ECLI:NL:GHARL:2018:3560

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 april 2018
Publicatiedatum
17 april 2018
Zaaknummer
16/01138
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervoer van spiegel in auto met handelaarskenteken tijdens proefrit niet toegestaan; naheffing MRB terecht

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de inspecteur van de Belastingdienst tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank had eerder een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting (MRB) en een boetebeschikking vernietigd, maar de inspecteur ging in hoger beroep. De belanghebbende, een autohandelaar, had een naheffingsaanslag ontvangen over een periode waarin hij een auto met handelaarskenteken aan een potentiële koper had meegegeven voor een proefrit. Tijdens deze proefrit werd een spiegel, dat als relatiegeschenk fungeerde, in de auto vervoerd. De inspecteur stelde dat dit in strijd was met de voorwaarden van het handelaarskenteken, terwijl de belanghebbende dit ontkende.

Het hof oordeelde dat het gebruik van de auto voor een proefrit op zich toegestaan was, maar dat het vervoeren van de spiegel de grenzen van de bedrijfsactiviteiten overschreed. Het hof benadrukte dat de regeling van het handelaarskenteken strikt geïnterpreteerd moet worden, en dat de auto enkel voor proefrijden gebruikt had mogen worden. De belanghebbende had niet kunnen aantonen dat er een uitdrukkelijke en ondubbelzinnige handeling was verricht om af te zien van het hoger beroep. Het hof verklaarde het hoger beroep gegrond en vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, behoudens de beslissingen omtrent de proceskosten en het griffierecht.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
nummer 16/01138
uitspraakdatum:
17 april 2018
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de
inspecteurvan de
Belastingdienst/Centrale Administratiete
Apeldoorn(hierna: de Inspecteur)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 18 augustus 2016, met het nummer LEE 16/1602, in het geding tussen
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende)
en de Inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan belanghebbende is met dagtekening 18 februari 2016 een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting (MRB) opgelegd over het tijdvak 30 mei 2014 tot en met 29 mei 2015 ten bedrage van € 425 met boetebeschikking ten bedrage van € 425.
1.2.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar, de naheffingsaanslag en de boetebeschikking vernietigd, de Inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht van € 46 aan belanghebbende te vergoeden en de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 19.
1.4.
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft zich verweerd.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 september 2017 te Leeuwarden. Aldaar heeft de Inspecteur een verzoek tot wraking van de voorzitter gedaan. De behandeling ter zitting is geschorst teneinde het wrakingsverzoek van de Inspecteur te behandelen. Nadat de wrakingskamer van het Hof dit verzoek had afgewezen, is het onderzoek hervat ter zitting van 6 maart 2018. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.Vaststaande feiten

2.1.
Belanghebbende is een autohandelaar en tot zijn handelsvoorraad behoorde in de periode van 13 mei 2014 tot en met 25 augustus 2015 de auto met het kenteken [00-YYY-0] (de auto). De auto was bestemd voor verkoop.
2.2.
Op 29 mei 2015 heeft belanghebbende de auto aan een potentiële koper meegegeven met de toestemming om daarmee die gehele dag proef te rijden. Die potentiële koper had eerder een reguliere proefrit met de auto gemaakt, waarbij de auto met pech stil was komen te staan. Om die reden heeft belanghebbende de auto op 29 mei 2015 voor een langere tijd dan gebruikelijk meegegeven. Op enig moment van die dag heeft de potentiële koper een spiegel (een relatiegeschenk) ontvangen, en deze in de auto vervoerd.

3.Geschil

3.1.
De Inspecteur heeft ter zitting van 6 maart 2018 het hoger beroep betreffende de vernietigde boetebeschikking uitdrukkelijk en ondubbelzinnig ingetrokken. Het hoger beroep betreft enkel de opgelegde naheffingsaanslag.
3.2.
In geschil is of met het vervoeren van de spiegel nog is voldaan aan de voorwaarden van de handelaarskentekenplaten en in het bijzonder aan het bepaalde in artikel 44, vierde lid, van het Kentekenreglement. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en de Inspecteur ontkennend.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
Artikel 44 van het Kentekenreglement luidt als volgt:
1. Een handelaarskenteken mag slechts worden gebruikt door degene aan wie het is opgegeven dan wel een door deze aangewezen persoon. Het gebruik is slechts toegestaan voor de categorie waarvoor het is opgegeven.
2. Een handelaarskenteken mag worden gebruikt voor voertuigen die ter bewerking of herstel aan degene aan wie het kenteken is opgegeven ter beschikking zijn gesteld.
3. Een handelaarskenteken moet worden gebruikt voor voertuigen die behoren tot de bedrijfsvoorraad van degene aan wie het kenteken is opgegeven.
4. Een handelaarskenteken mag uitsluitend worden gebruikt indien met het voertuig als bedoeld in het tweede en derde lid gebruik van de weg wordt gemaakt in het kader van bedrijfsactiviteiten van het erkende bedrijf of de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie het handelaarskenteken is opgegeven.
5. Voor overtreding van het eerste tot en met vierde lid is degene aan wie het handelaarskenteken is opgegeven aansprakelijk.
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat het gebruik van de auto voor een (langere) proefrit op zichzelf is toegestaan onder de aan het handelaarskenteken gestelde voorwaarden, omdat het laten maken van een proefrit behoort tot de bedrijfsactiviteiten van belanghebbende. Partijen houdt enkel de vraag verdeeld of met het op enig moment gaan vervoeren van de spiegel, de potentiële koper de grenzen van de bedrijfsactiviteiten van belanghebbende heeft overschreden, waardoor niet meer aan het vereiste van artikel 44, vierde lid, van het Kentekenreglement was voldaan.
4.3.
Het Hof is van oordeel dat het gelijk aan de Inspecteur is. De regeling van het handelaarskenteken is in wezen een vrijstelling van de motorrijtuigenbelasting, en een vrijstelling dient naar vaste jurisprudentie strikt geïnterpreteerd te worden. Dit betekent dat de auto enkel gebruikt had mogen worden voor proefrijden, en niet om een goed in te vervoeren dat op enig moment van die dag is verkregen. Dat belanghebbende de potentiële koper nog had gemaand met de auto geen boodschappen te gaan doen, doet hier niet aan af; of de voorwaarden van het handelaarskenteken worden nageleefd, blijft voor risico van belanghebbende.
4.4.
De stelling van belanghebbende dat een collega van de Inspecteur na de zitting bij de Rechtbank zou hebben gezegd geen hoger beroep in te zullen stellen, maakt dit, reeds omdat de Inspecteur betwist dat dit gezegd zou zijn, evenmin anders. Afzien van een hoger beroep kan enkel door een uitdrukkelijke en ondubbelzinnige handeling, waarvan thans niet is gebleken.
SlotsomOp grond van het vorenoverwogene is het hoger beroep gegrond.

5.Proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor een kostenveroordeling in hoger beroep, omdat niet is gesteld dat belanghebbende kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.

6.Beslissing

Het Hof:
  • vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, behoudens de beslissingen omtrent de proceskosten en het griffierecht,
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover betrekking hebbende op de boetebeschikking,
  • vernietigt de boetebeschikking,
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Polak, voorzitter, mr. J.W. baron van Knobelsdorff en mr. G.B.A. Brummer, in tegenwoordigheid van mr. K. de Jong-Braaksma als griffier.
De beslissing is op
17 april 2018in het openbaar uitgesproken.
De griffier, Bij verhindering van de voorzitter is deze uitspraak ondertekend door de oudste raadsheer,
(K. de Jong-Braaksma) (J.W. van Knobelsdorff)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 18 april 2018
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH DEN HAAG.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.