Beoordeling
1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd ter zake van “parkeren bij een kruispunt binnen 5 meter daarvan”, welke gedraging zou zijn verricht op 12 april 2016 om 15:38 uur op de Vijverlaan te Bergen met het voertuig met het kenteken [00-YY-YY] .
2. Namens de betrokkene is betwist dat binnen 5 meter van het kruispunt is geparkeerd. Er moet vanaf de rand van de rijbaan van de zijweg gemeten worden en niet vanaf het einde van de afronding van de hoeken. Daartoe is gewezen op artikel 83 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1966 (RVV 1966) (oud). Foto's van de verkeerssituatie zijn overgelegd.
3. De advocaat-generaal stelt zich op het standpunt dat gemeten moet worden vanaf het einde van het kruispunt. Dat kan, zoals de verbalisant heeft gedaan, zijn bij het einde van de afronding van de hoeken dan wel bij het einde van de ten opzichte van de kruisende straten afwijkende bestrating die het kruispunt markeert, zoals een drempel die de verhoogde ligging van het kruispunt markeert, en die nog iets voorbij het einde van de afronding van de hoeken is gelegen.
4. Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht onder meer in: “Hinderlijk geparkeerd, binnen 5 meter in de bocht. 10 minuten gewacht."
5. Verder bevat het dossier een op 28 oktober 2016 op ambtseed opgemaakt aanvullend proces-verbaal waarin de verbalisant - zakelijk weergeven - verklaart dat het voertuig met kenteken [00-YY-YY] binnen vijf meter van een kruispunt stond geparkeerd.
6. De verbalisant heeft tevens foto's van de vermeende gedraging overgelegd. Op deze foto's is een personenauto te zien met kenteken [00-YY-YY] die bij een kruispunt staat geparkeerd.
7. Het hof stelt op basis van de verklaring van de verbalisant en de overgelegde foto's vast dat het voertuig van de betrokkene stond geparkeerd binnen 5 meter van het einde van de afronding van het kruispunt maar niet binnen 5 meter van het punt waar de rijbaan van de zijweg de weg waar het voertuig stond geparkeerd kruist.
8. Artikel 24, eerste lid, aanhef en onder a, van het RVV 1990 luidt, voor zover hier van belang, als volgt.
“'De bestuurder mag zijn voertuig niet parkeren:
a. bij een kruispunt op een afstand van minder dan vijf meter daarvan”.
9. Artikel 1 van het RVV 1990 definieert het begrip 'kruispunt' als volgt:
“'kruising of splitsing van wegen'”.
10. Het RVV 1990 is in de plaats gekomen van het RVV 1966. Uit de totstandkomingsgeschiedenis van het RVV 1990 blijkt dat artikel 24 artikel 83 van het RVV 1966 vervangt. Volgens de nota van toelichting geeft artikel 24, onderdeel a, van het eerste lid in eenvoudiger bewoordingen het verbod van artikel 83, oud, weer.
11. Artikel 83, aanhef en onder a, van het RVV 1966 (oud) luidde, voor zover hier van belang, als volgt:
''Behalve in de gevallen waarin het tot stilstand brengen van een voertuig verboden is, is het parkeren bovendien verboden:
a. bij een kruising of splitsing van wegen op een afstand van minder dan 5 meter van de rand van de rijbaan van de zijweg of van het verlengde daarvan''.
12. Het hof stelt voorts vast dat, evenals in artikel 24, eerste lid, aanhef en onder a, van het RVV 1990, in artikel 23, eerste lid, onder a, van dit reglement het begrip kruispunt wordt gebezigd. Artikel 23, eerste lid, aanhef en onder a, RVV 1990 verbiedt het laten stilstaan van een voertuig op een kruispunt.
13. In zijn arrest van 20 mei 1997 (gepubliceerd in Verkeersrecht 1998, 37) heeft de Hoge Raad ten aanzien van het begrip 'kruispunt' in artikel 23, eerste lid, aanhef en onder a, van het RVV 1990 het volgende overwogen:
''Indien hij heeft geoordeeld dat ingeval van een kruising of splitsing van wegen de ‘afrondingen van de hoeken’ — waarmee de kantonrechter kennelijk het oog heeft de rond de hoeken gelegen weggedeelten — steeds tot het kruisingsvlak, te weten het weggedeelte dat aan die wegen gemeenschappelijk is, moeten worden gerekend, heeft hij miskend dat die opvatting in zijn algemeenheid niet als juist kan worden aanvaard. De vraag of een weggedeelte tot het kruisingsvlak behoort dient aan de hand van de strekking van art. 23 RVV 1990 te worden beantwoord en kan verschillen al naar gelang de ligging van de desbetreffende kruising of splitsing van wegen.''
14. Het hof komt, op basis hiervan, tot het oordeel dat het standpunt van de verbalisant, dat gemeten moet worden vanaf het einde van de afronding van de hoeken in zijn algemeenheid niet als juist kan worden aanvaard. Aangezien de ligging van het kruispunt, in relatie tot de strekking van artikel 24, eerste lid, onder a, van het RVV 1990, in dit geval evenmin daartoe noopt, moet worden vastgesteld dat in dit geval geen sprake is van overtreding van dit artikelonderdeel.
15. Het hof overweegt ten overvloede dat in een geval als dit mogelijk sprake kan zijn van overtreding van artikel 5 Wegenverkeerswet 1994. Dit dient dan -anders dan hier- door middel van feiten en omstandigheden te worden onderbouwd.
16. Gelet op vorenstaande is de gestelde gedraging niet verricht. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter daarom vernietigen en doen wat de kantonrechter had behoren te doen, te weten - met gegrondverklaring van het beroep daartegen - de beslissing van de officier van justitie en de inleidende beschikking vernietigen. De door de betrokkene betaalde zekerheidstelling dient te worden gerestitueerd.
17. Namens de betrokkene is verzocht om vergoeding van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Naar het oordeel van het hof komen de gevraagde kosten voor vergoeding in aanmerking. De vergoeding van kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand is in het Besluit proceskosten bestuursrecht forfaitair bepaald per proceshandeling. De gemachtigde van de betrokkene heeft de volgende proceshandeling verricht: het verschijnen ter zitting in hoger beroep. Aan het verschijnen ter zitting dient één punt te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt per 1 januari 2018 € 501,-. Gelet op de aard van de zaak past het hof wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toe. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 250,50 (=1 x € 501,- x 0,5).