ECLI:NL:GHARL:2018:3767

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 april 2018
Publicatiedatum
23 april 2018
Zaaknummer
200.209.675/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van huwelijksgemeenschap en uitsluitingsclausule in testament

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, staat de verdeling van de huwelijksgemeenschap centraal, met bijzondere aandacht voor een uitsluitingsclausule in een Australisch testament. De verzoeker, de man, en de verweerster, de vrouw, zijn in 1983 in gemeenschap van goederen gehuwd en hebben drie meerderjarige kinderen. De vrouw heeft in 2015 een verzoek tot echtscheiding ingediend, waarna de rechtbank in eerdere beschikkingen heeft geoordeeld dat een erfenis die de vrouw van haar peetoom heeft ontvangen buiten de huwelijksgemeenschap valt. De man betwist deze beslissing en stelt dat de erfenis als gemeenschappelijk vermogen moet worden aangemerkt, omdat volgens hem het Australische recht een uitsluiting alleen via een trust-constructie kan bewerkstelligen.

Het hof oordeelt dat het Nederlandse recht van toepassing is op het huwelijksvermogensregime en dat de erfenis, gezien de uitsluitingsclausule in het testament, tot het privévermogen van de vrouw behoort. Het hof bevestigt dat de peetoom de erfenis uitsluitend aan de vrouw heeft willen toekennen, wat blijkt uit de formulering in het testament. De vrouw heeft een vergoedingsvordering op de gemeenschap, omdat zij bedragen vanuit haar privévermogen heeft bijgedragen aan de gemeenschappelijke bankrekening. Het hof oordeelt dat de man de gebruiksvergoeding voor de woning moet voldoen, aangezien hij deze bewoont. De beslissing van de rechtbank wordt gedeeltelijk vernietigd en opnieuw vastgesteld, waarbij de verdeling van de verzekering en de gebruiksvergoeding worden aangepast. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.209.675/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/18/156658 / FA RK 15-1225)
beschikking van 17 april 2018
inzake
[verzoeker],
wonende te [A] ,
verzoeker in het principaal hoger beroep,
verweerder in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. H. Veldman te Roden,
en
[verweerster],
wonende te [B] ,
verweerster in het principaal hoger beroep,
verzoekster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. J.P. van der Werf te Groningen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 12 juli 2016 en 15 november 2016, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 13 februari 2017;
- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep met productie(s);
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Veldman van 25 september 2017 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Van der Werf van 27 februari 2018 met productie(s).
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 14 maart 2018 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Mr. Van der Werf heeft het woord gevoerd aan de hand van een pleitnota.

3.De feiten

3.1
Partijen zijn [in] 1983 te [B] in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. Uit het huwelijk zijn drie inmiddels meerderjarige kinderen geboren.
3.2
Op 28 mei 2015 heeft de vrouw bij de rechtbank een verzoek tot echtscheiding ingediend. Bij beschikking van 1 december 2015 heeft de rechtbank tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, en zijn de overige beslissingen aangehouden. De echtscheidingsbeschikking is op 9 maart 2016 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden tussenbeschikking van 12 juli 2016 heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, overwogen dat de door de vrouw van haar peetoom ontvangen erfenis buiten de huwelijksgemeenschap valt. De rechtbank heeft uit de (letterlijke) tekst van artikel 5 van het testament van de peetoom afgeleid dat het de bedoeling van de peetoom is geweest dat de erfenis alleen aan de vrouw zou toekomen. Bij dit oordeel heeft de rechtbank in aanmerking genomen de zinssnede “for her own use and benefit only”, en de omstandigheid dat de peetoom in zijn testament voorts heeft bepaald dat het erfdeel van de vrouw, in tegenstelling tot hetgeen hij heeft bepaald bij zijn broers en (schoon)zussen, bij vooroverlijden van de vrouw niet toekomt aan de man of de kinderen van de vrouw, maar aan de andere erfgenamen. De rechtbank concludeert dat er sprake is van een door de peetoom gewenste uitsluitingsclausule, zodat de erfenis buiten de gemeenschap valt.
