Uitspraak
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
Fysio-Actief,
verzoekster in het incidenteel hoger beroep,
: [verweerster],
1.1. Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het verweerschrift in incidenteel hoger beroep (met producties);
3.De feiten
[C] is bestuurder en enig aandeelhouder van [D] B.V.
[verweerster] en [C] hebben in januari 2007 Fysio-Actief opgericht. De aandelen van Fysio-Actief hebben zij allemaal (100%) ondergebracht in Vastgoed Fysio-Actief. Via hun vennootschappen hielden [verweerster] en [C] ieder 50% van de aandelen in Vastgoed
Fysio-Actief. Tevens waren zij bestuurder in beide vennootschappen.
“ [verweerster] heeft aangegeven dat ze op aangeven van de psycholoog wil werken aan haar herstel. Er is een forse burn out geconstateerd.
€ 3.250,-- bruto per maand, exclusief vakantiegeld.
“Stand van zaken
“In overleg met bedrijfsarts afgesproken morgen niet aanwezig te zijn.In het kader van mijn herstel heeft de bedrijfsarts in de brief van 18-11-2015 al aangegeven in januari te starten met werkzaamheden als manueel/fysiotherapeut 2 x 4 uur.Andere taken komen in een verdere fase aan de orde.Hier wil ik me aan houden en me verder focussen op behandeling bij de psycholoog en verder herstel.”
4.De verzoeken aan de kantonrechter en de beoordeling daarvan
- Fysio-Actief te veroordelen om tegen behoorlijke kwijting aan haar te voldoen:
a) een bedrag van € 7.776,-- bruto als transitievergoeding;
b) een bedrag van € 50.000,-- bruto als billijke vergoeding;
en aan haar te verstrekken:
c) een deugdelijke eindafrekening;
- het relatie- en concurrentiebeding buiten toepassing te verklaren;
- Fysio-Actief te veroordelen in de proceskosten.
Vanwege dit ernstig verwijtbaar handelen kan Fysio-Actief aan het relatie- en concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst geen rechten meer ontlenen en heeft zij aanspraak op de transitievergoeding en op een billijke vergoeding.
Zij heeft betwist dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen door haar. Daarom bestaat geen aanspraak van [verweerster] op een transitie- en/of billijke vergoeding, en dient ook het overeengekomen relatie- en concurrentiebeding in stand te blijven. Bij de handhaving van die bedingen heeft Fysio-Actief ook groot belang, omdat [verweerster] het boegbeeld was van Fysio-Actief en de concurrentie in de branche groot is.
(Alleen) de uitgesproken veroordelingen zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
5.De beoordeling in hoger beroep
grieven I tot en met IIIte beantwoorden vraag luidt of
a.) artikel 7:673 lid 1 sub b onder 2 -dit artikel(lid) bepaalt, kort gezegd, dat de werkgever een transitievergoeding verschuldigd is als de arbeidsovereenkomst op verzoek van de werknemer is ontbonden als gevolg van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever-,
c.) artikel 7:653 lid 4 BW -dit artikel(lid) bepaalt dat een werkgever aan een relatie- en/of concurrentiebeding geen rechten kan ontlenen indien het eindigen van de arbeidsrelatie het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever.
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 34).
[verweerster] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij alleen heeft ingestemd met een opschorting van de loonbetaling. Volgens haar was toegezegd dat zij alsnog betaald zou krijgen als het financieel weer beter ging.
Het hof overweegt dat Fysio-Aktief met haar verweer miskent dat zij [verweerster] niet had moeten vragen om in te stemmen met niet uitbetaling/opschorting van het salaris. De aanspraak op loon is één van de belangrijkste aanspraken die een werknemer jegens zijn werkgever heeft. Fysio-Aktief heeft niet aannemelijk gemaakt dat haar financiële positie in 2014 dusdanig slecht was dat zij haar personeel geen salaris kon betalen. Het hof merkt in dat verband op dat niet is aangevoerd en evenmin is gebleken dat ook het andere personeel tijdelijk geen salaris heeft ontvangen. Door alleen het salaris van [verweerster] tijdelijk niet te betalen heeft Fysio-Aktief een niet te rechtvaardigen onderscheid gemaakt. Kennelijk vloeide dat onderscheid voort uit de andere positie die [verweerster] in de beleving van Fysio-Aktief had als mede aandeelhouder en voormalig bestuurder (en boegbeeld). Fysio-Aktief had er echter oog voor moeten hebben dat [verweerster] door terug te treden als bestuurder en in dienst treden als werknemer van een min of meer onafhankelijke positie was komen te verkeren in een gezagsverhouding ten opzichte van haar voormalige medebestuurders en mede aandeelhouders. In die situatie had Fysio-Aktief er voor moeten waken om de positie van [verweerster] als werknemer te belasten met haar hoedanigheid van aandeelhouder en voormalig bestuurder. Dat heeft Fysio-Aktief niet gedaan. In plaats van die posities goed uit elkaar te houden heeft Fysio-Aktief die juist vermengd.
