III. te bepalen dat elke partij de eigen proceskosten draagt in beide procedures.
7. De GI verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.
Beoordeling
8. Het verzoek van de GI om toestemming voor wijziging van het verblijf van [de minderjarige1] naar de moeder kan slechts worden afgewezen indien het hof dat in het belang van [de minderjarige1] noodzakelijk oordeelt. Op basis van de beschikbare gegevens, kan het hof het belang van [de minderjarige1] onvoldoende toetsen. Meer in het bijzonder is het hof van oordeel dat de gevolgen voor [de minderjarige1] van de wijziging van haar verblijfplaats onvoldoende duidelijk zijn geworden. Uit de laatste rapportage met betrekking tot het perspectiefonderzoek van [E] blijkt niet hoe de belangen van [de minderjarige1] zijn gewogen. Een en ander klemt te meer omdat in een eerdere rapportage van [E] is opgenomen dat [de minderjarige1] niet of nauwelijks gehecht zou zijn aan haar ouders en ook dat [de minderjarige1] slecht tegen veranderingen kan. Een overplaatsing naar de moeder betekent voor [de minderjarige1] onmiskenbaar een grote verandering. Zij is nagenoeg vanaf haar geboorte bij haar oma opgegroeid en een overplaatsing naar de moeder betekent voor haar dus het verlies van haar primaire opvoeder sinds babytijd, naast dat sprake is van een verandering van woonplaats en haar directe netwerk. Ook is sprake van een wezenlijk andere gezinssamenstelling. Bij oma is zij enig kind en bij de moeder komt zij in een gezin met nog twee (jonge) kinderen, waarvan de oudste ( [de minderjarige3] ) kindeigen problematiek heeft en (recent) is teruggeplaatst bij de moeder. Gebleken is hierbij dat er geen duidelijk plan is hoe bij een wijziging van het verblijf de contacten tussen [de minderjarige1] en haar oma blijven gewaarborgd op een wijze die in het belang van [de minderjarige1] noodzakelijk moet worden geacht. Ter zitting is in dat kader gebleken dat de huidige overdrachten spanningsvol verlopen en dat er geen duidelijke afspraken zijn gemaakt over de omgang voor de zeer nabije toekomst.
9. Alvorens tot een beslissing te komen, acht het hof nadere informatie van de GI noodzakelijk. Het hof wil nader geïnformeerd worden over:
- het verloop van de (ruimere) omgang tussen [de minderjarige1] en de moeder/ouders;
- het functioneren van [de minderjarige1] in het gezin bij de moeder en ook over het functioneren van [de minderjarige1] bij oma, bijvoorbeeld door meerdere observaties door een gedragsdeskundige en
- de wijze waarop de GI de belangen van [de minderjarige1] bij een overplaatsing weegt.
Het hof houdt om die redenen iedere verdere beslissing aan. Na ontvangst van de informatie zal er een nieuwe zitting worden gepland. De raad voor de kinderbescherming zal ook voor die zitting worden opgeroepen en worden verzocht om te verschijnen om het hof van advies te dienen.
Ten overvloede merkt het hof op dat uitgaande van een plaatsing bij oma en de contactmomenten met de ouders het in het belang van [de minderjarige1] is dat er nu deze eerste dagen geen onrust ontstaat en [de minderjarige1] eerst (na haar geplande verblijf bij de moeder tot 5 april 2018) terugkeert naar oma en een intensieve omgangsregeling met de ouders zal hebben, waarbij ook een week-op-week-af-regeling in overweging kan worden genomen. Het komt het hof voor dat de schoolgang van [de minderjarige1] even 'on hold' kan worden gezet omdat [de minderjarige1] nog niet leerplichtig is en er nu andere grote belangen de aandacht vragen.
10. Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige1] in een voorziening voor pleegzorg (bij oma), zoals verzocht, ( tot 3 juni 2018), acht het hof in het belang van [de minderjarige1] noodzakelijk om haar plek bij oma te waarborgen zolang nog geen duidelijkheid bestaat over de overplaatsing naar de moeder. Het hof zal dit verzoek dan ook toewijzen.
11. Het schorsingsverzoek zal het hof afwijzen nu dat is ingetrokken.