4.2
Bij de bestreden beschikking van 15 november 2016 heeft de rechtbank de wijze van verdeling van de ontbonden gemeenschap, voor zover het de in hoger beroep aan de orde zijnde geschilpunten betreft, op de navolgende wijze bepaald:
verklaart voor recht dat de erfenis die de vrouw van haar peetoom heeft ontvangen tot het privévermogen van de vrouw behoort en derhalve buiten de huwelijksgemeenschap valt;
verklaart voor recht dat de op naam van de vrouw staande bankrekeningen en beleggingsportefeuille en de saldi daarop behoren tot het privévermogen van de vrouw en derhalve buiten de huwelijksgemeenschap vallen;
verklaart voor recht dat de Volkswagen type Fox behoort tot het privévermogen van de vrouw en derhalve buiten de huwelijksgemeenschap valt;
veroordeelt partijen als deelgenoten van de gemeenschap om als vergoedingsrecht aan de vrouw te betalen een bedrag van € 45.217,--;
gelast de wijze van verdeling van de op naam van partijen gestelde bankrekeningen bij de Rabobank en de ABNAmrobank in die zin dat deze worden opgeheven en het onder verrekening van het aan de vrouw toekomende vergoedingsrecht ad € 45.217,--, resterende saldo dient bij helfte tussen partijen te worden verdeeld;
gelast de wijze van verdeling van de kapitaalverzekering bij [C] in die zin dat deze onder verrekening van de waarde van € 5.528,11 aan de man wordt toebedeeld;
gelast de verkoop van de woning staande en gelegen aan de [a-straat] 25 te [A] middels een gezamenlijk door partijen verleende verkoopopdracht aan een makelaar in onroerend goed;
bepaalt dat aan de man het gebruik van de voormalige echtelijke woning toekomt;
bepaalt dat de man gehouden is om de gebruikslasten van de woning te voldoen vanaf 9 maart 2016 tot het moment dat de woning is verkocht en geleverd.
4.3
De man verzoekt het hof de beschikkingen van 12 juli 2016 en 15 november 2016 te vernietigen en opnieuw rechtdoende te bepalen:
PrimairI. Dat de personenauto van het merk BMW aan de man wordt toebedeeld onder
verrekening van een waarde ten bedrage van € 7.000,-;
II. Dat de personenauto van het merk Volkswagen, type Fox aan de vrouw wordt
toebedeeld onder verrekening van een waarde ten bedrag van € 3.700;
III. Dat de lijfrenteverzekering bij [C] aan de man wordt toebedeeld onder
verrekening van een waarde ten bedrage van € 1.525,26;
IV. Dat het totale saldo van alle bankrekeningen, zowel die ten name van de vrouw als die
ten name van de gemeenschap, ten bedrage van € 291.201 tussen partijen bij helfte zal
worden verdeeld;
V. Dat de woning tegen een waarde van € 280.000 zal worden toegescheiden aan de man
zulks onder overname van de op de woning rustende hypotheekschuld ten bedrage van
€ 345.000, en de vrouw dientengevolge gehouden zal zijn om aan de man een bedrag
te vergoeden van € 32.500, een en ander onder de voorwaarde dat de man uiterlijk
binnen vier maanden na de in deze te wijzen beschikking er voor zal moeten hebben
zorggedragen dat de vrouw door de bank wordt ontslagen uit haar hoofdelijke
aansprakelijkheid, bij gebreke waarvan de woning zal worden verkocht conform de
door de rechtbank op 15 november 2016 gewezen beschikking en dat een na aflossing
van de hypotheek resterende opbrengst c.q. tekort gelijkelijk tussen partijen zal
worden verdeeld c.q. gedragen.
