In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de beëindiging van het gezag van de moeder over haar kind, [kind]. De vader, die het gezag niet uitoefende, verzocht om samen met de moeder met het gezag belast te worden. De rechtbank Midden-Nederland had eerder het gezag van de moeder beëindigd en de pleegouders met de voogdij belast. De vader stelde dat hij als belanghebbende moest worden aangemerkt, maar het hof oordeelde dat hij als niet met gezag beklede ouder geen belanghebbende was in de procedure tot gezagsbeëindiging van de moeder. Het hof bevestigde de beslissing van de rechtbank dat de vader niet-ontvankelijk was in zijn verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder.
Het hof overwoog dat de vader niet in staat was om op verantwoorde wijze uitvoering te geven aan het gezag over [kind]. De belangen van [kind] zouden in het gedrang komen bij toewijzing van het verzoek van de vader. De pleegouders, bij wie [kind] sinds zijn geboorte woont, zijn zeer betrokken en handelen in het belang van [kind]. Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank en compenseerde de proceskosten tussen partijen, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.