dat het lang zou duren om uit te zoeken of de rijbewijshouder bekend was met valsheid in geschrift, omdat de rijbewijshouder meer dan 400 antecedenten had.
De getuige heeft verklaard dat hij beklaagde aan de deur heeft zien trekken nadat alle medewerking door klager werd geweigerd. Beklaagde vorderde klager meerdere malen om uit te stappen en heeft daarbij gewaarschuwd dat bij niet-medewerking geweld gebruikt zou worden. Beklaagde probeerde het raam te openen, maar dit lukte niet. Klager sloot het raam, waarna beklaagde twee elleboogstoten tegen het raam gaf. Vervolgens maakte klager een beweging aan het stuur naar links en hoorde en zag de getuige dat er gas werd gegeven en dat het voertuig wegscheurde. Beklaagde werd door het voertuig geraakt aan zijn linkerzijde. Beklaagde sprong op dat moment naar rechts. Op het moment dat beklaagde weg sprong, kwam hij met zijn gezicht richting de Volkswagen Polo te staan. De getuige zag dat beklaagde in die beweging zijn vuurwapen trok. Beklaagde vuurde vier maal op de Volkswagen Polo.
Onderzoek
Uit een proces-verbaal sporenonderzoek, opgemaakt op 19 april 2016, blijkt dat onderzoek is gedaan door twee opperwachtmeesters van de KMar naar de Volkswagen Polo waar klager zich ten tijde van het incident in bevond. De opperwachtmeesters hebben gerelateerd dat er vijf beschadigingen, vermoedelijk schotbeschadigingen, zijn aangetroffen aan het voertuig, namelijk:
- Een gat aan de linker onderzijde van de achterruit. De kogelpunt bevond zich in de achterbank met de achterzijde naar voren gericht;
- Een gat in de overgang van de achterbumper naar de achterklep. De kogelpunt werd aangetroffen in het metalen frame van de bumper;
- Een gat in de wielkast ter hoogte van de bovenzijde van de bumperrand. In de wielkast werd geen kogelpunt aangetroffen;
- Een beschadiging op het voorportier aan de bijrijderszijde tussen de handgreep en het raam. Gezien de vorm van de beschadiging is deze mogelijk afkomstig van een kogelpunt die is afgeketst op het rechter portier;
- Beschadigingen aan de rechter buitenspiegel. Het glas van de rechter buitenspiegel was op twee plaatsen vernield. Deze beschadigingen zijn mogelijk veroorzaakt door een kogelpunt dan wel fragmenten van een kogelpunt. De kogelpunt is mogelijk via het rechter portier richting de rechter buitenspiegel afgeketst. De beschermkap van de rechter buitenspiegel was niet beschadigd.
Uit een ander proces-verbaal sporenonderzoek, opgemaakt op 19 april 2016, blijkt dat een adjudant onderofficier van de KMar forensisch sporenonderzoek heeft verricht op de snelweg A22. Op de snelweg zijn hulzen veilig gesteld. Op een afstand van 54 meter verder dan de aangetroffen hulzen zijn drie delen van de behuizing van een buitenspiegel (wit) aangetroffen. Ter hoogte van de aangetroffen hulzen was een bandenspoor op het asfalt te zien. Dit bandenspoor liep in de richting van de uiterst linker rijstrook van de A22.
Uit een rapportage van het Kenniscentrum Wapensystemen en Munitie, opgemaakt op 4 april 2016, blijkt dat onderzoek is verricht naar het wapen, een Glock 17, waarmee beklaagde heeft geschoten. Uit dit onderzoek blijkt dat de trekker-, afvuurstang- en de slagpinveiligheid goed werken, zodat een ongecontroleerd schot niet te verwachten valt.
Met het wapen zijn in totaal 51 schoten gelost in verband met schiettesten. Tijdens het schieten hebben zich geen storingen voorgedaan.
De conclusie van het onderzoek is als volgt: ‘
Dit pistool is, zowel wapen- als schiettechnisch, in alle opzichten in prima staat. Het is niet mogelijk dat dit wapen, in de huidige toestand, spontaan een schot kan laten afgaan zónder dat daarbij de trekker actief wordt overgehaald.’