SubsidiairVI. Dat de personenauto van het merk BMW aan de man wordt toebedeeld onder
verrekening van een waarde ten bedrage van € 7.000,-;
VII. Dat de personenauto van het merk Volkswagen, type Fox aan de vrouw wordt
toebedeeld onder verrekening van een waarde ten bedrag van € 3.700;
VIII. Dat de lijfrenteverzekering bij [C] aan de man wordt toebedeeld onder verrekening van een waarde ten bedrage van € 1.525,26;
IX. Dat het totale saldo van alle bankrekeningen ten name van de gemeenschap, ten
bedrage van € 93.697 tussen partijen bij helfte zal worden verdeeld;
X. De woning en de daarop rustende hypotheekschuld zullen worden verdeeld conform
de beschikking van de rechtbank van 15 november 2016.
4.4
De vrouw verzoekt het hof:
In het principaal appel:de man in zijn verzoeken niet-ontvankelijk te verklaren, althans zijn verzoeken af te wijzen en de beschikkingen van 12 juli 2016 en 15 november 2016 te bekrachtigen, zo nodig onder aanvulling of verbetering van de gronden, voor zover aan het principaal appel onderworpen, kosten rechtens.
In incidenteel appel:de beschikking van 15 november 2016 te vernietigen, voor zover aan het incidenteel appel onderworpen, en:
- indien en voor zover het primaire verzoek van de man in hoger beroep omschreven
onder IV van zijn beroepschrift wordt afgewezen, het verzoek als omschreven onder
IX van het inleidend verzoekschrift van de vrouw toe te wijzen;
- het verzoek als omschreven onder XI van het inleidend verzoekschrift toe te wijzen,
indien en voor zover de man het gebruik van de woning krijgt/houdt;
- de beschikking van de rechtbank van 15 november 2016 en alle daarin genomen
beslissingen, behoudens de onderdelen die door het hof worden vernietigd, uitvoerbaar
bij voorraad te verklaren;
- te bepalen dat het bedrag dat partijen zullen ontvangen wegens geleden planschade bij
helfte tussen partijen wordt gedeeld, althans een beslissing te nemen die het hof juist
voorkomt;
- kosten rechtens.
4.5
Daarop heeft de man een verweerschrift ingediend met betrekking tot het verzoek van de vrouw in incidenteel appel waarin hij heeft verzocht de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek in incidenteel appel dan wel haar dat te ontzeggen en de beschikkingen van de rechtbank op de desbetreffende onderdelen te bekrachtigen, zo nodig onder aanvulling of verbetering van de gronden, kosten rechtens.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Niet in geschil is dat het huwelijksvermogensregime van partijen wordt beheerst door het Nederlandse recht. Tevens staat vast dat als peildatum voor de samenstelling en de omvang van de ontbonden gemeenschap 28 mei 2015 heeft te gelden.
De nalatenschap van de peetoom van de vrouw
5.2
In verband met het overlijden van haar Australische peetoom in 1999 heeft de vrouw in de periode 1999 tot en met 2002 in termijnen een bedrag van in totaal € 242.725,- ontvangen. Over de hoogte van dit ontvangen bedrag zijn partijen het eens, evenals over het feit dat deze bedragen zijn gestort op privérekeningen van de vrouw. De rechtbank heeft in de tussenbeschikking van 12 juli 2016 geoordeeld dat sprake is geweest van een uitsluitingsclausule, zodat deze erfenis buiten de gemeenschap valt.
5.3
De man heeft aangevoerd dat bij de beantwoording van de vragen hoe het testament van de peetoom dient te worden uitgelegd, en of er sprake is van een geldige uitsluitingsclausule, het Australische recht van toepassing is. Volgens de man kan naar Australisch recht een uitsluiting alleen worden bewerkstelligd door een zogeheten trust-constructie. In alle andere gevallen is een uitsluiting niet te bereiken, temeer niet nu naar Australisch recht een goed dat aan één van de echtgenoten toebehoort, in geval van echtscheiding in de “pool of matrimonial assets” valt die moet worden verdeeld. Omdat de peetoom ten aanzien van het erfdeel van de vrouw in zijn testament geen trust-constructie heeft opgenomen, dient de erfenis volgens de man als gemeenschappelijk vermogen te worden aangemerkt. De passage “for her own use and benefit absolutely” kan naar de mening van de man in ieder geval niet als uitsluitingsclausule worden opgevat.
