Op 16 november 2017 wordt [verzoeker] op staande voet ontslagen. [verweerder]
bevestigt zowel per e-mailbericht (ook naar de gemachtigde van [verzoeker] ) van 16 november 2017 als per aangetekende brief (met bijlagen) van 17 november 2017 het ontslag
op staande voet. In de brief staat onder meer het volgende.
“
Aan dit ontslag liggen de volgende redenen ten grondslag:
Kennelijke onwaarheden:
Vanaf het moment dat u in dienst getreden bent, wel te weten 3 september 2017, heb ik —
helaas moeten constateren dat u kennelijke onwaarheden, met gevolgen voor de dienstbetrekking, heeft verteld. De meest schrijnende zet ik hieronder uiteen. Het is begonnen toen u meldde dat u naar het ziekenhuis moest voor onderzoek aan uw oog, althans een plekje daarachter. U heeft hiervoor diverse malen per mail of WhatsApp vrij voor gevraagd en daarvoor heb ik u vrij gegeven (bijlage 1). Op woensdag 11 oktober 2017 moest u naar uw zeggen naar het ziekenhuis voor de uitslagen van de onderzoeken, die reeds daarvoor op verschillende dagen hebben plaatsgevonden. In de middag deelde u mij mede dat de behandeld arts u heeft medegedeeld dat uw rijbewijs ongeldig zou worden
verklaard, omdat de gezwellen/tumoren druk opbouwden en er ook voor kunnen zorgen dat u flauw valt. Desalniettemin maakte u uw week af en vrijdag 13 oktober 2017 vertelde u in het bijzijn van meerdere personen, waaronder [persoon 1] , [persoon 2] en mevrouw M.A. Berkvens -van Wijk, dat u niet meer mocht rijden, omdat uw rijbewijs ongeldig is verklaard. U is toen nog gevraagd om een brief van het CBR of een bewijsstuk anderszins. U zei dat te regelen. Voorts is er uitgebreid gesproken over het verrichten van vervangende werkzaamheden. Helaas kwam u hierop niet terug. Daarentegen stelde u dat ik wel goed verzekerd zou zijn om zijn inkomen te kunnen door betalen. Ik heb u uitgelegd dat dit niet het geval is, daar dit per werknemer wordt geregeld en u nog te kort in dienst was om de verzekering definitief rond te hebben. (...) Op maandag 16 oktober 2017 heb
ik gebeld met het CBR en de RDW en gevraagd naar de status van uw rijbewijs. Er werd mij
medegedeeld dat — in tegenstelling tot hetgeen u veelvuldig stelde — het rijbewijs geldig was en er ook niets bekend was van een aanvraag van een arts en een onderzoek dat daarna nog dient te volgen, alvorens over wordt gegaan tot ongeldigverklaring van het rijbewijs. Ik heb u geconfronteerd met deze bevinding (bijlage 4). U heeft daarna gesteld dat u niet gezegd zou hebben dat het rijbewijs ongeldig is verklaard en dat er slechts sprake zou zijn van een advies (bijlage 5). Ik heb u aangegeven dat u wel degelijk verteld heeft dat het rijbewijs ongeldig was verklaard (bijlage 6). Daarop is geen reactie van u gekomen, doch slechts — ineens — van uw advocaat (bijlage 7). Wel stuurde u ineens een dreigende mail over uw loon. Bij verificatie achteraf blijkt deze eveneens vanuit Spanje te zijn
verzonden, waarover later meer (bijlage 8). In tussentijd heb ik de arbodienst, [bedrijf Y] ,
ingeschakeld teneinde vast te stellen of u wegens medische gronden de functie van chauffeur niet langer zou kunnen uitoefenen. Hiertoe is een uitnodiging toegezonden. Doch, u verscheen zonder tegenbericht niet. Hiertoe heeft u een officiële waarschuwing gehad. Er is voorts een tweede afspraak gemaakt, waarop u eveneens niet bent verschenen. Wel diende uw advocaat mij mede dat u niet op de tweede afspraak zou verschijnen, omdat u op vakantie bent in Spanje. Uw advocaat stelde bovendien namens u dat ik hiervoor toestemming zou hebben verleend. Dat is absoluut niet het geval geweest. U heeft geen aanvraag voor vakantie gedaan en ik heb u hiervoor geen toestemming verleend. U was bovendien nog geen zes weken in dienst, zodat u niet eens vakantiedagen heeft opgebouwd. Verder heeft u uw advocaat een conceptdagvaarding laten opstellen, zonder haar van de reeds toegezonden
loonstrook met onderbouwende bescheiden ter zake ‘verdwenen’ pallets, waarover later meer, te voorzien. Deze waren u immers per aangetekende post toegezonden (...) Later werd duidelijk dat u deze toch niet zelf in ontvangst heeft genomen, omdat u dus — zonder toestemming of verlof van mij alsook van het UWV, waarop u bovendien een beroep heeft gedaan — in Spanje op vakantie was.
