Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep inzake partneralimentatie tussen een man en een vrouw die in gemeenschap van goederen zijn gehuwd en vier meerderjarige kinderen hebben. De partijen zijn sinds 24 november 2013 feitelijk uit elkaar. In eerste aanleg heeft de rechtbank Overijssel op 14 augustus 2017 de partneralimentatie van de vrouw vastgesteld op € 4.000,- per maand, met ingang van 1 september 2017. De man is in hoger beroep gegaan en heeft drie grieven ingediend, waarbij hij de behoefte en behoeftigheid van de vrouw ter discussie stelt. Het hof heeft de mondelinge behandeling op 2 maart 2018 gehouden, waarbij beide partijen in persoon aanwezig waren, bijgestaan door hun advocaten.
Het hof oordeelt dat de vrouw haar behoefte aan partneralimentatie onvoldoende heeft onderbouwd. De vrouw heeft zich enkel gebaseerd op de hofnorm van 60% van het netto gezinsinkomen, zonder concrete gegevens over haar uitgavenpatroon of de kosten van haar levensonderhoud te overleggen. De man heeft betwist dat de vrouw haar behoefte op deze manier kan aantonen en stelt dat de werkelijke behoefte veel lager is. Het hof concludeert dat de vrouw niet voldoende gegevens heeft overgelegd om haar stelling te onderbouwen, en dat zij had moeten aantonen wat haar huwelijksgerelateerde behoefte is.
Daarom vernietigt het hof de beschikking van de rechtbank Overijssel en wijst het verzoek van de vrouw om partneralimentatie af. De beslissing houdt ook rekening met de draagkracht van de man en de vrouw, en het hof concludeert dat de vrouw in staat is om zelf in haar onderhoud te voorzien. De proceskosten worden niet aan de man opgelegd, aangezien de vrouw in het ongelijk is gesteld.