ECLI:NL:GHARL:2018:327
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- M. Sekeris
- M. Eskandari
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake niet-ontvankelijk verklaring van de kantonrechter betreffende zekerheidstelling in verkeersboetezaak
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag, die op 10 februari 2017 het beroep van de betrokkene niet-ontvankelijk heeft verklaard. De betrokkene had hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing, waarbij hij tevens verzocht om vergoeding van kosten. De kantonrechter had geoordeeld dat de betrokkene geen of niet tijdig zekerheid had gesteld voor de betaling van de opgelegde sanctie en de administratiekosten. De betrokkene stelde echter dat hij feitelijk zekerheid had gesteld door zijn geboortedatum op alle correspondentie te vermelden, waardoor het Openbaar Ministerie op de hoogte had kunnen zijn van zijn status als AOW-gerechtigde.
Het gerechtshof heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de betrokkene niet op de wettelijk voorgeschreven wijze zekerheid had gesteld, zoals vereist door artikel 11, lid 3, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De wet biedt geen ruimte voor alternatieve manieren van zekerheidstelling. Aangezien er geen draagkrachtverweer is gevoerd en het uitblijven van de zekerheidstelling niet verschoonbaar is, heeft het hof geoordeeld dat de kantonrechter terecht het beroep van de betrokkene niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter en wijst het verzoek tot vergoeding van kosten af. De sanctie is met deze uitspraak onherroepelijk geworden, en het Centraal Justitieel Incassobureau kan de inning ervan hervatten. De betrokkene wordt niet in het gelijk gesteld, en het hof heeft de beslissing van de kantonrechter bevestigd.