5.4
Het hof stelt het navolgende voorop. Volgens het Nederlandse huwelijksvermogensrecht omvat de gemeenschap alle goederen van de echtgenoten, met uitzondering van (onder andere) de goederen ten aanzien waarvan bij uiterste wilsbeschikking van de erflater is bepaald dat zij buiten de gemeenschap vallen (artikel 1:94 lid 1 BW zoals dat destijds gold). Goederen waaraan een uitsluitingsclausule is verbonden blijven derhalve privé. De vraag die daarmee opkomt is of er in het testament van de peetoom van de vrouw een dergelijke uitsluitingsclausule is opgenomen. Voor het antwoord op deze vraag dient het testament te worden uitgelegd. In dat kader rijst de vraag welk recht op de uitleg van het testament van toepassing is.
5.5
Op 17 augustus 2015 is de Verordening (EU) Nr. 650/2012 van 4 juli 2012 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring
PbEU2012, L 201/107 (hierna: Erfrechtverordening) van toepassing geworden. Volgens het overgangsrecht is deze verordening van toepassing op de erfopvolging van personen die op of na 17 augustus 2015 overlijden (artikel 83 Erfrechtverordening). Omdat de peetoom is overleden in 1999, derhalve voor 17 augustus 2015, dient in dit geval het toepasselijke recht op de erfopvolging op grond van artikel 10:145 BW, zoals deze bepaling tot 17 augustus 2015 gold, te worden vastgesteld aan de hand van het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op erfopvolging, ’s-Gravenhage, 1 augustus 1989,
Trb. 1994, 168 (hierna: Haags Erfrechtverdrag 1989). Het Haags Erfrechtverdrag 1989 heeft op grond van artikel 2 van dit verdrag universele werking. De kwestie van uitleg van een testament wordt in het Haags Erfrechtverdrag 1989 echter niet geregeld. Partijen zijn het er over eens dat voor wat betreft de uitleg van het testament kan worden aangeknoopt bij het recht dat van toepassing is op de erfopvolging zelf. Het hof sluit zich hierbij aan, nu deze opvatting in de Nederlandse IPR-doctrine en in de jurisprudentie de meeste steun krijgt. Ingevolgde artikel 3 Haags Erfrechtverdrag 1989 is op de erfopvolging het Australische recht van toepassing. Ook de uitleg van het testament zal daarom plaatsvinden aan de hand van het Australische recht.
5.6
Het hof is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat het de bedoeling van de peetoom is geweest om de erfenis uitsluitend aan de vrouw te laten toevallen. De peetoom heeft een uitgebreid en van gedetailleerde wensen voorzien testament opgesteld, waarin aan de daarin opgenomen personen aparte passages zijn gewijd. Bij de making aan de vrouw staat expliciet vermeld: “for her own use and benefit absolutely”, terwijl er daarnaast (alleen bij haar) is vermeld dat bij vooroverlijden van de vrouw niets zal toekomen aan haar man of kinderen. Hoewel het naar Australisch recht niet nodig is een uitsluitingsclausule op te nemen, omdat een erfenis naar Australisch recht tot het privévermogen van de erfgenaam zal behoren, heeft de peetoom er (kennelijk) welbewust voor gekozen om deze extra passage op te nemen, om daarmee aan te geven dat het zijn wens is dat het erfdeel van de vrouw uitsluitend aan haar ten goede zal komen. Het hof leest hierin dan ook een uitsluitingsclausule. Dat naar Australisch recht het privévermogen bij echtscheiding mogelijk toch zal moeten worden verdeeld doet aan dit oordeel niets af. Het huwelijksvermogensregime wordt in dit geval immers niet beheerst door het Australische recht, maar door het Nederlandse recht. De beschikking van de rechtbank kan op dit punt daarom in stand blijven.
