In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beloning van de bewindvoerder voor aanvangswerkzaamheden in een beschermingsbewind. De verzoekster, Beschermingsbewind Centraal Nederland B.V. (BCN), had in eerste aanleg een beloning van € 519,40 exclusief BTW toegewezen gekregen, maar de kantonrechter had € 129,80 in mindering gebracht omdat BCN niet was verschenen op de mondelinge behandeling. BCN ging in hoger beroep tegen deze beslissing.
Het hof heeft de procedure in eerste aanleg en het verloop van het hoger beroep besproken. De rechthebbende was niet verschenen op de zitting, en de bewindvoerder stelde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die de korting op de beloning rechtvaardigden. Het hof oordeelde dat de kantonrechter de beloning voor de aanvangswerkzaamheden had moeten vaststellen op het forfaitaire bedrag van € 519,40 exclusief BTW, zonder de korting.
Het hof vernietigde de bestreden beschikking voor zover het de beloning van de bewindvoerder betreft en stelde deze opnieuw vast op € 519,40 exclusief BTW. Voor het overige werd de beschikking bekrachtigd. Het hof oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak benadrukt het belang van het forfaitaire systeem voor de beloning van bewindvoerders en de voorwaarden waaronder hiervan kan worden afgeweken.