Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Regiecentrum Bescherming en Veiligheid,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de moeder over haar minderjarige kind, [de minderjarige1]. De moeder, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, heeft twee grieven ingediend die uitsluitend betrekking hebben op de beëindiging van haar gezag. De rechtbank had op 26 juli 2017 het gezag van de ouders over [de minderjarige1] beëindigd, omdat het kind ernstig in zijn ontwikkeling werd bedreigd en de moeder niet in staat was om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding binnen een aanvaardbare termijn te dragen.
Het hof heeft vastgesteld dat [de minderjarige1] lijdt aan het Foetaal Alcohol Syndroom, een posttraumatische stressstoornis en een reactieve hechtingsstoornis. De moeder heeft weliswaar een psychiatrisch onderzoek laten uitvoeren, maar heeft geen openheid gegeven over de resultaten. Het hof oordeelt dat de moeder onvoldoende inzicht heeft in de problemen van [de minderjarige1] en dat haar woonsituatie instabiel is. De moeder heeft niet aangetoond dat zij in staat is om de zorg voor [de minderjarige1] op zich te nemen, ondanks dat zij een EMDR-behandeling heeft ondergaan.
Het hof benadrukt dat de belangen van het kind voorop staan en dat de beëindiging van het gezag van de moeder noodzakelijk is voor de duidelijkheid en stabiliteit in het leven van [de minderjarige1]. De moeder blijft recht houden op informatie over de ontwikkeling van haar kind en contact, maar moet haar rol als ouder op afstand accepteren. Het hof bekrachtigt de eerdere beschikking van de rechtbank en wijst het verzoek van de moeder af.