Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de opheffing van de onderbewindstelling van de goederen van de rechthebbende, geboren in 1944. De rechthebbende had in eerste aanleg verzocht om onderbewindstelling van haar goederen, wat door de kantonrechter op 28 maart 2017 werd toegewezen. In hoger beroep heeft de rechthebbende aangevoerd dat zij de onderbewindstelling niet heeft gewild en onvoldoende was voorgelicht over de gevolgen ervan. Het hof heeft echter geoordeeld dat de rechthebbende ten tijde van de procedure in eerste aanleg de onderbewindstelling heeft gewild en bekend was met de gevolgen. Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd, maar heeft ambtshalve besloten het bewind op te heffen, omdat de noodzaak daartoe niet meer bestond. De rechthebbende heeft verklaard dat zij inmiddels schuldenvrij is en in staat is om zelf verantwoordelijkheid te nemen voor haar financiële situatie. Het hof heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte afgewezen.