In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de betrokkene om haar curator, mevrouw [de curator], te ontslaan en een opvolgend curator te benoemen. De betrokkene, geboren in 1993, had eerder bij de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, verzocht om ontslag van de curator, maar dit verzoek was afgewezen. De betrokkene is in hoger beroep gegaan, waarbij zij één grief heeft ingediend die het geschil in volle omvang aan de orde stelt.
Tijdens de mondelinge behandeling op 15 maart 2018 zijn de betrokkene en de curator verschenen, waarbij ook de partner van de betrokkene als toehoorder aanwezig was. De betrokkene voerde aan dat de curator haar taak niet naar behoren uitvoert en dat er gewichtige redenen zijn voor ontslag. Het hof heeft echter vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is voor deze claims. De curator heeft zich actief ingespannen voor de zelfredzaamheid van de betrokkene en heeft haar recentelijk geholpen met het vinden van een nieuwe woonplek.
Het hof concludeert dat er geen gewichtige redenen zijn voor ontslag van de curator. De relatie tussen de betrokkene en de curator vertoont geen zodanige verstoring dat de curator haar taak niet meer kan uitoefenen. De betrokkene ervaart weliswaar frictie in de communicatie, maar dit is inherent aan de rol van de curator als financiële belangenbehartiger. De situatie van de betrokkene is momenteel stabiel, en het hof acht een wijziging van de curator onwenselijk. De beschikking van de kantonrechter wordt dan ook bekrachtigd.