Verdwenen pallets:
Zoals gesteld, zijn er bescheiden bij uw loonstrook over periode 10 gevoegd. Deze bescheiden hebben betrekking op pallets, die u had behoren mee te nemen en dienen te ruilen. Deze pallets behoren aan de klant van onze opdrachtgever toe en door deze niet mee te nemen, althans deze niet af te leveren c.q. te ruilen, worden de kosten van de pallets op mij als vervoerdersbedrijf verhaald. Dit is meerdere keren voorgevallen. Doch, ik ging ervan uit dat u het één en ander vergeten was, omdat u dat ook zelf stelde. Bij de eerste 40 missende pallets, heeft u mij per WhatsApp zelfs medegedeeld dat ik de kosten ervan in mindering op uw loon mocht brengen (bijlage 10). Daar bij mij twijfel is ontstaan of u wel de
waarheid vertelt, gezien de kennelijke onwaarheden die u verteld heeft, heb ik nogmaals navraag gedaan naar de pallets. Wat blijkt, de pallets zijn niet vergeten, maar zijn nergens meer aangetroffen. Zulks terwijl deze aldus onder uw verantwoordelijk vielen. Dit wordt dan ook door mijn opdrachtgever bevestigd (bijlage 11). Ofwel, de pallets zijn door uw toedoen “verdwenen”. Ik neem het dan ook in overweging om hiervan aangifte te doen. De kennelijke onwaarheden en het definitief verdwijnen van de pallets vormen elk afzonderlijk, doch ook in samenhang een dringende reden voor ontslag op staande voet.
Verder wens ik nog de volgende omstandigheden aan het licht te brengen, die bovendien een dringende reden opleveren voor ontslag op staande voet. Ik acht het uiterst merkwaardig dat u altijd heeft gesteld niet in loondienst werkzaam te willen zijn. U bent dan ook altijd ZZP’er geweest. Doch, in augustus 2017 heeft u gesolliciteerd naar aanleiding van een vacature op facebook. In goed vertrouwen heb ik u in dienst genomen. U was immers een vriend van mij. (...) Toch moest ik ondertussen van [persoon 2] vernemen dat u de trailer zonder een toestemming van mij en zonder deugdelijke sloten op een terrein had afgekoppeld.
U stelde dat u de losse trekker nodig had als vervoersmiddel naar uw huis. Ik was hier al enorm over verbaasd en heb uitgelegd dat dit niet de bedoeling kan zijn. Daarbij heb ik u een waarschuwing moeten geven.
Toen u in de vijfde week kenbaar maakte wat uw ziektebeeld was, was ik geschokt. (...) Hoewel u niet gehouden bent om mij bewijsstukken van uw medische informatie te verschaffen, gaf u telkens op mijn vraag daarnaar alsook van mijn vrouw aan dat u dat zou regelen. Dat heeft u tot op heden niet gedaan. Verder heeft u gaandeweg verschillende verhalen omtrent uw ziektebeeld verteld en tegen diverse personen. Zo heeft u gesteld dat u nog maar 1-10 jaar te leven had en de andere keer dat het geen tumoren waren, maar slechts gezwellen. Voorts heeft u verteld dat u ook niet in een vliegtuig zou mogen stappen, wegens de druk op uw hoofd. Later vertelde u dat u weer wel in een vliegtuig mocht
stappen, maar dat in een autorijden niet kon door de ongeldigverklaring van het rijbewijs. Ook omtrent de aard en duur van de behandelingen heeft u verschillende uitspraken gedaan. (...)
Verder heeft u geen enkele inspanning verricht om aan deze situatie, ervan uitgaande dat uw
ziektebeeld werkelijkheid is, naar behoren invulling te geven. U heeft niet gereageerd op het voorstel dat uitvoerig besproken is ten aanzien van de vervangende werkzaamheden. Sterker nog, u heeft helemaal niet gereageerd ter zake het aanpakken van deze situatie. U meldde zich prompt per mail ziek. Ik heb u nog voorstellen gedaan om de situatie anders aan te pakken. U gaf aan daaraan — ook — geen gehoor te geven. Verder hoorde ik niet van u, dan ineens van uw advocaat, die u dus klaarblijkelijk heeft ingeschakeld. Daarenboven bleek u ineens in Spanje op vakantie te zijn op het moment dat u tot tweemaal toe niet op de afspraak van de bedrijfsarts bent verschenen. (...). U had op zijn minst met mij dienen te communiceren over het “hoe nu verder”. (...) Voor zover u de rechtmatigheid van het ontslag op staande voet in rechte wenst te betwisten, verdient het opmerking dat ik naast het ontslag op staande voet een verzoek tot voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst zal indienen, daar er gelet op al het vorenstaande — tevens — sprake is van een gewichtige reden, waarom de arbeidsrelatie niet meer kan worden voortgezet. Kortgezegd, u heeft mijn vertrouwen in onmiskenbare wijze geschaad.
Nogmaals, alle omstandigheden voornoemd leveren, ieder zelfstandig, doch ook in onderlinge samenhang, een dringende reden ex art. 7:677 juncto art. 7:678 BW op. Indien één of meer van de in deze brief genoemde omstandigheden niet vast komen te staan dan ben ik ook van mening dat een dringende reden kan worden aangenomen en was ik ook tot ontslag op staande voet overgegaan.
Het ontslag op staande voet heeft tot gevolg dat uw arbeidsovereenkomst met [X]
met ingang van 16 november 2017 ten einde is gekomen. Door uw handelen heeft u een dringende reden veroorzaakt, die in ieder geval aan u te verwijten valt, zodat u een vergoeding verschuldigd bent conform art. 7:677 lid 2 juncto 7:677 lid 3 BW. Volledigheidshalve vermeld ik u dat deze vergoeding gelijk is aan uw loon tot aan de dag dat de arbeidsovereenkomst normaliter zou zijn geëindigd. (...)”