Vergoedingsvordering vrouw op gemeenschap
5.7
Op de peildatum (28 mei 2015) resteerde van de erfenis een bedrag van € 197.508,-. Volgens de vrouw is het verschil tussen het door haar ontvangen bedrag en het op de peildatum nog aanwezige bedrag aan de gemeenschap ten goede gekomen, waarmee voor haar een vergoedingsvordering op de gemeenschap is ontstaan ter hoogte van dat bedrag. Uit de bankafschriften die de vrouw nog heeft kunnen opvragen, en die zij als bijlagen heeft overgelegd, blijkt dat in ieder geval een bedrag van € 52.018,- vanuit haar privévermogen naar de gemeenschappelijke bankrekening is overgeboekt. Ter zitting hebben partijen beiden verklaard dat deze overgeboekte bedragen zijn aangewend om de hypotheeklasten te voldoen en om vakanties te betalen, zodat er privé meer financiële ruimte zou zijn. De man meent dat dergelijke uitgaven onder de categorie “kosten van de huishouding” vallen, zodat van een reprise geen sprake kan zijn.
5.8
Het hof is met de vrouw van oordeel dat de kosten van de huishouding in dit geval, indien de inkomens ontoereikend waren, van het gemene vermogen hadden moeten worden voldaan (vgl. artikel 1:84 lid 1 BW). Door de man is erkend dat er voldoende gemeen vermogen aanwezig was. Er bestond daarom geen noodzaak om het privévermogen van de vrouw voor de bestrijding van de kosten van de huishouding aan te wenden. Dit betekent dat de vrouw een vergoedingsvordering op de gemeenschap heeft ter grootte van de door haar bijgedragen gelden (vgl. artikel 1:95 lid 2 BW). Aangezien de vrouw haar vordering in hoger beroep heeft beperkt tot het door de rechtbank toegewezen bedrag van € 45.217,- kan de beschikking op dat punt in stand blijven.
De Volkswagen Fox
5.9
Partijen zijn het er over eens dat de Volkswagen Fox behoort tot het privévermogen van de vrouw. De beschikking kan op dat punt in stand blijven.
De verzekering bij [C] (Cumulent totaalplan [00000] )
5.1
Partijen zijn ter zitting overeengekomen dat de polis zal worden gesplitst. Het hof zal dit in het dictum opnemen.
De woning
5.11
De man heeft in zijn beroepschrift aangevoerd dat, indien het hof de man volgt in zijn standpunt dat de nalatenschap van de peetoom tot de gemeenschap behoort, anders dient te worden beslist over de wijze waarop de woning in de verdeling moet worden betrokken. In dat geval wil de man graag de woning overnemen. Nu het hof heeft beslist dat de erfenis tot het privévermogen van de vrouw behoort, behoeft deze grief van de man geen nadere bespreking.
5.12
In incidenteel appel is de vrouw opgekomen tegen de beslissingen van de rechtbank omtrent het voortgezet gebruik van de woning en de gebruiksvergoeding. Indien het hof oordeelt dat de erfenis privévermogen is van de vrouw, en de woning dus zal worden verkocht, wenst de vrouw in de woning terug te keren zodat zij de woning gereed kan maken voor de verkoop. De vrouw heeft er geen vertrouwen in dat de man zijn medewerking aan de verkoop zal verlenen. In het geval het hof mocht besluiten dat de man in de woning mag blijven kan de vrouw zich niet verenigen met de ingangsdatum (9 maart 2016) van de door de man aan haar te betalen gebruiksvergoeding en ook niet met de beslissing van de rechtbank om de helft van de eigenaarslasten voor rekening van de vrouw te laten.
5.13
Het hof is van oordeel dat er geen dringende redenen zijn om, in afwijking van de woonsituatie vanaf het uiteengaan van partijen tot heden, te bepalen dat de man de woning dient te verlaten zodat de vrouw daarin kan wonen. Er zijn geen concrete aanwijzingen dat de man niet zal meewerken aan de verkoop van de woning. Nu er duidelijkheid is over de erfenis, en de man de woning zodoende niet zal overnemen, gaat het hof er vanuit dat de man zal meewerken aan het verkoopproces, zoals dat door de rechtbank is uiteengezet.