Uit een proces-verbaal sporenonderzoek, opgemaakt op 4 mei 2016 door een adjudant onderofficier van de KMar, blijkt dat deze verbalisant het wapen, waarmee is geschoten tijdens het incident, heeft ontladen. Het wapen was doorgeladen en het patroonmagazijn was voorzien van tien patronen. In de kamer zat een scherpe patroon.
In een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 15 mei 2016, zijn de meldkamer-gesprekken met beklaagde uitgewerkt. Hieruit blijkt dat beklaagde de volgende reden heeft opgegeven voor het lossen van de schoten: ‘Hij had geblindeerde ramen, hij had het raampje heel matig open, geen identiteit van de man bekend, toen we over wilden gaan tot de aanhouding geprobeerd de ramen eruit te slaan, toen ging hij er vandoor. Man is betrokken bij meerdere ramkraken geweest dus derhalve wapen getrokken en een schot gelost.'
Uit een opgemaakte calculatie reparatiekosten van 18 januari 2017 blijkt dat de reparatiekosten van de Volkswagen Polo in totaal uitkomen op een bedrag van € 4.964,31.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het beklag gegrond is en overweegt daartoe als volgt.
Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of beklaagde als (ervaren) medewerker van de KMar onder de gegeven omstandigheden vier keer gericht op een (weg)rijdende auto heeft mogen schieten.
Daarbij is onder meer van belang of vast komt te staan of sprake was van feiten of omstandigheden waaruit beklaagde gerechtvaardigd de conclusie heeft kunnen trekken dat het gevaar dan wel de dreiging van gevaar voor hem en/of derden nog steeds aanwezig was. Naar het voorlopig oordeel van het hof is daarvan niet zonder meer sprake.
Beklaagde heeft in raadkamer bovendien verklaard dat hij (bewust) heeft geschoten om klager tot stoppen te dwingen en dat hij niet getraind was op het schieten op dan wel in de richting van een (snel) (weg)rijdende auto. Daarbij geldt in het algemeen dat wanneer de schietafstand groter wordt, het risico dat het punt van inslag van de kogel afwijkt van het richtpunt eveneens groter wordt. Het hof verwijst in dit verband naar een Nota van Toelichting [1] , waarin het volgende staat verwoord:
'
Ten aanzien van het gebruik van een vuurwapen wordt in dit verband tevens opgemerkt dat het schieten op rijdende auto's ernstig wordt ontraden. Reden hiervoor is de geringe kans op succes om het voertuig tot stilstand te brengen, naast het feit van een relatief hoog risico voor het raken van de aanwezige personen door projectielen die via het voertuig afdwalen.'
Het hof acht het op grond hiervan aangewezen dat de strafrechter zich ter openbare zitting uitspreekt over bovengenoemde vraagstelling en de onderhavige zaak in zijn geheel.
Gelet op het vorenstaande zal het hof het beklag gegrond verklaren en de vervolging van beklaagde bevelen. Er wordt beslist als volgt.

Beslissing

Het hof:
Beveelt dat door de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland een strafvervolging tegen
[beklaagde]zal worden ingesteld ter zake van het misdrijf omschreven in de artikelen
287 jo. 45 en/of 302 jo. 45 en/of 285van het Wetboek van Strafrecht.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.P. Bordes, voorzitter,
mr. R.H. Koning, raadsheer en Brigadegeneraal (tit.) mr. drs. M. Nooijen, militair lid,
in tegenwoordigheid van mr. H.A.C. Peters, griffier,
op en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Voetnoten

1.Nota van Toelichting bij het Besluit van 8 april 1994, houdende regels met betrekking tot een nieuwe Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar en de maatregelen waaraan rechtens van hun vrijheid beroofde personen kunnen worden onderworpen, gepubliceerd in