ECLI:NL:GHARL:2018:292

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 januari 2018
Publicatiedatum
10 januari 2018
Zaaknummer
WAHV 200.180.958
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Beswerda
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van sanctiebeschikking wegens onvoldoende bewijs bij roodlichtcamera

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft een administratieve sanctie van € 230,- die aan de betrokkene was opgelegd wegens het niet stoppen voor een rood verkeerslicht op 3 februari 2015. De betrokkene, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter die het beroep ongegrond had verklaard. De gemachtigde voerde aan dat de gegevens van de camera niet klopten en dat deze niet als bewijs konden worden gebruikt. Het hof heeft vastgesteld dat de gegevens op de foto's slecht leesbaar zijn en dat er afwijkingen zijn tussen de gegevens in de databalk op de foto's, de gegevensbalk onder de foto's en het zaakoverzicht van het CJIB. Het hof oordeelt dat het dossier onvoldoende basis biedt voor de vaststelling dat de gedraging heeft plaatsgevonden. Daarom heeft het hof de sanctiebeschikking vernietigd en het beroep gegrond verklaard. De beslissing van de officier van justitie en de inleidende beschikking zijn eveneens vernietigd, en de betrokkene krijgt zijn zekerheidstelling terug.

Uitspraak

WAHV 200.180.958
10 januari 2018
CJIB 187542516
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland
van 9 november 2015
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [B] ,
wonende te [A] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard.
Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 230,- opgelegd ter zake van “Niet stoppen voor rood licht: driekleurig verkeerslicht”, welke gedraging zou zijn verricht op 3 februari 2015 om 09:57 uur op de Europaweg thv ov-halte Petrus Campersingel te Groningen met het voertuig met het kenteken [00-YY-YY] .
2. De gemachtigde, ten tijde van de gedraging de bestuurder van het voertuig, voert aan dat de kantonrechter zijn argumenten onvoldoende heeft meegewogen. De door het OM aangevoerde gegevens van de camera wijken dusdanig af van de werkelijkheid dat zij niet als bewijsmateriaal mogen worden aangevoerd. Zo is er een verschil tussen de aangevoerde roodlichttijden en de gereden snelheid. De gemachtigde is van mening dat de zaak moet worden geseponeerd vanwege ondeugdelijk bewijsmateriaal.
3. In WAHV-zaken biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.
4. Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in:
“De overtreding is geautomatiseerd met roodlichtapparatuur met twee foto's digitaal/fotografisch vastgelegd.
Foto 1: het betreffende voertuig activeert de radardetectie of de lus achter de stopstreep van het rode verkeerslicht. Op het moment van constatering brandde het rode licht reeds 1 seconden.
Foto 2: circa een seconde later. Op foto 2 is duidelijk te zien dat het voertuig verder is gereden.
De geeltijd van deze constatering is zichtbaar op de flitsfoto.”
5. In het dossier bevinden zich voorts twee foto's van de gedraging. Op de eerste foto is te zien dat het verkeerslicht rood licht uitstraalt en dat een voertuig met het kenteken [00-YY-YY] met zijn voorwielen op de stopstreep staat. Op de databalk op deze foto staan de geel- en roodtijden vermeld, maar door het gebruikte lettertype zijn deze niet goed leesbaar. Er lijkt in deze databalk te staan dat het verkeerslicht op dat moment gedurende 1.0 seconde of 3.0 seconden rood uitstraalde en dat de geellichtfase 2,0 of 2,9 seconden bedroeg. De intervaltijd bedroeg 0.0 seconden.
Onder deze foto bevindt zich voorts nog een gegevensbalk met als koptekst "Zaak Gegevens (Automatisch)". In deze gegevensbalk staan (naast een correcte datum, tijd en kenteken) vermeld dat de snelheid 0 km/h bedroeg, dat de roodtijd 1.0 seconde bedroeg en de geeltijd 0.0 seconde. De geeltijd wijkt dus af van de gegevens in de databalk van de foto.
6. Op de tweede foto is te zien dat het voertuig met bovengenoemd kenteken het rode verkeerslicht voor rechtdoorgaand verkeer geheel is gepasseerd. Op de databalk op de tweede foto staan in hetzelfde slecht leesbare lettertype enkele gegevens vermeld. Er staat onder meer dat het voertuig reed met een snelheid van 23 km/u, dat de geeltijd hetzij 2,0, of 2,8 of 2,9 seconden bedroeg (getal na de komma is slecht leesbaar), dat de intervaltijd 2,2 seconden bedroeg en dat de roodtijd 3, (onleesbaar) seconden bedroeg.
Onder deze foto bevindt zich eveneens een gegevensbalk met als koptekst "Zaak Gegevens (Automatisch)". In deze gegevensbalk staan dezelfde gegevens vermeld als in de gegevensbalk onder de eerste foto.
7. Het hof stelt vast dat de gegevens in de databalk op de foto's slecht leesbaar zijn, dat de gegevens in de daaronder opgenomen gegevensbalk afwijken van de gegevens in de databalk (voor zover leesbaar) en dat de gegevens in het zaakoverzicht van het CJIB (het resultaat van de administratieve verwerking van de digitale registratie) ook weer afwijken van deze gegevens. Zo is in het zaakoverzicht vermeld dat de tweede foto circa een seconde later is genomen, terwijl de databalk spreekt over 2,2 seconden. Bovendien is in het zaakoverzicht in het geheel niet vermeld wat de geeltijd bedroeg, maar wordt hiervoor verwezen naar de flitsfoto, die daarover tegenstrijdige informatie verschaft.
8. De gemachtigde heeft van meet af aan aangevoerd dat de gegevens op de foto's niet kloppen (onder meer op het punt van het aantal seconden geel- en roodtijd) en niet als bewijs kunnen worden gebruikt. De officier van justitie noch de advocaat-generaal heeft hierin op enig moment aanleiding gezien duidelijkheid te verschaffen of nadere informatie in te winnen op dit punt. Naar het oordeel van het hof biedt het dossier bij deze stand van zaken onvoldoende basis voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Het hof acht het niet geraden om in deze fase van de procedure alsnog nadere informatie op te doen vragen met betrekking tot de geel- en roodtijd van het verkeerslicht en de intervaltijd.
9. Nu de gedraging niet vast is komen te staan, is de sanctie ten onrechte opgelegd. Het hof zal daarom de beslissing van de kantonrechter vernietigen, het beroep gegrond verklaren en de beslissing van de officier van justitie alsmede de inleidende beschikking vernietigen.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie d.d. 21 april 2015, alsmede de beschikking waarbij onder CJIB-nummer 187542516 de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de WAHV tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal aan hem wordt gerestitueerd.
Dit arrest is gewezen door mr. Beswerda, in tegenwoordigheid van mr. Landstra als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.