Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in het principaal hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontvankelijkheid van de vader in zijn verzoeken met betrekking tot het gezag, de zorgregeling en de kinderalimentatie voor zijn minderjarige kind, geboren in 2005. De vader was jarenlang afwezig en heeft na zijn terugkeer in Nederland geen contact opgenomen met de moeder of het kind. De moeder had in eerste aanleg verzocht om het eenhoofdig gezag over het kind en een omgangsregeling, welke verzoeken door de rechtbank zijn toegewezen. De vader heeft in hoger beroep grieven ingediend tegen deze beslissingen, maar het hof oordeelde dat er geen basis was voor gezamenlijk gezag, gezien de afwezigheid van de vader en zijn gebrek aan betrokkenheid bij de opvoeding van het kind. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd, met uitzondering van de omgangsregeling, waarover partijen overeenstemming hebben bereikt. De nieuwe omgangsregeling houdt in dat de vader het kind eens per twee weken van vrijdagavond tot zondagavond zal zien, evenals de helft van de vakanties en feestdagen. De vader is ook verplicht om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van het kind te betalen, welke door de rechtbank was vastgesteld op € 200,- per maand. Het hof heeft geoordeeld dat de vader voldoende draagkracht heeft om deze bijdrage te betalen, ondanks zijn verweer hierover. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.