Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
verweerster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de ouders over hun minderjarige dochter, [de minderjarige1]. De moeder, die in hoger beroep ging, verzocht om de beëindiging van het gezag van haar te vernietigen en om de benoeming van de grootmoeder (oma vaderszijde) als voogdes aan te vechten. De rechtbank Noord-Nederland had eerder op 9 mei 2017 het gezag van de ouders beëindigd op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming, die zich zorgen maakte over de opvoedingssituatie van de minderjarige.
De feiten tonen aan dat [de minderjarige1] sinds haar geboorte onder toezicht staat van de Jeugdzorg en in een pleeggezin is geplaatst. De ouders hebben een problematische voorgeschiedenis, waaronder vermoedens van drugsgebruik en een onbetrouwbare opvoedingssituatie. De grootmoeder heeft de zorg voor [de minderjarige1] op zich genomen en het hof oordeelt dat zij een betrouwbare en voorspelbare opvoeder is. Het hof benadrukt dat de belangen van het kind voorop staan en dat het noodzakelijk is om stabiliteit en continuïteit in de opvoeding te waarborgen.
Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het gezag van de moeder over [de minderjarige1] is beëindigd en de grootmoeder als voogdes is benoemd. De beslissing is genomen in het belang van de ontwikkeling en het welzijn van [de minderjarige1], die inmiddels al geruime tijd bij haar grootmoeder woont en zich goed ontwikkelt.