ECLI:NL:GHARL:2018:327

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 januari 2018
Publicatiedatum
11 januari 2018
Zaaknummer
WAHV 200.212.518
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Sekeris
  • M. Eskandari
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake niet-ontvankelijk verklaring van de kantonrechter betreffende zekerheidstelling in verkeersboetezaak

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag, die op 10 februari 2017 het beroep van de betrokkene niet-ontvankelijk heeft verklaard. De betrokkene had hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing, waarbij hij tevens verzocht om vergoeding van kosten. De kantonrechter had geoordeeld dat de betrokkene geen of niet tijdig zekerheid had gesteld voor de betaling van de opgelegde sanctie en de administratiekosten. De betrokkene stelde echter dat hij feitelijk zekerheid had gesteld door zijn geboortedatum op alle correspondentie te vermelden, waardoor het Openbaar Ministerie op de hoogte had kunnen zijn van zijn status als AOW-gerechtigde.

Het gerechtshof heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de betrokkene niet op de wettelijk voorgeschreven wijze zekerheid had gesteld, zoals vereist door artikel 11, lid 3, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De wet biedt geen ruimte voor alternatieve manieren van zekerheidstelling. Aangezien er geen draagkrachtverweer is gevoerd en het uitblijven van de zekerheidstelling niet verschoonbaar is, heeft het hof geoordeeld dat de kantonrechter terecht het beroep van de betrokkene niet-ontvankelijk heeft verklaard.

Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter en wijst het verzoek tot vergoeding van kosten af. De sanctie is met deze uitspraak onherroepelijk geworden, en het Centraal Justitieel Incassobureau kan de inning ervan hervatten. De betrokkene wordt niet in het gelijk gesteld, en het hof heeft de beslissing van de kantonrechter bevestigd.

Uitspraak

WAHV 200.212.518
11 januari 2018
CJIB 194794072
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag
van 10 februari 2017
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing niet-ontvankelijk verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
Tevens is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene niet-ontvankelijk verklaard, op grond van de overweging dat de betrokkene geen dan wel niet tijdig zekerheid heeft gesteld voor de betaling van de opgelegde sanctie en de administratiekosten.
2. De betrokkene voert aan dat hij feitelijk zekerheid heeft gesteld door op alle correspondentie zijn geboortedatum - te weten 14 november 1945 - te vermelden. Het OM had daarom kunnen weten dat de betrokkene een uitkeringsgerechtigde was in het kader van Algemene Ouderdomswet. De betrokkene meent daarmee voldoende financiële zekerheid te hebben gesteld.
3. Voor zover hier van belang luidt artikel 11, lid 3, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) als volgt:
''De zekerheid wordt door de indiener bij het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden, bedoeld in artikel 1 van het Besluit Instelling Centraal Justitieel Incassobureau, gesteld, hetzij door middel van de aan betrokkene toegezonden accept-giro, hetzij anderszins door storting op de rekening van het Centraal Justitieel Incassobureau''.
4. Niet in geding is dat de betrokkene niet op voormelde, wettelijk voorgeschreven wijze zekerheid heeft gesteld. De wet biedt niet de mogelijkheid om op een andere wijze zekerheid te stellen. Nu evenmin een draagkrachtverweer is gevoerd of anderszins gebleken is dat het uitblijven van de zekerheidstelling verschoonbaar is, heeft de kantonrechter terecht het beroep van de betrokkene niet-ontvankelijk verklaard. Het hof zal de bestreden beslissing daarom bevestigen. Dit brengt mee dat het hof niet kan toekomen aan de bezwaren van de betrokkene tegen de opgelegde sanctie. De sanctie is met deze uitspraak onherroepelijk geworden. Het CJIB kan de inning ervan hervatten.
5. De betrokkene wordt niet in het gelijk gesteld. Reeds daarom zal het hof het verzoek tot vergoeding van kosten afwijzen.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek tot vergoeding van kosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Sekeris, in tegenwoordigheid van mr. Eskandari als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.