5.14
Ter zake van de gebruiksvergoeding overweegt het hof het volgende. Voor de hele periode waarin een van de echtgenoten in de gezamenlijke woning blijft wonen, en de ander niet, geldt dat hiervoor een vergoeding kan worden gevraagd. In principe geldt het voortgezet gebruik ex artikel 1:165 BW voor de duur van zes maanden na de echtscheiding, en dus ook de termijn voor de vergoeding. De redelijke vergoeding kan echter ook worden gevraagd en vastgesteld voor het gebruik na deze periode van zes maanden. Zolang de verdeling van de woning nog niet heeft plaatsgevonden blijft de mede-eigendom immers bestaan, en zijn beide partijen in beginsel voor gelijke delen gerechtigd tot het genot en gebruik van de woning. Artikel 3:169 BW heeft (mede) tot strekking om de deelgenoot die het goed met uitsluiting van de andere deelgenoot gebruikt, te verplichten de deelgenoot die op die manier verstoken wordt van het gebruik en genot schadeloos te stellen. Vast staat dat de vrouw de woning heeft verlaten, en dat de man deze bewoont. Het hof acht het in dit geval redelijk wanneer de man vanaf 28 mei 2015, zoals door de vrouw in hoger beroep ter zitting als ingangsdatum aangepast, tot aan de datum van levering van de woning aan een derde en zolang de man de woning bewoont, een gebruiksvergoeding voldoet die meebrengt dat hij alle eigenaars-, gebruikers- en hypotheeklasten van de woning voor zijn rekening neemt, zonder verrekening met de vrouw. Daarmee bestaat die gebruikersvergoeding uit de helft van deze lasten voor zover die zonder deze regeling ten laste van de vrouw behoren te komen. Indien en voor zover de vrouw bedragen hiervan heeft voldaan, dient zij die terug te ontvangen van de man.
Planschade
5.15
Partijen zijn het erover eens dat hieromtrent geen geschilpunt meer bestaat.
Partneralimentatie
5.16
De voorwaardelijke grief van de vrouw ten aanzien van partneralimentatie behoeft geen nadere bespreking nu de voorwaarde niet is vervuld.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
5.17
Voor zover de uitspraak van de rechtbank wordt bekrachtigd, zal dat gedeelte alsnog uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. De beslissing van het hof zal eveneens uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

6.De slotsom

in het principaal hoger beroep
6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen slaagt de grief ten aanzien van de verdeling van de polis. Het hof zal de bestreden beschikking op dat punt vernietigen en beslissen als volgt.
in het incidenteel hoger beroep
6.2
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, slaagt de grief ten aanzien van de gebruiksvergoeding. Het hof zal de bestreden beschikking op dat punt vernietigen en beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en incidenteel hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, van 15 november 2016, voor zover het betreft de gegeven beslissing ten aanzien van de verdeling van de verzekering bij [C] en de bepaling dat de man gehouden is om de gebruikerslasten van de woning te voldoen vanaf 9 maart 2016 tot het moment dat de woning is verkocht en geleverd aan een derde, en in zoverre opnieuw beschikkende:
gelast de wijze van verdeling van de verzekering bij [C] in die zin dat deze zal worden gesplitst, waarbij elk van partijen een rechtstreekse aanspraak krijgt op de helft van de waarde van de polis;
bepaalt dat de man vanaf 28 mei 2015 tot aan de datum van levering van de woning aan een derde en zolang de man de woning bewoont, bij wijze van gebruiksvergoeding gehouden is 100% van alle eigenaars- gebruikers- en hypotheeklasten van de woning te voldoen;
verklaart deze beschikking, evenals het bekrachtigde gedeelte van de beschikking van de rechtbank van 15 november 2016, uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C. Koopman, J.D.S.L. Bosch en J.G. Knot, bijgestaan door mr. A.J.Th. Harkema als griffier, en is op 17 april 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.