Dit tekortschieten krijgt nog extra gewicht doordat [E] en [C] in 2016 zichzelf wel een extra tantième als bestuurders wilden laten toekennen, maar geen gevolg hebben willen geven aan het verzoek van [verweerster] om haar alsnog haar ingehouden salaris uit te betalen.
Dit tekortschieten krijgt nog extra gewicht door het tijdstip van de kennisgeving daarvan aan [verweerster] . Opvalt dat die heeft plaatsgevonden enkele uren nadat [C] aan [E] had meegedeeld dat [verweerster] haar had verteld dat zij een zware burn-out had (zie 3.9 en 3.10). Zeker gelet op de extra kwetsbare positie waarin [verweerster] zich toen dus bevond had Fysio-Aktief zich moeten onthouden van (het mededelen van) die verrekening.
Fysio-Aktief heeft weliswaar ingezien dat de demotie onterecht heeft plaatsgevonden, na daarop door [verweerster] te zijn aangesproken, maar het terugdraaien daarvan laat onverlet dat die wel heeft plaatsgevonden en dat een demotie, ook als die weer wordt teruggedraaid, zeer ingrijpend is voor een werknemer; het is een openbaar blijk van de werkgever van het gemis van vertrouwen in de kwaliteiten van de medewerker. Dat ingrijpende karakter wordt in dit geval nog eens versterkt door de positie die [verweerster] voorheen binnen het bedrijf had als bestuurder en boegbeeld. [verweerster] heeft in dat verband tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat de demotie haar trof als een dolksteek in de rug.
Ook dit tekortschieten van Fysio-Aktief krijgt extra gewicht doordat de demotie heeft plaatsgevonden na het moment waarop [verweerster] aan Fysio-Aktief kenbaar had gemaakt een burn-out te hebben. Zeker in die kwetsbare situatie van [verweerster] had Fysio-Aktief niet behoren over te gaan tot een niet gerechtvaardigde demotie.
Hier doet niet aan af dat [verweerster] pas na verloop van tijd haar verzoek tot ontbinding heeft ingediend. Na de demotie is [verweerster] eerst gedurende langere tijd arbeidsongeschikt geweest en na haar herstel hebben partijen eerst nog (tevergeefs) getracht tot een vergelijk te komen.
Bovendien, ook als de weigering om vakantie te verlenen onvoldoende grondslag mocht hebben gehad, levert dat nog geen ernstig verwijtbaar gedrag van Fysio-Actief op, nu het om een eenmalige weigering gaat.
grief IV, die is gericht tegen de veroordeling in de proceskosten, faalt.
Andere omstandigheden die door [verweerster] nog zijn genoemd en (hoofdzakelijk) zijn gebaseerd op de hiervoor onder 5.4 overigens genoemde genoemde verwijten, acht het hof niet bepalend. Het hof verwijst naar de overwegingen onder 5.10.1 tot en met 5.10.5.
grief IIklaagt [verweerster] erover dat zij heeft verzocht om (onder andere) de verklaring voor recht dat Fysio-Actief geen rechten kan ontlenen aan het relatie- en concurrentiebeding uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, maar dat de kantonrechter dat niet heeft gedaan, zonder daar enige overweging aan te wijden.
Die grief faalt. De verklaring voor recht betreft een zogenaamde declaratoire uitspraak. Een dergelijke uitspraak is naar haar aard niet vatbaar voor tenuitvoerlegging en kan daarom niet uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard (HR 17 december 2010, ECLI:NL:HR:2010: BO1815).